Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebroken Bakken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebroken Bakken

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bezielde en bezielende stem van mevrouw Meinema zweeg. Die stem vol klank en rythme van haar, die volgens het verhaal aan haar bezoekster, geworden was tot oen gelovige, die leiding geven kon aan anderen, omdat het hare vast gefundeerd en verankerd was in Jezus Christus. En Elsa was, evenals die middag, toen Mevrouw Le Grand rnet haar praatte, weer gesterkt. Het was niet goed, om zó bekommerd te zijn. God zou

zorgen. En Hij k o n_ het met Dolf ook wel maken, zelfs langs een weg van lijden en tranen „Het wordt hier kil, dunkt me," meende mevrouw Meinema.

„Het wordt hier kil, dunkt me," meende mevrouw Meinema. Ëlsa sloot de serredeuren, om dan op te merken: „Wat is het hier toch stil. Men zou hier niet zeggen, in een stad te wonen." „Wij hebben met opzet een stille buitenwijk gekozen. Het

„Wij hebben met opzet een stille buitenwijk gekozen. Het kon gemakkelijk, omdat Hans' wijk voor een groot deel in deze buitenbuurt ligt. Anders hadden wij wel in de binnenstad moeten wonen. Die overgang zou wel wat groot geweest zijn. Want al ben ik van jongsaf aan het stadsleven gewend, in de laatste negen jaar ben ik het wat ontwend. Ik had het leven op onze beide dorpen, Maarveen en Zuidwoud, lief. En het was niet met vreugde, dat ik het telegram van Hans' beroeping hier las." „Dominé had in Zuidwoud kunnen blijven, al zijn wij ook

bhj, dat hij hiei is. Me dunkt, als je aangehouden " Elsa voltooide de zin met, daar haar gasttprouw met de slanke hand een krachtige beweging van afweer maakte. „Ik heb geen stem in het kapittel gehad. Dat moet in die

„Ik heb geen stem in het kapittel gehad. Dat moet in die zaken ook niet. Er wordt wel eens beweerd, 'k weet met of het waar is, de mensen kletsen zoveel^ dat de vrouw van een predikant er veel af of toe doet, of een beroep al of niet wordt aangenomen. Maar ik kan met een gerust geweten zeggen, dat ik er vrij van was. Hans vroeg mij: wat moet ik doen? en ik heb gezegd: maak het met God uit, jongen, ik doe, wat jij doet. Wij hebben er natuurlijk wel over gesproken, het voor en het tegen overwogen, en dat mag ook, het moet zelfs, maar mijn slotsom was altijd: Hans moet het weten. En toen hij dan ook de zekerheid had, dat hij naar hier geroepen werd en hier een taak had, ben ik ook met blijdschap gekomen al viel het mij niet gemakkelijk. Zuidwoud los te laten. Wij zijn hier nu vijf maanden, maar er gaat geen dag voorbij, of ik denk aan Zuidwoud. Het is hier alles zo massaal. Het kan zo beangstigen."

Elsa hoorde er vreemd ivan op: was dat nu diezelfde vrouw, die zoeven sprak met een bergen-verzettend geloof? Zij uitte haar bevreemding dan ook ,.Maar kind, denk toch met, dat ik een heilige ben! Ik heb,

,.Maar kind, denk toch met, dat ik een heilige ben! Ik heb, als iedei ander, mijn zonden en gebreken. En ik heb heus wel ogenblikken van zwakheid. Wie heeft die niet? Maar ach, dan vouw ik da handen en dan komt de vrede en de rust en het vertrouwen vanzelf weer terug. Maar, om tot ons onderwerp terug te komen, dat massale kan wel eens beangstigen. In Zuidwoud kenden wij elk mens, tenminste elk lid van de gemeente, van klein tot groot. Maar hier? Je ziet er kerken vol mensen en je kent er zo goed als niemand van, zelfs' niet bij name. En zelfs die je nog bij name kent, blijven vreemden, omdat je Ivan hun omstandigheden niets afweet. Ik weet, dat Hans het er niet gemakkelijk onder heeft, al went het op de duur wel."

Onder verder gezellige kout verstreek de avond. Om half elf vertrok Elsa, juist toen de predikant de sleutel in het slot van zijn huisdeur stak en haar nog begroeten kon.

,,Trek even je mantel aan, kind," zeide hij tot zijn vrouw, ,,dan brengen wij Elsa naar de tram. Ik hoorde zoeven," tot Elsa, ,,dat mevrouw Le Grand vanavond een telegram uit Indië kreeg "

„Is zij overleden?" vroeg Elsa haastig. ,,Ja," was het korte antwoord.

„Wie is er overleden, Hans?" Elsa bedacht nu eerst, dat zij met geen enkel woord had

gerept van de brief, die Mevrouw La Grand die middag uit Indië ontvangen had. „De vrouw van mijnheer Wagenveld, een verre neef van

Meviouw in Indië", lichtte zij haastig in. ,,Een brief bereidde Mevrouw vanmiddag al voor. En nu reeds het telegram. Arme man." „'t Is ontzettend, op zo'n leeftijd je vrouw te moeten ver

„'t Is ontzettend, op zo'n leeftijd je vrouw te moeten verhezen," meende ds Meinema. ,,Maar van Mevrouv/ Le Grand heb ik begrepen, dat voor die jonge vrouw de dood winst betekent." „Zij lag als een gespeend kind, stond er in de brief van

„Zij lag als een gespeend kind, stond er in de brief van wanmiddag," antwoordde Elsa met een schokkende stem. „Dan juicht zij nu vooi den Troon van het Lam," zeide dominé Meinema. „En mijnheer Wagenveld zal getroost worden. Want Gods beloften zijn ja en amen."

HOOFDSTUK III.

Toen de forse tik op de deur geklonken had en Elsa nauwelijks ,,binnen" geroepen had, trok Dolf van Lankeren in het vertrek met een lach op het blozend gelaat. Zonder te vragen kon elk zien, dat hij Elsa's broer was.

„Zo, zusje," riep hij vrolijk, „daar ben ik eindelijk. Hoe maak je het?" Hij sloeg zijn arm om haar heen en kustte haar. ,,Ik maak het goed, jongen. Ga zitten. Hier bij het raam.

,,Ik maak het goed, jongen. Ga zitten. Hier bij het raam. Hoe maakt moeder het?" ,,Uitstekend hoor. Wat heb jij hier een pracht van een kamer, zeg. En wat een schitterend uitzicht. Je hebt het wel verteld, maar een ongelovige Thomas, als ik ben, moet het eerst zien."

Elsa reageerde niet op de laatstö opmerking. „Ja, een mooi uitzicht," zeide zij. ,,Maar wat ben je laat. 't Is zo half drie. Ben je niet gekomen met de trein van elf uur?"

uur?" ,,Zeker zusje, om Uw Edelheid te dienen. Maar zaken gaan' vóór het meisje, 'k Werd op het kantoor nogal opgehouden en "

„'k Behoef niet te vragen of je er komt," lachte Elsa.

„Hoe zo?" vroeg hij Verwonderd.

,,Kan ik in je ogen wel leaen." ^ „Dames zijn toch verbazend scherpzinnig", meenoe nj

„Dames zijn toch verbazend scherpzinnig", meenoe nj tussen kan ik je meiedelen, dat je opmerkingsgave go^ wikkeld is. Ik kom over veejrtien dagen bij Smeetsffla» aan het Haringvliet."

„Zo gauw ali" ri.ep Elsa üit. , j^j,

,,Ja, hoe eerder hoe liever. In dat saaie Meerstafl het al lang beu. Hier in Roticerdam is tenminste leven weging. En ik krijg hier een aardig goede positi niet D<' vooruitzichten." ,,Dat doet me genoegen voor fiü }\ii 'k wist niet dat je over een paar weken al zou komen lege«

,,De baas in Meerstad maakt er geen ^^^waar lege« ­­^j^ j^ » wil me liever houden, maai­« toen hij bemeikte, aat^ __^uJ weg wil, heeft hij mij bij Soieetsman & Co. kiachtio volen. Dat heb ik wel gemeirkt." „ndi'l „Gelukkig voor je. Het is het bewijs, dat je er

„Gelukkig voor je. Het is het bewijs, dat je er gewerkt.' „O, het ging best, Elsa. Maar je komt er geen "- zier ,

„O, het ging best, Elsa. Maar je komt er geen "- zier , vooruit. Dat gaat niet. En dan spreekt het tocli vai ^^^,| je naar iets anders uitziet, dat betere vooruitzictiw " Of denk jij daar niet zo over ?" Elsa begreep onmiddellrjk, dat er achter ''^^^ , „t v argeloze vraag een bedoeling zat. Waarom zij besi . zichtig te zijn. j,f „Ik begrijp je vraag niet", zeide zij. „Zijn ei u^^^j^,

„Ik begrijp je vraag niet", zeide zij. „Zijn ei u^^^j^, zwaar maken er tegen,, dat je vooruit wilt m de w H* „Als het aan moeder lag, bleef ik mijn ganse lev« stad, al verdiende ik nog­ zo weinig." „^^g^

Onder haar vraag was Elsa naar de theetafel g ^^^|,,>| presenteerde Dolf, die ietwat ïui in de fauteuil » , thee. Meteen zag zij hem f linls in de ogen. ^^^ vssl

„Wat je daar zegt, is niet waar Dolf", zeide zij stem. „Dat weet ik wel be ter."' ,,Hoe kun je dat weten?" vroeg Mj. „Je was toch ­ j^^j n.et'1 1

,,Hoe kun je dat weten?" vroeg Mj. „Je was ­ j^^j 1 genwooidig bij de gesprot ken, die ik de laatste moeder had?"

JÉ LM. (^ordt vel»'

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 september 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

Gebroken Bakken

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 september 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's