Folklore en taal!
Naar aanleiding van het gezegde „het land mot pokke in maezele" merkte een der lezers op, dat men ook van mensen zegt: „ze motte pokke in maezele" met de betekenis van: ze moeten aJles meemaken om door schade en schande vrqa te worden. Ook kreeg ik nog de spreekwoorden
Ook kreeg ik nog de spreekwoorden „Al den tied laet z'n koren op 't veld" dat wil zeggen: wie niet op ztjn zaken past, doet zichzelf nadeel; men moe zorgen, dat alles op zijn tijd gebeurt als men goede zaken wil maken. „Hie kom niet boven gras of koren" betekent: hij gaat niet vooruit in zijn zaken, 't bl^ft maar tobben.
Laten we nu naar de „weije" gaan In Goeree spreekt men van gorsweijen, in Plakkee zegt men gras. 't Gors is daar het buitendijks liggende grasland langs het Haringvliet. Alle grasland samen is het „geweid": hie heit 'n gropt geweid, 't is 'n goed geweid. In de ,,gorsweijen jaagt men de „beesten (vee) en de ,,paeren." Vaarsjes worden vaak beêsjes genoemd. „Een klein kind noemt men ook een klein beêsje. Soms is het nodig een „drienkstal" te maken, d.i. een afgestoken aflopende gelegenheid naar een sloot, waar de dieren kunnen drinken. In sommige weiden zet men een „schuurpaele", waaraan de dieren zich kimnen ,,schurke" of „schüre", as ze joekte (d.i. jeuk) hebben. „Ik laete me niet voor schuurpaele gebruke" betekent: ik laat me niet allerlei onaangenaamheden welgevallen.
In 't voorjaar worden de hekken op de dammen geplaatst en de palen en „vleukjes" aaji de slootkant in orde gemaakt. Men noemt dat „go6 heine." De „vleukjes" zijn aan de vaste zijkanten van de weideafsluiting naast het hek bestaande uit palen en planken. Een slipjas noemen ze daarom een „jas mit vleukjes."
Een gedeelte der grasweiden wordt gemaaid om hooi te krijgen voor de winter. Men noemt dat slaghooi. Vroeger maalde men met de „zeise", tegenwoordig met het mesien. Het hooi kwam op joótjes te liggen; na een paar dagen werd het met een „houten rieve" of „hooirieve" gewend. Was het geschikt dan werd het „an de rik" gedaan en op „hoapen' gezet, die dan later ,nae binnen edae wiere." Het gras groeit weer uit; dat nieuwe gras noemt men de „naeet" en zo'n wei 'n etweye. Voor de paarden zijn de „kloaverweflen." Men onderscheidt „brune kloavers" (rode klaver) en „luzerne kloavers." Kloaverhooi wordt „an bossen" gebonden, 't „slaghooi' wordt los vervoerd. Vaak wordt een tweede oogst klaverhooi gewonnen, „de tweede slag.' Men kan de uitgegroeide klaver ook laten afweiden door de melkkoeien of onderploegen als groenbemesting. Koeien, die in een natte klaverwei komen, vertrappen meer dan ze eten; men zegt wel eens: „ze ete deer mit vuuf bekken" denk aan de vier poten.) Soms krijgen de koeien de blaere," als ze in de verse klavers lopen; dat zet het lichaam erg op en de dieren gaan dood.
Veel last veroorzaken koeien, die uit de wei lopen. Vaak wordt zo'n wegloper „gekoppeld" aan een kalmer dier. Loslopende koeien kan de politie „schotte", dat wil zeggen: opbrengen. Vroeger had men in Goedereede de „schottekooie", tegenwoordig is er geen. Na betaling van het „schotgeld", een boete dus, kreeg de eigenaar zijn koeien terug. Zijn er nog schottekooien op 't eüand?
Hie is uut 't schot ebroke betekent: hij gaat uitgelaten te keer, hij voelt zich vrij van dwang.
Een oude boerenwagen (boerewaegen) bestaat uit een voorstel met de zw«ke. Dit voorstel was draaibaar, waarbig de zweke naar een zijde uitstak, als de wagen naar links of rechts draaide. Vooraan was een sleuf, waarin ,,den boam" of „droaiboom" stak. Met de „iezdere" pinne" wordt het „waegentouwe" er op gestoken. Aan het waegentouwe zitten de „zwingen," waaraan de „stringen" (strengen) vastgemaakt worden. Het achterstel zit met de ,,lange waegen" vast. Aan de wielen onderhoudt men „den bos" (naaf), de „vellingen" (velgen) en den band. Ze draaien om de assen, die met „waegensmout" gesmeerd worden. Af en toe zegt de knecht: ik mot de waegen nog smoute. De „boomplanke" ligt op de wagenstellen. Op de wagenstellen staan de „rongeblokken", waarin de „ronge" steken. Tegen de iezere rongen staan de ladders, die voor en achter in een „tuite" eindigen. Over de achtertuiten heen is de „overloap." Btj 't hooi en korenmennen legt men burries over de ladders heen en voorop de wagen is de „gek" (een houten, naar boven smaller wordende ladder.) Bij het zand en bietenmennen zet men een „voor en achterkrat" in de wagen. Da worden op de ladders nog ,,schrootje gezet. Bij het „misriejen" gebruikt me aparte „misladders." De paarden worden aan de wage
De paarden worden aan de wage vastgezet met „stringen", die bevestigd zfln aan het „greêl (gareel.) Ze gaan door „den ofgangh" en worden vastgemaakt met „knevels." De zijkanten van 't greêl heten de „vrongen." Het hampaerd (handpaard) loopt links, het „roepaerd" ('t vandehandse paard) rechts 't Roepaerd staat nog met de „loeje aan het wagentouw vast en is verbonden met het hampaerd, dat eigenlijk alleen bestuurd wordt. De liene (de leidsels) gaat door de „klippels" van 't greêl naar den toam"; het ijzer in d bek „heet het „bit", de teugel van ' handpaard is de „loaper". De leren scheden om de strengen heten de „hozen" Met de „koppelkettink" zijn de paarden aan „den droaiboam" verbonden. Bij het ploegen zijn de paarden ge
Bij het ploegen zijn de paarden gespannen aan een „ploegtouwe", dat me een haak aan de ploeg bevestigd is. D ploeger heeft maar één leidsel, de „ploegline" om 't hampaerd te stieren" 't roepaerd zit met „den helder" aan 't eerste vast.
Met „den helder" (halster) worden de paarden in de stal vastgezet; ook bestuurt men ze er mee, als ze in de we gebracht worden. Nu nog enkele spreekwoorden, die
Nu nog enkele spreekwoorden, die met het behandelde verband houden: Ze sto6 den heêlen dag in 't greêl d.i. ze zijn de hele dag aan 't werk. Alg Ned. in touw zijn.
Ze motte deer deur 't greêl kieke: ze motten daar hard werken, net als paarlen, die gareel om de hals hebben.
Een paard dat een beetje dartel is slaat z'n poot wel eens over de streng Pig. zegt men van iemand, die af en toe wat veel uitgaat; hie slaöt wel es over de stringen.
over de stringen. „De stringen stoö strak" betekent dat er flink wordt aangepakt.
„Hie hei nog nooit een stringe recht etrokke zegt men van iemand: ,die nog niet veel in z'n leven gedaan heeft.
Als het ,,roepaerd" (het vandehandse) wat dartel is, zet men de ,,loeje" wat korter, waardoor het meer in bedwang gehouden wordt. Als iemand zijn kinderen of bedienden veel vrij geeft, waardoor ze vrij worden, zegt men; Je mot de loeje wat korter zette.
Men begrijpt nu ook wel het gezegde: Ja mot ém wat straffer op de loeje zette. 't Schuum komt boven de hozen bet.
't Schuum komt boven de hozen bet. dat er zwaar en hard gewerkt wordt. (Men denke aan zwetende paarden.) 'k Zal 'n wel in den helder nemen zegt men van een zoon of jonge kerel, die men in een zaak opleidt. Een jong paard begint men ook met een halster aan doen, als het moet leren werken. Als de boer de paarden in de wei brengt, strikt hij ze bij 't hek, den helder of"; Ze zijn dan vrij. „Iemand den helder ofstrike" betekent: iemand uit z'n dient ontslaan, wegjagen.
„Den heêlen dag in 't haem stoó," d.i. de hele dag in touw zfln. „Kort in de stringen stoó." Een paard, dat kort in de striengen gezet wordt, kan niet veel malle sprongen maken. Als men zijn kinderen of ondergeschikten niet veel vrijheid laat, zet men ze kort in de strengen.
'k Zal 'n wel inspannen betekent: Ik zal hem wel geven wat hij nodig heeft om te beginnen, bv. een zaak of als hij gaat trouwen. Men gebruikt ook uitspannen. Deze of gene spant z'n eigen uut voor de klnders.
P. DEN EERZAMEN, Wassenaar Wittenburgerweg 32.
Lüchtpostpakketten voor porto rico
Met Ingang van 1 Mei a.s. kunnen luchtpostpakketten worden verzonden naar Porto Rico. Het maximum gewicht bedraagt 10 kg.
MEIINVENTABISATIE 1951
De aandacht van landbouwers, veehouders en tuinders wordt er op gevestigd, dat van 7 t.m. 26 Mei e.k. wederom de grote Inventarisatie van Landen Tuinbouw zal worden gehouden. Uitgezonderd enkele tuinbouwcentra zullen alle geregistreerden worden opgeroepen om op zitdagen de gegevens, die zullen worden gevraagd, te verstrekken. Door de C.C.D. zal een intensieve controle worden uitgeoefend op de juistheid van de opgaven, teneinde een inzicht te krijgen in de betrouwbaarheid van de Meiinventarisatie.
Daar iedereen overtuigd zal zijn van het nut van deze Inventarisatie, doen wy een dringend beroep op allen om op tijd op de zitdagen te komen en de gevraagde gegevens juist te verstrekken. Voor het slagen van de Inventarisatie is aller medewerking onontbeerlijk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 mei 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's