Holsbergers
Maar weet U dan niet, vroeg de jood zuurzoet, wat het betekent, als U Uw handtekening zet? Dan is mijn bezoek hier afgelopen. Ik stap naar de burgemeester en zet hem de zaak uiteen. Houd U vast maar gereed, om bij de burgemeester te komen straks. Hij zal U laten roepen, daar zal ik voor zorgden. Mozes Salomons Iaat zich niet voor de gek houden.
Ik zeg U nog eens, dat ik nooit ten behoeve van mijn zoon mijn handtekening heb gezet. Dat heb ik trouwens nooit gedaan als borg. Want ik wil nooit borg zijn. Voor niemand. Het is het slechtste wat je kunt doen. Triomfantelijk hield de geldschieter
hem vier papieren onder de neus: Dus U ontkent, dat dit Uw handtekening is?
Het was Harm, of hij door de grond zakte. Nu begreep hij pas goed, wat er aan de hand was. Het zweet brak hem uit. Die smeerlap, die gannef!
Dit is ongeveer mijn handtekening. Niet precies. Maar die heb ik niet gezet. Was U er bij, dat het gebeurde? Dat moet toch, als U geld leent?
Neen, dat behoeft volstrekt niet. Ik zeide Uw zoon, dat ik wel naar Holsberg zou gaan om Uw handtekening, maar dat was niet nodig. Hij ging zelf wel. En toen bracht hij de stukken ge
tekend terug. Ik heb mijn zoon in een kleine twee jaar niet gezien. Hij komt hier niet. U begrijpt het dus nu zeker wel ?
De ander floot en toonde gehuichelde verbazing.
Dus U wilt zeggen, dat deze handtekeningen vals zijn ? Dat Uw zoon ze gezet heeft? Of mijn zoon dat gedaan heeft, weet
Of mijn zoon dat gedaan heeft, weet ik niet. Vermoedelijk wel. Maar dat weet ik niet. Vals zijn ze, dat is zeker. Dat is een gek geval voor U. Om me
Dat is een gek geval voor U. Om medelijden mee te hebben, verklaarde de jood zoetsappig. Voor mij is U de borg. Dus van U moet ik mijn geld hebben. Ik heb er niets mee te maken, of die handtekeningen vals zijn, dat voelt U wel. Neen, dat voel ik niet, zei de eerlijke
Neen, dat voel ik niet, zei de eerlijke Harm. U ziet nu toch wel in, dat mijrt zoon, die ontaarde jongen, mij een lelijke poets gebakken heeft? Dat is wel mogelijk, mijnheer Janse.
Dat is wel mogelijk, mijnheer Janse. Maar aangenomen, dat U de waarheid spreekt, (want ik moet U maar geloven, U kunt evengoed liegen.) Neen wordt U nu niet boos, ik wil aannemen, dat U de waarheid spreekt, dan begrijpt U toch wel, dat ik daar buiten sta? Ik heb alleen met Uw handtekening te maken.
Maar man, die is vals, schreeuwde Harm hees.
Daar weet ik niets van. Het kan me ook niets schelen. Het is Uw zaak, dat uit te maken. Hoe, moet U zelf weten. Ik moet mijn geld hebben, dat voelt U wel.
Dat is geen werk, zei Haim, die de redenering niet volgen kon. Hij was er te eerlijk voor. De bezoeker stond op.
Er valt niet langer over te praten, zei hij dan. Wilt U misschien een paar dagen bedenktijd? Ik ben de kwaadste niet, hoor. Laat ons zeggen, dat U mij over twee dagen bericht, hoe U deze zaak regelen wilt. Hier hebt U mijn adres. Verneem ik na twee dagen niets van U, dan ga ik mijn gang.
Ik betaal niet voor iets, waarvoor ik mijn naam niet heb gezet, merkte Harm op.
Dat is Uw zaak. U hebt twee dagen de tijd, U te bedenken. En dan zult U wel zien, wat er gebeurt. Ik wens mijn geld terug. Maar man begrijp nu toch eens, die
handtekening is vals! barstte Harm weer los. Dat neem ik wel van U aan, mijn
Dat neem ik wel van U aan, mijnheer, maar ik heb er niet mee te maken. Dan moet U Uw zoon aanklagen. Ik vind het onverantwoordelijk van U
Ik vind het onverantwoordelijk van U om aan zo iemand geld te lenen en dan tot zulk een bedrag. Mijn waarde heer, U behoeft mij niet de les te lezen. Ik weet wel wat ik doe. Bovendien heb ik niet onverantwoordelijk gehandeld, want natuurlijk zorgde ik voor een goede borg, om safe te zijn. Ik heb informaties naar U ingewonnen en die waren uitstekend. En Uw handtekening kwam op de stukken. Ik groet U. Over twee dagen verwacht ik Uw antwooi-d. Goeden dag, raijnheer. Mozes Salomons verdween. En Harm
Mozes Salomons verdween. En Harm bleef als versuft zitten, de handen onder het hoofd. Zo vond Tine hem, die al eens geluis
Zo vond Tine hem, die al eens geluisterd had, wat er toch wel aan de hand was, omdat het gesprek zo luidruchtig was. Harm, wat is er?
Harm, wat is er? Aldert heeft een heel gemene streek uitgehaald, antwoordde hij. Hij ruïneert ons.
In korte woorden vertelde hij. En moet je nu betalen?
Volgens die Jood wel. En ik geloof het ook, al lijkt het oneerlijk. Mijn naam staat er. Je zou zo'n smeerlap Ach, het is toch onze zoon Tine, al willen we niets van hem weten.
In deze woorden voelde Tine de smart van Harm schrijnen. Hij mocht dan wel in boze of onverschillige woorden over Aldert spreken, in zijn hart had hij de jongen niet losgelaten. Maar wat moet je dan doen? vroeg zij. Het is wel vreselijk, om voor dat
zij. Het is wel vreselijk, om voor dat vnit dat geld te betalen. Want de vrouw van Aldert zit er natuurlijk achter.
Aldert heeft dan evenveel schuld, antwoordde Harm, die bemerkte: het is weer het oude liedje. Tine verdedigt en vergoeilijkt Aldert. Ja, weifelde Tine, daar zeg ik niets
Ja, weifelde Tine, daar zeg ik niets van, maar als Aldejt niet met die meid getrouwd was Dan had ie het op een andere manier
gedaan. Hij is een smeerlap. Maar hij blijft onze zoon. Vijfduizend gulden, het is geen kleiniglieid. Betaal ze dan niet. Of moet het? Dat heb ik immers al gezegd. Het zal
Dat heb ik immers al gezegd. Het zal wel moeten. We kunnen ze eigenlijk niet missen.
Het resultaat van het gesprek was, dat Haim besloot, de vojgende dag naar Amsterdam te gaan, om daar een advocaat te raadplegen.
Hij deed die ganse nacht geen oog dicht en was nog vroeger op dan gewoonlijk, zodat er in de baklierij al heel wat gedaan was, toen Berend verscheen op zijn gewone tijd. Met enkele woorden waren Mieke en hij de vorige avond op de hoogte gebraclit. En die beiden hadden met elkaar gepraat. Maar dat wist Harm niet. Berend wilde er juist over beginnen, toen Harm zeide, dat er wat haast gemaakt moest worden, want dat hij naar Amsterdam wilde, om eerst een advocaat om raad te vragen, alvorens een beslissing te nemen. Toen zvi'eeg Bei end over zijn plan. De advocaat in de hoofdstad deelde mede, dat Harm te betalen had. Zijn handtekening stond er. Maar als j toond kon worden, dat die han^'^f, [ vals was, dan behoefde lüj natmu'. niet te betalen; dat was kletspraa v^^ die Jood. Hij had dan niets 8""'^'*^^,^, 'doen dan zijn zoon aan te l''*^*".((. gens het zetten van een valse na^^^^ kening. De beslissing lag dus W] t^ Die Jood zou ongetwijfeld wel »egi^^^j hebben dat die handtekening ii|«|^^,,. was, maar hij rekende er op, dat ^^^ der de zoon niet zou aanklagen hij dus zijn geld krijgen zo>i; „ajr Met deze boodschap kon «»'» ^^^,
Met deze boodschap kon «»'» ^^^, iïolsberg terugkeren. Het was eei j ie gang. Bijna had hij het li.ew S^^,;. dat hem gezegd was, dat '"J."lj,rfli; val betalen moest, al deed hij 'W ,( van graag. Deed hij het wet, dan ^^j„, er een aanklacht volgen. Hij ^" „en« klagen? Hij zijn zoon in '^>'= 8^ ,°of brengen? Hij zelf de naam ^^'H., * .spraak brengen? Soms o"^" Lt veigedachte: doe het genist; /^' mtg dient het en zijn naam is w*^, „j geal wordt die dan niet in vei" ^^,^j, bracht met de gevangenis, ^^^^gt«' hoe spoedig hij op andere w«^ iß gevangenis kennis maakt, ivw ^^^ j, was dat toch niet op aankiacn vader! (Wordt veivolS
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 augustus 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 augustus 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's