Rondom de Landbouwschool

In verband met het feit, dat ieder jaar enkele gewassen moeten worden overgezaaid wegens te diep zaaien, lijkt het ons wenselijk op deze plaats een en ajider te zeggen over de diepte van zaaien.

B;J uitzondering blijft het uitgestrooide zaad op de grond liggen. Zo mogelijk zal men het met aarde willen bedekken, hetzij dadelijk bg het zaaien door de machine, of later met behulp van egge, rol of sleep. In beide gevallen is het de vraag, hoe diep moet het zaad ondergebracht worden? De kieming van het zaad komt tot

De kieming van het zaad komt tot stand met behulp van het reservevoedsel, dat in het zaad is opgehoopt en onder invloed van de drie kiemingsvoorwaarden: water, lucht (zuurstof) en warmte. Over de hoeveelheid reservevoedsel beslist de grootte van het zaad; over de wijze, waarop aan de kiemingsvoorwaarden kan worden voldaan, de natuurlijke gesteldheid van de bodem. Met beide omstandigheden, de grootte van 't zaad en de natuurlijke gesteldheid van de grond, dient men bij de bepaling van de diepte van zaaien rekening te houden.

Grote zaden, zoals bonen en erwten hebben veel reservevoedsel, dat bij de kieming veel water eist, wat beter te vinden is in de diepere, dan in de bovenste lagen van de grond. Ze moeten dus vrij diep gezaaid worden, wat aan de andere kant geen bezwaar oplevert, daar de grote hoeveelheid reservevoedsel ze in staat stelt een lang onderaards stengeldeel te vormen, dus door een dikkere aardlaag heen te dringen.

Kleine zaden, zoals lijnzaad, klaverzaad, uien, suikerbieten en vooral sojnmige graszaden hebben te weinig reservevoedsel om bij een zware bedekking met aarde de stengel boven de grond te brengen. Ze moeten en mogen ook wegens het geringer waterverbruik bij de kieming, ondieper gezaaid worden. Mag men uit het bovenstaande afleiden, dat in 't algemeen kleine zaden ondiep, grote zaden dieper gezaaid moeten worden, toch is dit volstrekt geen reden om grote zaden zo diep onder te brengen, dat al het reserve voedsel verbruikt wordt voor het vormen van een lang onderaards stengeldeel. Integendeel; door die grote diepte gaat veel kracht nutteloos verloren en het kiemplantje komt uiterst zwak voor de dag, Doel moet dus zijn zo ondiep te zaaien als de omstandigheden veroorloven en liever te ondiep dan te diep. Er blijven dan nog voorraadstoffen over, die later kunnen worden gebruikt, wanneer de jonge plant, ofschoon door goede ontwikkeling van wortel en stengel wel in staat zich zelf te voeden, daarin verhinderd wordt door invloeden van buiten, zoals slechte weersgesteldheid enz. De natuurlijke gesteldheid van de bodem heeft invloed op de diepte van zaaien, aangezien zij beslist over het al of niet voor handen zijn van de kiemings voorwaarden, in ons klimaat voornamelijk water en lucht (zuurstof). Hoe die per men zaait, des te ruimer de watervoorziening maar des te geringer de toevoer van lucht. Op gronden die voldoen­ de water bevatten, zoals zware Welgronden, zaait men ondieper dan op de lich­ tere, droge gronden. Dit voorjaar zal de grond zeker voldoende water bevatten, en zal er meer behoefte zijn aan lucht en warmte. Zo ondiep mogelijk zaaien geeft ook nog andere voordelen. Het beperkt In het algemeen de vreterij van Insecten, welke in de grond leven, daar de ondiep gezaaide plant spoediger in 't bezit is van een krachtig wortelstelsel en daardoor des te eerder de eerste hulpbehoevende en gevaarlijke levensperiode achter de rug heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen