Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ontwikkeling der Hollandse visserij in de loop der eeuwen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ontwikkeling der Hollandse visserij in de loop der eeuwen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het buitenland trachtte men wel Hollandse vissers voor de eigen haringvisserij in te schakelen en ook kocht men wel Hollandse vissersschepen op, maar men kwam niet achter het geheim van de conserveermethode, omdat de in Holland bij het bedrijf geïnteresseerde en leiding gevende personen ten opzichte van dit punt wel zulke drastische maatregelen opstelden, dat geen visser het waagde uit de school te klappen.

In deze periode, die in de annalen van die tijd genoemd wordt: de bloeiperiode, werd de vloot sterk uitgebreid. De handel, welke van de Duitse handel niet behoefde te vrezen, omdat deze niet een product op de markt kon brengen, dat gelijkwaardig was aan het Hollandse product, poogde in Duitsland een groot afzetgebied te krijgen. En dit gelukte en zelfs in betrekkelijk korte tijd. Onder de regering van Philips van Bourgondië nam de scheepvaart der Hollanders in sterke mate toe, vooral met de landen rond de Noord- en Oostzee, maar ook naar Zuid-Europa (de zoutvaart, wijn en zuidvruchten.) De vaart naar het Oosten (de Oostzee) ondervond mettertijd grote moeilijkheden van de zijde der Duitse Hanze-steden en regeringen, die deze voortdurende uitbreiding van Hollandsche medediging met lede ogen aanzagen en daarvan deden blijken door daden van zeeroof. Hierom rustten de Hollanders, West-Priezen en Zeeuwen een oorlogsvloot uit ter bescherming van de scheepvaart en visserij. In een zware zeestrijd behaalden de Hollanders de overwinning en voerden als bewijs, dat zij de zee van booswichten gezuiverd hadden, een bezem in de mast (1438.) De toeneming van de ,,zoutvaart"

De toeneming van de ,,zoutvaart" stond in verband met de uitbreiding der haringvisserij. De haringhandel was wel met zulke grote sprongen vooruitgegaan, dat de zoutwinning in het eigen land, in de grote behoefte die er bleek te bestaan voor de conservering van haring, niet kon voorzien.

Uit hoeveel schepen de Hollandse vissersvloot in die periode bestond, weten we niet, maar een schatting, welke over de vloot in het begin van de 17e eeuw door naijverige buitenlanders werd opgemaakt, spreekt van 2000 ä 3000 schepen. Toch blijft het moeilijk om een enigszins betrouwbaar beeld van de vlootsterkte te geven. Als we alleen maar het verlies aa,n haringschepen in het tijdvak 1494—1514 van één vissersplaats, nl. Enkhuizen, releveren, komen we al tot 43 schepen met een gezamenlijke waarde van 89.700 gulden. Deze schepen werden grotendeels door de naijverige buren gekaapt. Ook kwam er een strijd in de eerste regeringsjaren van Karel V tussen de Hollanders enerzijds en de Friezen en Geldersen anderzijds om het bezit van de bloeiende West- Friese steden.

Berucht zijn hierbij de strooptochten van Maarten van Rossum, de „zwarte bende", die na in Medemblik geland te zijn (1517) heel Holland op last van Hertog Karel van Gelder rovende en brandende is doorgetrokken; de zeeschuimerij van de Fries ,,Groote Pier", die zelfs aan de Deense kust zijn luguber bedrijf uitoefende, kwam de .schipperij der West-Friezen op zware verliezen te staan en kostte menige visser het leven. Omstreeks 1560 begon de godsdienst

Omstreeks 1560 begon de godsdienststrijd, de vervolging van de aanhangers van Luther en van andere Hervormers. In de aanvang trad de overheid tegenover deze beweging gematigd op, maar na de Beeldenstorm (1566) volgde een strengere toepassing der plakkaten. Toen in 1567 Alva de regering over de Nederlandse gewesten overnam, werden velen, en de meest vooraanstaanden, in staat van beschuldiging gesteld. Volgens een aantekening vluchtten tussen 1567 en 1568 een 350 tal vooraanstaande mannen, waaronder vele handelaren en reders, naar Emden. Deze uitgewekenen steunden Prins Willem van Oranje in zijn pogingen om de Nederlanders te bevrijden van Alva's bewind. Trouwens, onder de bewoners der visserssteden waren veel Prinsgezinden.

Tijdens Alva's bewind ging liet met de zeevisserij bergafwaarts. Vele zeelieden en vissers gToepeerden zich in het geheim tot een groep illegale werkers die van geen wijken wist. Onder de naam van „Watergeuzen" hebben deze zeelieden een belangrijke rol gespeeld in het tijdvak van de Spaanse overheersing. En het was op 1 April van het jaar 1572 dat zij Brielle innamen.

In West-Friesland was het Enkhuizen, welke stad als frontierstede voor de Spanjaarden van zeer veel betekenis was, dat op 21 Mei van hetzelfde jaar de zijde van de Prins koos. Een jaar daarop bevochten de Spanjaarden onder Bossu de Hollanders in de onmiddellijke nabijheid van Hoorn en Enkhuizen. Na een korte maar verbitterde strijd van man tegen man, waarbij menig stoere visser het leven liet, werden zij verslagen. Er volgden echter nog vele jaren van

Er volgden echter nog vele jaren van moeizame, verbitterde strijd. Denken wij hierbij aan de pogingen om zich bij verrassing van een of meer Hollandse steden meester te maken (o.a. van Enkhuizen in 1574 en 1580.) Na het tijdperk der Spaanse overheer

Na het tijdperk der Spaanse overheersing kwam. er een tijdperk van vrede. En omdat Hollanders nu eenmaal van huis uit mensen zijn die van aanpakken weten, werd er dan ook weer met bekwame spoed gewerkt aan de uitbouw en herstelling der bedrijven. In 1614 werd de Groenlandse Compagnie, voor de uitoefening van de walvisvaart, opgericht. Mannen als Barents en Heemskerk hadden op instigatie van Plancius op hun fatale tocht met het doel een zeeweg naar Indië via de Poolzee uit te vinden, bij een in de IJszee liggende eilandengroep, die zij „Spitsbergen" noemden, vele walvissen ontdekt. En de Hollanders besloten al aanstonds om die ontdekking ten nutte te maken. Br kwam weer een tijdperk van glorie, want het ging ook weer met het haring-grootbedrijf de goede richting uit. Toch zou dit tijdperk niet van lange duur zijn, want er werden nieuwe staketsels opgeworpen die nu kwamen van de ziide van de kapers van Oostende en Duinkerken (omstreeks 1620—1640.) In 1625 brachten de Duinkerkers aan de Hollandse vissersvloot een enorme schade toe. Enk huizen verloor alleen in dat seizoen wel honderd haringschepen, die door de kapers genomen of tot zinken gebracht werden. In de periode 1636—1640 beleefden de Hollanders nieuwe rampen. Men was dan ook genoodzaakt om ter bescherming van de haringvloot oorlogsschepen uit te rusten. Maar niet tegenstaande deze bescherming, die grote offers van de Hollanders eiste, verloren zij vele schepen, haringschepen zowel als koopvaarders.

Na de door Tromp bevochten zege op de Onoverwinnelijke Vloot (1639) werd het met de veiligheid ter zee wat beter. Maar een nieuwe mogelijkheid werd de Hollanders daarna in de weg gelegd door de Engelsen onder Cromwell (Acte van Navigatie 1651). Door een woordvoerder van de Engelse vissers, Raleigh, die in woord en geschrift steeds gewezen had op de taktlooslieid van de Engelse vissers die, zonder enig" protest te laten horen, toelieten dat de Hollanders in de ,,Britse wateren" kwamen vissen, kwamen de Eng'else vissers en handelaren in beweging. Zij drongen er bij hun regering dan ook op aan de Hollanders tol te laten betalen voor de visserij. De Hollanders inoesten jaailijks, dit eisten zij, voor het recht om in deze gebieden te vissen, 30.000 gulden betalen. Hoewel de Engelse koning' zich beriep op het vroeger door Eduard 1 verleende privilege en voorts wees op het feit, dat ongenoegen met Holland, de m-achtige protestantse buur, die evenals de protestantse Engelsen het Spaanse juk had afgev/orpen, een niet te overziene beroering in het land te weeg zou brengen, het hielp hem niet, het volk bleef zijn eisen stellen, het bleef aandringen, zich beroepend op de „oude histoi'ische rechten van dit land over de zee", welke dateerden uit de Middeleeuwen en nog vroeger.

Het zou later dan ook hard tegen hard gaan: opbrengen van Hollandse visschersschepen naar Engeland en Engelse oor'logsschepen opbrengen naar Holland. En hoe ook' de Staten van Holland enerzijds en de Engelse regering anderzijds, in de aanvang via de consulaire ambtenaren trachtten te redden wat gered kon worden, het hielp niet, het volk verklaarde zich souverein en dreef de hopeloze strijd tussen twee landen, in wier grote politieke belangengemeenschap juist een goed begrepen samengaan de aangewezen weg zou zijn geweest, door. Een lange reeks van oorlogen van 1652 tot 1713, eerst met Engeland, toen met Frankrijk en daarna met beide landen tegelijk, brachten aan handel en scheepvaart wel zulke gevoelige klappen toe, dat men deze nadien nooit meer te boven is gekomen. Als in 1713 door de vrede van Utrecht de oorlogsperiode wordt beëindigd, is het aantal vissersschepen sterk teruggelopen. In 1736 waren er nog maar 219 over. En nog later, in 1759, waren er, verdeeld over de diverse vissersplaatsen, in Vlaardingen 68, Enkhuizen 44, De Rijp 14, Delfshaven 12, Maassluis 12, Schiedam 7 en Rotterdam 5, in totaal 162 haringschepen.

Met het jaar 1756 brak vo'or de handel, scheepvaart en visserij der Hollanders weer een periode van zware beproevingen aan. De Engelsen, die de onzijdigheid der Hollanders in hun oorlog tegen Frankrijk als strijdig met gesloten verdragen, euvel duidden, maakten zich de eerstvolgende jaren meester van tien tallen schepen; de schade voor de reders werd op 12 millioen gulden geschat. In de oorlogsjaren, toen ook de Hollandse vissersschepen en vissers voor de oorlogvoering moesten worden gebruikt en de visserij stil lag, hebben de Schotten een levendige handel geopend met Hamburg en aldaar het afzetgebied van de Hollanders ingepikt. Hoewel de Schotse haring minder van kv/aliteit was dan de Hollandse, Hamburg bleef toch, vermoedelijk om politieke redenen, de Schotse haringhandel steunen. Er kwam ook dit bij. dat het Schots produce niet zo duur was als het Hollandse. In plsats nu dat de Hollandse handel haar prijzenpolitiek wijzigde om zodoende de concurrent het hoofd te kunnen bieden, bleef mer. in Holland, gedre'vn door conservatisme, zich vastkls.mpen aan de meningen betreffende de grote superioriteit der gekaakte haring en vasthouden aan de hoge prijzen. Door dit drijven geraakte men heleinaal in de knel. Het gevolg hiervan werd dan ook, dat het overgebleven vlootje, of werd opgelegd, of in gedeelten ter haringvisserij moest uitvaren. Teneinde raad werd door de regering naderhand een premiestelsel ingevoerd. Ieder voor de visserij uitgerust schip kreeg jaarlijks van de Staat een zeker bedrag als toeslag op de onkosten, die gemaakt moesten worden voor de uitredering. Dit lokmiddel heeft een honderdtal jaren de visserij op de been gehouden. De gouden tijd kwam echter niet meer

De gouden tijd kwam echter niet meer terug. En in het tijdvak 1795—1813, het tijdvak van „de Bataafse republiek", verschrompelde het eens zo roemruchte haringbedrijf der Hollanders tot een onbeduidende visserij. Maar niet alleen dat de leiders bij het

Maar niet alleen dat de leiders bij het haringbedrijf tegenover de buitenlandse concurrentie een voor het bedrijf fatale gedragslijn volgden, ook dupeerden zij de eigen kustvisserij door deze bedrijfstak, die in opkomst was, allerlei moeilijkheden in de weg te leggen. Het was de kustvisser streng verboden de haring, die hij ving, te kaken; hem werd alleen toegestaan de haring te ,,steuren" (zouten.) Dat tussen beide groepen vijandschap ontstond, die later in 's lands raadzalen moest worden uitgevochten, lag voor de hand. De regering kwam dan ook telkens voor onmogelijke beslissingen te staan. En de onenigheid werd zelfs nog erger toen onder de kleinbedrijver.s:. b'kend werd, dat bij overvloedige i^angsten cp de grote vissersschepen gebruiken insjopen, die aan de kleinbedtijvei > wai'en toegestaan.

Om aan alle getwist voorgoed een einde te maken, nam de regering, die vóór alles het haring-grootbedrijf begunstigde, zeer onlogische maatregelen, welke zelfs tot 1S57 van kracht zijn gebleven. Men verbood de kustvissers het kaken, er de vitsers van het grootbedrijf het steuren \i<n haring. Het kaken en pekelen bleef het privilege van de grote vissers-schepen; de kleinbedrijvers mochten mouten en roken, maar hun werd bij de wet verboden de haring op een wijze, als plaats vond bij het groot bedrijf, te bewerJ'en.

H?l kleinbedrijf, dat hoofdzakelijk te Scheveningen en Katwijk gevestigd was, bi'eidde zich in de aanvang der 19e eeuw snei uit. in het tijdvak 1830—1869 telde het reeds 186 schepen. Deze schepen, pjatbodemvaartuigen, die op het strajid konden v/orden gezet, werden bij alle visserijen gebruikt: in het voorjaar visten zij onder de kust naar platvis en in de zomer voeren zij ten haring naar de Doggersbank. Als zij in de herfst onder de Engelse kust visten, kon het gebeuren, dat zij overvloedige vangsten thuisbrachten. De grote aanvoer van verse haring nam. dan ook jaar voor jaar in omvang toe. Met de grote haringschepen ging het juist andersom. In de jaren 1820—1829 was deze vloot ingekrompen tot 137 schepen; ook waren de vangsten dezer schepen aan de lage kant, wat we moeten toeschrijven aan het slechte ma- teriaal waarmede zij ter visserij voeren. In 1857 kreeg de visserij gelukkig een ander aspect: de door de familie- en regentenregeringen opgedrongen bepalingen ten aanzien van de haringvisserij werden door de liberale regering Thorbecke in de ban gedaan. Alle visserijen werden voortaan gelijk berechtigd. De kliekgeest die meer dan een volle eeuw de visserswereld had geterritoriseerd en de nijvere maar arme vissers tat pauperisme had gebracht, verdween voorgoed En we mogen wel zeggen: 1857 werd het keerpunt en werd door de gewone man dan ook met vreugde begroet.

Jonge mensen met wilskracht en durf kv/amen voortaan in de leiding van het nieuwe bedrijf dat van toen af zichtbaar verbeterde.

In 1866 werd door de reder Maas van Scheveningen een nieuv/ type vissersschip, de logger, in gebruik gcnqmen Dit scheepstype, dat van Franse afkomst was, werd later het prototype van de grote vissersschepen; voorts werden door hem en anderen verbeterde vistuigen in gebruik genomen.

Toen in 1879 de vloot van oude vissersschepen nog slechts bestond uit 21 vaartuigen, waren er van het type da Maas had ingevoerd, al 83 in gebruik De nieuwbouw werd van ijzer gebouwd en in 1896 werd de eerste stoomboot bestemd voor de haringvisserij, in gebruik genomen.

Deze loggers hebben, en in betrekkelijk korte tijd, de strandschepen van Scheveningen en Katwijk verdrongen. In 1916 waren zij voorgoed verdwenen en hadden alle plaats moeten maken voo moderne haringschepen. In 1916 waren ingeschreven in de nu op de voorgrond tredende vissersschepen — dit waren: Vlaardingen, Maassluis, Scheveningen en Katwijk — 761 loggers. Scheveningen, het dorp waar eertijds

Scheveningen, het dorp waar eertijds de schepen op het strand moesten worden gezet, kreeg in 1904 een vissershaven. Katwijk gebruikte voor haar vloo de vissershaven van IJmuiden, en Vlaardingen, de stad die in de oude visserijen een geduchte rol had gespeeld, liet naas de oude haven in twee etappen (1895— 1896 en 1903—1904) de West-Oost verlopende Koningin Wilhelminahaven graven.

In het jaar 1901 werd het eerste motorharingschip in gebruik genomen. (Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 juli 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

De ontwikkeling der Hollandse visserij in de loop der eeuwen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 juli 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's