Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Holsbergers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Holsbergers

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zie je wel, dat ik gelijk heb, viel Mieke hem in de rede. Maar dat is heel dwaas van je. Dat mag niet eens. En dat meisje, ik weet het zeker, vindt het niets erg. Die denkt er net over als ik. Hij greep haar hand. En Mieke liet niet los.

niet los. Ken je dat meisje dan, Mieke? Ja, fluisterde Mieke. Ben jij dat meisje? Ja, zeide ze.

En toen keek ze hem frank en vrij in de ogen. En hij las in haar ogen een eerlijke, heerlijke, oprechte zichzelf gevende liefde. En hij sloot haar in zijn armen.

Zij gingen de kamer af en ontmoetten beneden Harm, die geduldig wachtte Heb je hem zo ver gekregen? vroeg hij zich houdend, alsof hij het stralende gelaat van Mieke niet zag.

' Ik ga mee naar huis, zei Berend. Als U het goed vindt.

Goed vinden ? Ik meende, dat wij naar hier gekomen waren, om jou te halen! Reken maar gauw af. Over een half uur gaat er een trein. Drie gelukkige mensen stapten in

Drie gelukkige mensen stapten in Zaandam naar het station. Want al heel gauw zeide Berend: Mieke en ik zijn het eens geworden,

Mieke en ik zijn het eens geworden, vader. Als U het goed vindt... Van harte mijn toestemming- hoor. Die van moeder heb je bij voorbaat. We kunnen niet beter wensen. En jullie horen bij elkaar. Een bakker en een bakkersdochter. Zowat even oud. En dat andere gelijk. Het kan ons niet schelen, dat weet je, maar voor jullie is dat wel goed. Neen, Mieke we praten daarover nu niet. Dus het is in orde. En nu fluks naar de trein. Dan zetten we vanavond thuis de bloemetjes nog eens buiten. Nu, zo'n vaart liep het niet. Tine was spoedig Op de hoogte en vond het best. Er werd wel een fles wijn gedronken. En er was wel vrolijkheid. Maar op tijd ging het gezin naar bed.

En morgen hard aan het werk, Berend. Er is achterstand, jongen. Je hebt me lelijk laten zitten. Maar we praten er niet meer over.

Voor liet laatst: Aldert. In de bruidsweken, een jaar later, kwam er iemand uit Amsterdam, om bakker Janse te spreken. Een raar type, zei Mieke, die de man het eerst te woord stond in de wiuKel en daarna naar achteren liep, om vader te waarschuwen. Hij lijkt een echte Jood. En hij kijkt je zo wantrouwend aan. Hij zal me niet opeten, lachte Harm, naar voien gaande. Maar ook op hem maakte de bezoeker niet een gunstige indruk. Een klein kereltje, ongetwijfeld een Jood.

Mozes Salomons, stelde hij zich voor. Dus het klopte precies, dacht Harm. Is U Janse, de bakker?

In levende lijve, man. Wat was er van Uw verlangen?

Ik zou U graag onder vier ogen spreken, als het kan.

Dat kan. Maar veel tijd heb ik niet. We zijn spoedig uitgepraat, lachte de ander. Het was een valse lach. We kunnen dan wel even zei

We kunnen dan wel even zei Harm en ging de bezoeker voor naar het kleine kamertje achter de winkel. De man wachtte niet op een invitatie, maar ging onmiddellijk zitten en haalde enige papieren uit een portefeuille.

Ik ben Mozes Salomons. Geldschieter. Wonende te Amsterdam. Kantoor houdend Reguliersgracht 188.

Een geldschieter heb ik niet nodig. En als ik voor mijn zaak even geldgebrek heb, weet ik wel een goede bank, zei Harm kort.

Ik heb ook niet beweerd, dat U mij nodig hebt. Daarvoor kom ik ook niet. Ik wil met U praten over Uw zoon, Aldert Janse, veekoopman te Laagheuvel. Hij is toch Uw zoon, niet waar? Neen, antwoordde Harm. De bezoeker schrok zichtbaar.

Neen? U moet mij niet voor de gek houden, mijnheer Janse, Want de zaak, waarvoor ik kom, is zeer ernstig. Die Janse uit Laagheuvel is Uw zoon; U kunt dat niet ontkennen.

Hij is inderdaad mijn zoon geweest, merkte Harm op.

Toch was hij niet gerust. Hij voorzag onheil. Wat ter wereld zou Aldert nu uitgespookt hebben? Maar hij zou oppassen en zich niet door deze Jood in de luren laten leggen!

Uw zoon geweest? Daarmee heb ik niet te maken. Onderlinge ruzie en herrie laat mij koud. Ik moet mijn geld hebben. Uw geld ? Wat heb ik daarmee te ma

Uw geld ? Wat heb ik daarmee te maken? Wat bedoelt U eigenlijk? Alsof U dat niet weet! zei de Jood, grijnzend.

Spreek alsjeblieft wat duidelijker. Mijn tijd is beperkt. Uw zoon heeft de laatste anderhalf

Uw zoon heeft de laatste anderhalf jaar ruim vijfduizend gulden van mij geleend. De stukken heb ik bij me. Sinds de laatste acht maanden lost hij niet af

Dan moet je hem aanspreken, zei Harm.

Hij was geschrokken van het bedrag: vijfduizend gulden; wat deed Aldert er mee; waarvoor had hij dat bedrag nodig?

Alsof ik dat niet gedaan heb! Wel tienmaal. Maar lauw kans. Nu gaat het mij vervelen. Ik moet mijn geld terug. Of U gelijk hebt, zei Harm droog. U moet maar zien, het terug te krijgen.

Ik heb er niets mee te maken.

Watblief ? Niets mee te maken ? vroeg de geldschieter, ijverig zoekend in zijn papieren. U begrijpt toch wel, dat ik de borg aanspreek, als ik mijn geld niet terug krijg? Waar is anders een borg voor? U hebt gelijk, zei Harm. Maar nu zou

U hebt gelijk, zei Harm. Maar nu zou ik wel eens willen weten, wat ik met dit alles te maken heb. Wat komt U hier eigenlijk doen?

De borg aanspreken, zei de ander met een grijns. Houd U nu maar niet van de domme!

Harm sprong op. Hij ging iets vermoeden

Ik ben geen borg, hooT! Hoe kom je bij die onzin?

U geen borg? Kom, kom, verkoop nu geen nonsens! U weet heel goed, wat ik hier kom doen! Met Uw zoon heb ik nu lang genoeg geduld gehad. De termijn is al lang verstreken. Ik wil mijn geld. Dus spreek ik de borg aan. Die is Harm Janse, bakker te Holsberg. Ik zou graag weten, wanneer ik mijn geld in ontvangst nemen kan. Man, je bent stapelgek! barstte Harm

Man, je bent stapelgek! barstte Harm los. Ik heb met die geldzaken van mijn zoon letterlijk niets te maken. U moet een toontje lager zingen,

man, zei de ander, zo kalm mogelijk. Ik laat me niet voor stapelgek uitschelden. Denkt U mij in de maling te nemen? U ziet nu, dat het mis loopt en wilt ontkennen, dat U boi'g ben voor het be drag, door Uw zoon geleend Maai z ben ik niet getrouwd, vader, U be» borg en U betaalt mij het voUe bedrag terug. Valt U dat moeilijk, dan ben ij bereid, een schikking te treffen, iK •" U het vel niet over de oren haien, nm betalen zult U. En U deelt me »«" • hoe U de regeling wilt en wanneei^^^^ het eerste deel van mijn geld Wo kan. Anders loop ik op staande vo naar de burgemeester in zijn kwaï ^ van hulpofficier van justitie en ga aanklagen. Als U niet goedschiks »- wel, dan kwaadschiks. Ik laat U IJSK" failliet verklaren. .,.jf Met moeite hield Harm zich m. w

Met moeite hield Harm zich m. w dan bedacht hij: er moet een nisv^^^^ stand zijn. Nog kwam het niet in op, dat Aldert een valse hanciteltew . zou hebben geplaatst „jt

Wordt U niet boos, zeide hij. IK ook verstandiger zijn. Ik ^,e Dat dacht ik ook, zei de andei. ^^

Dat dacht ik ook, zei de andei. ^^ net deed, alsof hij de bakker niei greep. Nu wordt V tenminste reaeij^_^^ Ik moet in totaal vijfduizend en ^^^, honderd gulden van U hebben, uw ^^ loste nog maar driehonderd guiae' ^^^^^ U ontvangt van mij geen. «"\ lej!; Harm, weer boos wordend. Die vei wel gek. (Wordt vervolgd'

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juli 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

Holsbergers

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juli 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's