Holsbergers
da?l^l'.''^^\yan de Heiland van zon Miel; TLÏ"'^^'^ ^^^"^ ^^et woord tot wZ' M^' ^'°* Harm en Tine er niet «Jeo het^^' ^T luisterden. En z« von Än^r™^' ^^^ ^'«5^«' die in dagen glunkov,»!;! "'^'^ gesproken had, thans Stte h^l ^P ^^^"l^l^ig 1'iisterde en vaäe en ^'''J ^^"^ ^^loof ^1 voelden vond ML ^^r <ï^t niet zo aan. Tine 4 tÄf;"^ l^^^l ^^eemd doen. Och, weest MS f ^^° .buitenbener" geliiÄo^ ^^\ '^^^^ ^^""^-^ en wondtrmee nu?nv P^l ^'^ Nomine zich daar «é's Je S'^' ^^"^^ i"i. hoor, die domi WannenwS'V^ ^^\ ^^^ «^^^ "" praten Katoi'.r^^ ^^ ^^^ ^i"en en wat f«, ak Ä"^^«i Mieke goed te ^«"^oXpa^tl^^'"^"^"^
8»ed. Maar it '^ wegneemt, is het leven." • '^°" ^o graag nog blijven
len^nfet^*" ll'^begrgpen, ^ieke. Wijwil "»s deel i, hi "^^"^S Maar als Jezus ^"'^••a.'Äomt.^""*'^'''^»«**
„Dat ben ik ook niet, dominé. Maar voor vader en moeder " Harm pinkte een traan weg. En Tine
Harm pinkte een traan weg. En Tine keek strak voor zich heen. „We zullen het de Heere vragen, Mic
„We zullen het de Heere vragen, Micke. Hü is machtig, om je beter te maken. Maar je weet het, hé, onze gebeden worden niet altijd verhoord, lang niet altijd. Misschien ivil de Heere jou tot Zich nemen. En dan zal Hij wel voor vader en moeder zorgen, hoor.'" Dominé Zelleven bad, als een kind. Hij
smeekte om genezing. „Heere, Heere, dit meisje kan nog zo
„Heere, Heere, dit meisje kan nog zo tot een zegen gesteld worden. Red haar uit de kaken des doods, als dit verlangen overeen komt met Uw heilige wil. En zo niet, Heere neem haar dan tot U, veilig in Jezus armen. En wil Gij dan zijn met deze bedroefde ouders. Geeft Gij hun te verstaan, Heere, dat Gij hier werkt ook aan hun ziel. Wij weten niet, wat te bidden. Wij weten niet wat goed is hier. Gij alleen weet het. Uw wil geschiedde, Heere. Maar als het kan, geef hier nog genezing."
Zijn herderlijke taak was volbracht. Dominé Zelleven maakte niet meer een praatje. Hij zou het ook niet kunnen. Zijn gemoed was vol. Hier ging, als de dood een eind maakte aan deze ziekte, een jong meisje, tot voor enige jaren geheel onkundig van de weg des Heils, bUjmoedig de dood in.
In vol v»rtrouwsn op Gods beloften. Met een zekerheid, die tot beschaming en jaloersheid verwekte.
„Nu, Mieke, ik wil hopen en bidden, dat God ons gebed verhoort. Maar als dat niet TXI is dan hoop ik je eenmaal weer te zien daar, waar geen zonde en dus ook geen pqn meer is. De Heere zij met je, kind, als je door de doodsrivier moet." Harm kreunde. En Tine wist niet,
Harm kreunde. En Tine wist niet, hoe zij het had. Zij was ontroerd. Br za toch wel iets in! Maar wat? Hoe wa het mogelijk, dat die Mieke maar lag te glimlachen
Diezelfde avond rende Tine de trap af. Zij was even naar beneden geweest, om terugkerend, Mieke roerloos in bed te vinden. Toch was ze niet dood. Duidelijk zag zij haar ademhalen. Maar het was toch niet in orde, meende zij. „Berend, onmiddellijk naar de dokter",
„Berend, onmiddellijk naar de dokter", riep zij. „Mieke " Berend was al opgesprongen, ver
Berend was al opgesprongen, verschrikt. Even later ijlde hij weg. "Terwijl Harm en Tine weer terug liepen naar boven. „'t Is vreemd", moest ook Harm be
„'t Is vreemd", moest ook Harm bekennen. „Zó heeft zij nog niet gelegen. Geheel buiten kennis, geloof ik". „Dat is de dood", zei Tine.
Ondanks zichzelf huiverde zij bij die woorden. Dokter AUersma dacht niet anders,
Dokter AUersma dacht niet anders, of hö zou by een sterfbed staan, toen Berend hem halen kwam. Instantelijk trok hij mee.
Maar stom van verbazing stond hö bij het ledikant, waarop Mieke lag uitgestrekt. Berend had de stoute schoenen aangetrokken en was meegelopen. Aldert bleef onverschillig beneden
„Waarom roepen jullie mij?" vroeg de dokteir. Wat een vraag! Wïisie nou niet goed
Wat een vraag! Wïisie nou niet goed wijs!
„Ze sterft", zei Tine. „Dat ziet U toch?"
„Neen, dat zie ik juist niet. Ik zie heel wat anders mensen. Ze is in een vaste slaap gevallen. Zoals zjj in weken niet geslapen heeft. Dat kan haar redding betekenen".
Hij fluisterde. Harm keek hem als ver dwaasd aan. „Dokter, is het waar?"
„Natuurlijk. Anders zou ik het niet zeggen!" Dokter AUersma was weer van zijn
Dokter AUersma was weer van zijn verbazing bekomen en de ruwe van altijd, al meende hij het niet zo kwaad. Hij boog zich over Mieke en mompelde: „Onverklaarbaar". En dan: „Het kan nog in orde komen, mensen. Maar reken er niet te vast op, hoor. En nu allen naar beneden. Het moet hier dotodstil zijn. Laat haar slapen. Al was het uren". Zij verdwenen bfna geluidloos.
Zij verdwenen bfna geluidloos. „Dat is gebedsverhoring", dacht Berend gelukkig. Maar hij zei niets. Beneden gaf de dokter nog enkele wenken. Heel stil en voorzichtig moMt er zo nu en dan eens gekeken worden. Deze slaap kon lang duren. Die kon — de dokter was weer zo openhartig mogelijk, geheel tegen zijn gewoonte — ook overgaan in een doodslaap, al geloofde hij dat niet. Maar ze moesten op alles voorbereid zijn, dat spreekt.
De avond ging voorbij. En de nacht verstreek. Eerst zat Harm bij het bed toen Tine. Maar Mieke ontwaakte niet. Pas, toen het morgenlicht gloorde. „Waar ben ik?" vroeg zfl, „Ik voel mij zo uitgerust".
Hoofdstuk XII.
Aldert in het middelpunt. Klaas was op bezoek. Dat gebeurde niet te vaak. Doch zo nu en dan kwamen de broers met hun vrouwen bij elkaar. Harm en Tine gingen dan naar Laagheuvel, naar de smederij: Klaas en zijn vrouw, zij heette Janna, kwamen naar Holsberg. Er werd altijd een heel dagje van gemaakt.
Nu was Klaas op bezoek. En Janna had het druk met Tine, toen de mannen in de bakkerij aan het praten waren. Harm werkte die middag niet meer. Berend en Aldert waren met de karren op stap. Ala zij terug kwamen, hadden zij de bakkerg op te ruimen. De vrouwen zaten in de kamer. Mieke zou zovee mogelijk voor de winkel zorgen. Dokter AUersma had geiyk gekregen: nu zij de ziekte, die haar aan de rand van het graf had gewerkt, te boven gekomen was, werd zij met de dag — om zo te zeggen — sterker. Tante Janna en oom Klaas wisten niet, wat zij zagen! Was dat meisje Mieke? En dan lachte Mieke maar eens. Ja, zij was het echt. Zelf voelde zij zich sterker worden. En op haar wangen kwam kleur. Op het dorp was men er ook verbaasd over. Dus Mieke zorgde voor de winkel. En de beide vrouwen praatten in de kamer, wachtend op de mannen, om dan vóór het eten een glaasje te drinken. Een mens mag wel eens wat hebben. Natuurlijk. En ze waren feestelijk bg elkaar.
Maar toch niet zo feestelijk, of Tine zag er bezorgd uit en klaagde Janna haar nood.
„Och, ik wU niet zeggen, dat Aldert zo'n brave jongen is. Ver van dat. Maar Harm heeft hem altijd verkeerd aangepakt, dat is de zaak. Harm is te driftig. Hij kaffert de jongen onmiddellijk uit en slaat er op. Toen Aldert klein was, ging dat wel, maar nu jaapt Aldert terug " (Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 mei 1951
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's