Folklore En Taal!
. ^ijn bezoek aan Flakkee in verrmet mtin lezing voor het Streekeum is ""0° verzameling woorden „Itdrukkingen weer aardig uitge- , (jo)j begin ik enkele trouwe mede- «3 te krijgen, die er blijkbaar i m hebben. Ik ga nog even door t de landbouw om een en ander aan vullen. . „
DS èrrebeijers gingen vroeger alle- 1 mit de stlkzak". Wie die vergat, er niet best aan toe, vandaar het ejde om iets van lange duur t te drukken: „zo langk as 'n dag brood". Een poosje rusten noe- _e: een opkiekertje, even opkieke, t einde van de werktijd is „boldert". boereloiechts hebben een „tussenoft", waarin de paarden eten en rusjnoken. Als de mensen er 's avonds uit trekken om voor zichzelf d'r repels schoon te houwen of d'r juun den dorden, maken ze een aevendoofje.
De delen van de schrepel zijn: den M, den aerend en het blad; die van zeis: den boam, de dollen (die men tlioudt), het blad, den aerend. In anre delen van 't land noemt men den d (het deel, dat in de boom zit) de de hiel of de hom. Komen deze rden ook op 't eiland voor? Gaarne 'cht! Een lezer uit Menheerse schrijft, dat
Een lezer uit Menheerse schrijft, dat daar het wieden van onkruid voor vruchten boven zijn, „bolstere" noem. Is dat overal op 't eiland bekend ? vertelt me ook, dat ze het wieden (teenmeslentje „deurhaele of schrob- " noemen.
" noemen. ander wijst er op, dat men behalgewoon „waegentouwe" nog „'t ortswinge" voor één paard en een driepaerdswinge" voor drie paarden -ft. Dan gebruikt men op de boerderij
Dan gebruikt men op de boerderij j een „hoepkarre", d.i. een kar, die kan laten duikelen, een kipkar. l(man(' uit Achthuizen schrijft, dat 51 daar ten licht zadel voor één paard ,lid!fer' noemt. In Goeree noemt i de licht-'r dat deel van 't tuig, de burries hangen. Ik vergat [ te noemen: de kibbelkettink, het stel (het hoofdstel), de oagkleppen, buukrieme, de rikrieme en 't haem, t tegen de borst drukt en waaraan de engen bevestigd zijn.
ta de ploeg vergat ik de ploegvoet, aarop de ploeg van voren steunt (de (ie ploeg zonder ploegvoet was de „ba- ;e"). Bij het ploegen met een ewone ploeg moet men steeds rondomt zij men rikveurt of kantentt, niet de „wentelploege" is het ndrijden niet nodig en legt men de oren naast elkaar.
Het handvat van een spae, bot of ie is de klucht. Verder heeft men e stele en het blad, dat men van een a „den beitel" noemt. Het metalen tuk, waarmee het blad aan de steel zit !t de „vere". Bijzondere „spaên" zijn e meêspae (met lange beitel) en het isakerpeespaetje." Verder wees men er «op, dat de steel van de vluie (de vleel| de „staf" genoemd wordt.
Andere werktuigen op de boerderij ^ „de groaf", een grote bot om de Mst at te steken in de mestput; een "' 6", een grote houten hamer. Van ' met een groot dik hoofd zegt »: hie heit 'n kop as een slegge. Met " „mishaek" wordt de mest uit de stal in, ook van de wagen in 't land. ..gaffel" gebruikt men bij 't erwten SB om de bedden te keren. Men had "leger (en nog wel) verschillende Wten zeven: het „stofzeef" (met de Pte gaatjes), een „tèrrevezeef", een .Ptstezeef", en het ertezeef of kloót- V. Ken Flakkeese arbeider had me 'Maam „kruushout" opgegeven voor •«toestel, waaraan de zeef gehangen »rdt voor het heen en weer schudden, "".^weeër gaf me daarvoor de naam lelhaek". Men zei vroeger: tèrreve of !? ^'^^^^ inplaats van zeven, en ee °"t noemde men ook een zeel. De laatvertelde me ook, dat de arbeiders »«t „geêselpaerd" liever een steêne l~u^*° iezaere plaete hebben: de steen «M veel beter, d.i. men kan er meer »tfeis op uitslaan. Als maten werden 'worden gebruikt: de kop, de vuufkop, "„ ""dde (20 liter), een half mud en «nmud, allemaal van ïjzer, hoewel men !., "o'iten koppel had. Als een maat vLv^l' ^^'''^ ^'J afgestreken, wat heel wachtig gebeurde. Ook sprak men mw " ''^^ye tèrreve, d.i. een kwart
leC F°*^ Iweren hadden vroeger een aan i't v!°" ^'^' *'^°ep arbeiders in dienst; een ,A '^ ä'o"3 de voorman. Ze kre MI\T^ P^"^ ^^S bij 't wieden, re (»T ' ^^"^ konden ze niet werken »ttieS'S ^^^" ^°°''- ^» h«* „tèrreve ƒ jl™ J^'^^Sen ze ƒ 1.50, in 't najaar *'«der ^^ ^'' ^®®° werk meer, dan eeiiin ^® zonder meer ontslagen; de 'ïKtagen mochten in de winter dor „;; ä'ooten. De vrouwen, die mee "^gen "t?^P^l^" of June" of „peeë" ienfh "^^ertien stuvers." Kleine jonlag T!^°""*" met een kwartje per 'Ode L"^ ^^^ ^^^ ^"^^ van de dienstiter 4n |"'^en p. week, van een werk Da .f 50 centen per dag.
%ehm;.r®'^"^<='^ts" vsferden op 2 Febr. Novemh ™°'" ^^ weken, dus tot 24 dehurpn''' °P ^^ eerste datum gingen egen 7 "^°"' ^'P ^^ laatste „uut". Ze er één „t ^ gulden per week, waarvan ilC „ "^ ^1^6f, 40 „roeën" aardap "iet hJ°°^ iu,™"'' ^ W gulden en soms een hall half ^Wer 1 LT ^'^ dorden. Op 24 No' 2e 32 p.,^^"'" *^ afgerekend, dan kregen «trek gulden in d'r handen (ƒ 42 met 'PPellanrtf ** euWen voor 't aardband änd) Cl en ^'^ dan ^^" bleven zeïn in los ver 'fUari ° ^°^ de volgende 2e Fe
Knechts en arbeiders probeerden er wat bti te verdienen in avondschoof jes. door 't schoonhouden van een paar meen aan te nemen. De kinderen moesten zo gauw mogelijk mee verdienen als koeienwachter of als aankomend arbeider. Ze begoimen met een kwartje en eindigden met 70 cent, als ze geloot hadden. Dan stonden ze op d'r maximum met „vierdegulde vier", zoals men zei. Ieder had een tuintje, een „hof of hoofje" en probeerde nog een vèrrekje te mesten voor de winter. De vrouwen en kinderen gingen „aeren of aerepels leze" op de geo«?gste akkers. De boeren hebben „eige land" of „pacht
n De boeren hebben „eige land" of „pachtland". De pacht duurde vroeger 7 jaar. Men zei dan ook wel: om de zeve jaer komt de waereld te koap of te huur. Ieder probeerde zijn land weer „in te
Ieder probeerde zijn land weer „in te pachten" als het uit de pacht kwam, wat niet altijd lukte. Men moest het opleveren „bloóschoafs" d.i. nadat de oogst eraf was of in „kloavers". Het laatste jaar zaaide men dan klavers als „ongeirvrucht" en tarwe of vlas als „dekvrucht". De pachtprijs stond (of staat) meestal
De pachtprijs stond (of staat) meestal vast, maar bij een openbare verpachting werd er ingeschreven naar de „birmefiesie" (d.i. beneficie, de in het land aanwezige voedingswaarde voor de'planten). Veel land is verbrokkeld, gepacht door kleine keuterboertjes en arbeiders, soms ver van huis af. Wel zegt men: ,,voarre van 't wèrrek is duchte bie je schae", maar men wil land hebben. Gnder „onland" verstaat men moe
Gnder „onland" verstaat men moerassig, onbruikbaar land. In Goeree kent ieder het „tollandje", dat geheel opgereden is met zand en de klei van de „peekoaje". Niemand denkt nu meer aan onland hier. De lage moerassige slootkanten heten „eeuwkanten", waar veel riet en andere waterplanten groeien. Nog een paar gezegden en spreekwoorden: De boeren hè liever kluten as papieren
De boeren hè liever kluten as papieren d,w.z. liever bouwland dan effecten. Hie is voor Hendrik Haeke, d.w.z. hij moet arbeider worden. Hie mot de paeren in d'r gat kieke;
Hie mot de paeren in d'r gat kieke; hij moet boerenknecht worden. Hie mot op 't zift komme, d.i. hij moet gekeurd, onderzocht worden.
Hie heit een goed stal in goed voer, zegt men van iemand, die een goed onderdak heeft.
F. DEN ERZAMEN Wittenburgerweg 32 — Wassenaar
Wittenburgerweg 32 — Wassenaar
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 juni 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's