Hollsbergers
Na enige jaren werden Mieke en Berend te oud voor die bijeenkomsten en moesten zij de club wel verlaten. Maar hun gaan naar het lokaal was nu zo'n gewoonte geworden •— en op het dorp werd er niets van gezegd, althans Harm bemerkte het niet — dat ziJ, zonder veel woorden, voortaan de wekelijkse samenkomsten voor de volwassenen gingen bezoeken.
Er werd gezaaid, onverdroten. Er viel zaad bij de weg. De vogelen des hemels pikten het op. Die bezoekers verdwenen. Er viel ook zaad in de akker, maar het had geen diepte van aarde, dus verstikte het. En deze bezoekers hielden het langer vol, maar op de duur trok het dorpsleven met al zijn begeerlijkheid. Er viel ook zaad, dat wel diepte van aarde had en vruchten deed zien, zij het schuch ter. Tot die vruchten behoorden Mieke en Berend, de dochter van bakker Harm Janse en de pleegzoon van de bakker. De pleegzoon! Lang was de ware verhouding voor Berend verborgen gebleven. Op het dorp werd er niet van gesproken. De kinderen van zijn leeftijd wisten niet beter, of hij was een broertje van Mieke en Aldert. En Harm en Tlne repten er met geen woord van. 't Was töd genoeg, als het zover was.
Natuurlijk had Aldert, die op de hoogte kwam door de dienstbode, alle plannen verijdeld. Dat geheim was een kolf je naar zijn hand. En toen hij eens ruzie maakte met Berend en deze van zich afbeet, verweet Aldert hem ziJn afkomst Als van de bliksem getroffen, hoorde Berend dit aan, niet begrijpend en niet gelovend. Aldert hield vol. En Berend waa tenslotte naar zijn vader gegaan, om de juiste toedraicht te vernemen. Toen had Harm rondweg verteld dat
Toen had Harm rondweg verteld dat het waar was wat Berend vertelde. De teleurstelling was aanvankelijk pijnlijk geweest, maar Berend had ingezien, dat er niets aan te veranderen viel en hij was tenslotte „vader" en „moeder" nog meer gaan hoogachten en liefhebben. Zij hadden zich over hem ontfermd en nooit laten merken, dat hij een vreemde voor hen was Met nog meer inspanning deed hij in de bakkerij zijn uiterste best, op die 'Wijze ziJn dankbaarheid tonend. Er veranderde verder niets.
Achter zijn broodkar piekerde Berend over Mieke: moest die nu sterven? Welk een verdriet voor vader en moeder, het meest nog voor vader! Ja, hij geloofde dat Mieke naar do hemel zou gaan, Berend was er van overtuigd, zo jong als hij was. Zg boog de knieën en hij deed het ook. Hij bad ook nu herhaajdelijk voor vader, die al zoveel verdriet van Aldert had. Maar het scheen, dat zijn gebed niet verhoord werd.
Dan herinnerde hij zich, hoe dominê Zelleven eens had uiteengezet, dat gebeden lang niet altijd verhoord worden. „Wij bidden", zo had hij gezegd, „vaak niet, zoals God 'wil. En Hij weet alleen, wat goed voor ons is. Daarom moeten wij er altijd met mond en hart bijvoegen: Uw 'wll geschiedde. En niet In opstand komen, als de Heere anders met ons handelt dan wij wensen".
,,Een groot brood, Berend. Hoe gaat het met Mieke? Niet best hé?"
Onder zijn piekeren had Berend gedachteloos bil een klant aangebeld. Daar was weer die vraag. „Neen, niet best, vrouw".
„'t Is toch wat te zeggen: zo jong nog. Maar ja, 't was altijd een slap kind van d'r geboorte af. Je staat er nog ver baasd van, dat ziJ nog zo oud geworden is". „Mens, houd op!" wilde Berend wel
„Mens, houd op!" wilde Berend wel schreeuwen. Maar hij deed het niet, liet het vrouwmens kletsen.
"'t Is sneu voor de bakker. Ook voor zijn vrouw. Maar zfl had niet veel aan het kind. Toch blijf je er moeder over, daar niet van".
Berend zei niets. Hij jachte, om weg te komen. Dat dat mens nu juist zo naar geld moest zoeken! Dat was natuurlijk opzet. Zij wilde eens over Mieke praten. Maar op hem zou ze ggen vat hebben.
HiJ ging verder met zijn kar, al maar jachtend. Om gauw van de klanten en hun praatjes af te zijn. Hij mocht dan altijd even met Mieke praten, 't Was meestal alleen even kijken. Want Mieke had niet veel praatjes. Zij was óf buiten kennis óf glimlachte alleen maar, als zij hem zag. Toen hij thuis kwam, was de dokter
Toen hij thuis kwam, was de dokter er weer geweest. Juist vertrok hiJ. Harm liet hem uit. En Berend hoorde dokter Allersma zeggen:
„De mensen spreken wel eens van wonderen. Ik geloof er niet aan. Maar als ze er zijn, dan moet hier een wonder gebeuren, Janse. Anders is het meisje niet meer te redden. Dokters staan hier machteloos". Harm kreunde hoorbaar.
,,Ze sterft, Berend", zei hiJ, toen de dokter weg was.
„Er kan nog een wonder gebeuren, vader".
Harm haalde de schouders op. Zulke praat was voor hem latijn. ,,Mag Ik even gaan?"
,,Natuurlijk, jongen. Morgen kan het misschien niet meer".
Harm liep naar de bakkerij. Aldert was nog niet terug. Die had korter route dan Berend, maar bleef veel langer weg. Als je ook voorbij Klaasman moet Zijn vader leunde tegen de trog. In Harms ogen brandden tranen. Hij voelde zich ellendig. De dood van zijn vader had hem niet beroerd en toch hield ht) veel van zijn vader. Het sterven van ziJn moeder, zo plotseling, had geen verdriet bezorgd, alleen moeilijkheden, omdat hij alleen bleef. Maar dit kind, vlees van zijn vlees en bloed van zijn bloed, dit meisje, dat de vreugde van zijn leven was, vooral ook, omdat Aldert hem zo'n verdriet bezorgde, dit geval ging hem door merg en been. Het deed hem verteren van onrust. En hij kon maar niet begrijpen, dat Tlne er zo, ogenschijnlijk althans, onverschillig onder bleef. Zij had de vorige avond zelfs opgemerkt dat het kind veel beter uit haar lijden kon zijn. En dat de moeder! Was dat nu een gevolg van het feit, dat zij Aldert het meest liefhad? Kon zij niet hebben, dat Harms hart altijd naar Mieke uitging? Op het erf ratelde een kar; Aldert
Op het erf ratelde een kar; Aldert kwam terug, vlugger toch dan anders. Het brood, dat hij over had, bracht de jongen in de bakkerij, even vei'baasd starend naar zijn vader, staande bij de trog en geen woord zeggend. Tegen zijn gewoonte, ging Aldert aan het werk. „Moet je niet naar Mieke?" vroeg Harm.
„Wat heb je d'r an?" vroeg Aldert onverschillig. ,,Ze zegt toch niks". „Morgen kun je het niet meer", zei Harm, verwijtend. Hij sprak op zachte toon; in normale omstandigheden had hij de jongen bij zulk soort antwoord niet mals de wetten gelezen. Aldert was stomverbaasd van het antwoord en de toon, waarop het gegeven werd. „Is het dan erger?" vroeg Wj, nuto« belangstellend. , „Het kan niet erger", zegt de doKW
„Het kan niet erger", zegt de doKW Aldert zweeg. HiJ stond er vreemd K genover. Heel veel kon het hem ookm« schelen. Zoveel hield htj niet van Mie"*' die hem zo nu en dan zijn veikeerde | drag onder het oog bracht. . Toen Mieke Berend zag bin"«n'"',7'i
Toen Mieke Berend zag bin"«n'"',7'i glimlachte zij en stak de magere m uit.
,,Hoe gaat het nu, Mieke?" ,,'t Gaat wel. Veel pijn." Hij wilde Iets zeggen, maar de wezigheid van moeder belette had zo graag van Jezus willen ge* Mieke zou hem verstaan hebben, het H' moeder hoorde liever niet van en iioeiH' de het onzin, daar een mens er tof" I beter van werd. „Berend?" „Ja, Mieke?" . p.
„Zou je de dominé eens W'^upm len? Ik wilde zo graag e«"» me .^er' praten en bidden. Ik geloof, m '^ •• iet ook' dokter «^ ven ga, Berend. Geloof jiJ het ook „'k Weet het niet. De dat het erg met je is." __ _ ._ „,a,, de ",>a7'i]r'?oeT het wel. Wil je,,"""' dominé ? Dominé Zelleven, hé. ^.^j, j Berend keek moeder aan. Di« ^ ^ 't Was, of ziJ van Mieke's vragen had gehoord. (Wordt vervolg«'
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 mei 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's