Onze Cultuurgrond

Groot jaarlljlss verlies en beperkte niogelijkheöien van aanwinning eist de girootst mogelüke zuinigheid ten opzichte van lonze oultuurgrond

Pe oppervlakte van de cultuurgrond Nederland neemt jaarlijks door bedwing, aanleg van wegen en pleinen, jijgvelden e.d. meer met ongeveer 2500

la if' Dat is voor onze boerenbevolking een Hinder mooi vooruitzicht. Reeds nu zijn ,r jaarlijks duizenden boeren die teverwtfs naar een boerderij uitzien. Geen ïonder dat het boerenelement bij de ,iiii"'ratie overheerst, maar de emigratie ,j op geen stukken na voldoende om hier uitkomst te brengen.

Ons land is overbevolkt. Toch moeten „j met het begrip overbevolkt voorzichtij zijn. Reeds meer dan een eeuw ge- ° 1 werd hetzelfde van ons volk gejega. Ook toen zocht men de oplossing in emigratie op grote schaal naar Amefilia eu dacht men er ernstig aan om «rote gebieden in onze koloniën te gaan wölken met de velen voor vrie in ons lancl geen bestaansmogelijkheid scheen If zijn.

En toch was onze bevolking toen aeclits drie millioen, terwijl het nu meer jan 10 millioen bedraagt. Het feit dat men bij een bevolking lan 3 millioen klaagde over overbevolking doet ons zien, dat we met het be- •iip overbevolking voorzichtig moeten

Allerlei factoren moeten daarbij niet uit het oog worden verloren. In een brochure „Landverhuizing", uitgegaan in 1846 door Brummelkamp en van Raalte wordt gezegd: „Wordt met m iedere plaats des lands wel een derde deel volks, met betrekking tot het wak dat er is teveel gevonden." Evenwel zal niemand ontkennen, dat vooral ten opzichte van de beschikbare cultuurgrond het in Nederland er niet rooskleurig voorstaat.

land is zeer dicht bevolkt. Op iedere vierkante kilometer wonen in ons land niet minder dan 300 inwoners. In ongeveer 11/2 eeuw is dat getal verviervoudigd.

Met het toenemen van de bevolking, jairlgks met meer dan 100.000 inwoners, houdt de toename van de beschikbare . geen gelijke tred. Integendeel de re cultuurgrond kan met inspaimin^ van alle krachten niet of nauwelijks op dezelfde hoogte worden ge-

De totale oppervlakte van ons land met inbegrip van de bimienwateren is SSOOOOO ha.

Drievierde deel daarvan is of ongeleer 240000 ha is cultuurgrond. Intetissant te weten is dat we hoewel ons 1 bosarm genoemd moet worden nog beschikken over 240000 ha bosgrond. "100 ha is woeste grond. Voor dijken en wegen moet gerekend worden op ""OO ha. De spoorwegen leggen beslag «P 12000 ha en de waterwegen leggen lag op 73000 ha, terwijl het bebouwde gedeelte 280000 ha inneemt. Al die duizenden ha zijn onproductief. Per inwoner beschikken we in Nederland slechts over 0,24 ha cultuurgrond. Voor Engeland, Frankrijk en Amerika bedraagt dat resp. 0,39 ha, 0,75 ha en Uüha, Getallen die er genoegzaam opwijzen tó we met onze cultuurgrond uiterst ziiimg moeten zijn. Er wordt geacht, dat >i ie loop der eeuwen ongeveer 550000 liä IS aangewonnen, maar in dezelfde 'üd, ongeveer gerekend van af de 13e eeuw IS er wel 500000 ha van onze cultuurgrond verloren gegaan, zodat de Winst aan cultuurgrond in de loop der eeuwen slechts 50000 ha bedragt. Boven sehreven we reeds dat jaarlijks gemid- "'12500 ha cultuurgrond ten offer valt Mn bebouwing e.c, zodat de aanwinst w» bv. de Noordoostpolder van 50000 * m 20 jaar ongeveer te niet is gedaan.

Zuinigheid met de beschikbare cui- 'uuigrond is dus gebiedende eis en naar ""«eiding van de cultuurgrond moet Met alle macht gestreefd worden. Uit- »eidmg iton vooreerst verkregen worden door ontginning van woeste gronden. Maar op dat gebied zijn de kansen niet * groot meer.

In het verleden heeft men op grote «naai ontginning toegepast, van af het "egin onzer eeuw heeft men jaarlijks »ngeveer 8000 ha ontgonnen, zodat er ,J^ eerste halve eeuw niet minder dan ha ontgonnen woeste grond bij ^ oultuurgrond is aangewonnen. En ™ valt er niet meer te ontginnen. oudt men rekening met natuurschoon, «Meatieoorden e.d., dan wordt geschat J« er slechts tussen de 20000 en 50000 meer te ontginnen is.

bovendien is de grond die daarvoor in janmerking komt van de slechtste »'ond, zodat de ontginning voor de uiteiding van onze cultuurgrond geen ^ ?J\ PMspectieven meer biedt. Met de landaanwinning staat het wel «TOstiger. Men schat dat er door land- «wmmng nog ongeveer 470000 ha aan y^*^ <="ltuurgrond kan worden toege- «ega en wel; IJsselmeer 150000 ha, de Wartï ^^^^^^ 170000 ha, de Groninger 'aoden en de Dollard 67000 ha, inpol- 8700(f h^ in Zeeland en de Biesbos

veri^'t "^"^'^ landaanwinning maar niet Winif "^^S worden, dat deze landaan- 'nst slechts te verkrijgen is in de loop reiV/l"^ groot aantal eeuwen en dat tj ™*tige kapitalen daarbij geinvesciéle '"°^'-™ worden, terwijl onze finanterin ^°^^^*? '^ ^'^ ^^'^ is, dat invesu,«-/^"^ ^^^^ zonder grenzen kunnen ^"«en aangewend.

u"*^rtussen gaat de jaarlijkse bevolci,,,°^^^'iwas en de afname van onze On', 'Srond gestadig voort. Dat noopt land er toe om met de beschikbare cultuurgrond uiterst zuinig om te gaan De bevolkingsaanwas en de industrialisatie vordert uitbreiding van de bebouwing en verslindt onze cultuurgrond. Helaas meestal nog de beste cultuurgrond. Een ernstig streven dienen de openbare lichamen zoals de gemeenteraden te hebben om het noodzakelijke verlies aan cultuurgrond zo gering mogelijk te doen zijn. Inzonderheid ook op het platteland. Daar bouwt men hoofdzakelijk ééngezinswoningen vaak met het laten gelden van allerlei schoonheidseisen, zoals open bebouvring e.d., maar het gaat ten koste van onze zo hoog nodige cultuurgrond.

Ook bij het vestigen van industrie dient men er wel rekening mee te houden, 'dat er zo min mogelijk cultuurgrond mee verloren gaat. Een en ander staat in de toekomst geregeld te worden door een drietal wetsontwerpen nl. een ontwerp ruimtewet, een nieuwe woningwet en een nieuwe onteigeningswet. Binnen 10 jaar zullen in ons land alle gronden ingedeeld moeten zijn en zal hun uiteindelijke bestemming vastgesteld moeten, zijn. Bij het wetsontwerp onteigeningswet wordt overwogen om. in de toekomst met de bouwwaarde maar de verbruikswaarde te vergoeden.

Resumerend kunnen we vaststellen:

1 Onze cultuurgrond neemt jaarlijks met plm. 2500 ha af. 2 Aanwinst door ontginning en inpoldering is nauwelijks in staat de hoeveelheid cultuurgrond op peil te houden. 3 Ontginning kan weinig meer opleveren. 4 Door inpoldering kan nog veel (plm. 450000 ha ) cultuurgrond worden verkregen. 5 Hiervoor zijn echter vele tientallen jaren nodig, met investering van reusachtige kapitalen, waarvoor onze huidige financiële positie niet in staat is. 6 De bevolkingstoename maakt het vraagstuk jaarlijks meer urgent. 7 Emigratie kan slechts geringe uitkomst brengen, S Grote zuinigheid met onze cultuurgrond is gebiedende eis. 9 Daarmede dient bij de bebouwing meer rekening te worden gehouden als tot dusver is geschied. De openbare lichamen, zoals de gemeenteraden dienen bij de uitbreidingsplannen daar wel degelijk rekening mee te houden. 10 Ook voor het huidige dient het gebruik van onze bodem zo intensief mogelijk te zijn, opdat van de cultuurgrond het meest mogel^k voordeel wordt getrokken.

Beperking van belegoin- * gen gevaarlijk voor de toekomst

De slechte financiële positie van ons land leidt er toe, dat de Investeringen wordenl beperkt. Voor nieuwbouw op allerlei gebied zijn geen beleggingen te vinden. Om de kapitaalsaanbiedingen niet al te zeer te beperken wordt van Regeringszijde beperking van investeringen gestimuleerd. Onder meer zijn de gemeenten in deze zin geïnstrueerd om met investeringen zeer voorzichtig te zijn en is hen voor het uitvoeren van allerlei werken een grens aangewezen, die ze niet mogen overschrijden. Daardoor wordt de arbeid ongunstig beïnvloed en heerst er in vele streken van ons land in de bouwbedrijven grote slapte. Vooral de woningbouw ondervindt daarvan de nadelige gevolgen. Zodat in een tijd, dat alles schreeuwt om huizen te bouwen er in de bouwwereld werkloosheid en slapte voorkomt. Beperking van investering, van be

legging is voor de toekomst van ons volk een groot gevaar. Zij draagt in zich de kiem van werkloosheid. Uitbreiding van industrie, industrialisering van ons land was het toverwoord van enige jaren geleden. Het machtwoord dat onze overbevolking aan een bestaan, aan arbeid en brood moest helpen.

Maar voor industrialisering zijn grote kapitalen nodig. Moeten grote investeringen, beleggingen, gedaan worden, hier vooral geldt „De kost gaat voor de baat." Gaat men nu de beleggingen beperken dan loopt het met de bouw van fabrieken e.d. vast. En die moeten in de toekomst werk aanbrengen. Beperkt men al te zeer de beleggingen, dan remt men de bouw van allerlei fabrieken met het gevolg dat er in de toekomst minder werk is, dan er geweest zou komen. Beperking van investeringen kan momenteel de geldmarkt wat ruimer doen zijn, maar bergt in de toekomst een groot gevaar in zich. Beperking van werk en arbeidsmogelijkheid met al de gevolgen van dien zoals werkloosheid, armoede en morele ontreddering,

— Zeiljacht bij Enkhuizen verongelukt. Drie doden. Een kilometer uit de kust is Zondagmorgen bij Enkhuizen een zeewaardig zeiljacht lek geworden en gezonken. Van de 5 opvarenden zijn er 3 verdronken, twee wisten zwemmende de kust te bereiken. De slachtoffers waren de 54­jarige Dr Brons, de 35­jarige ir Prinsen Geerlings uit Giethoorn en de 23­jarige student van Arkel uit Leiden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen