Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zeeuw's aandeel in de Statenvertaling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zeeuw's aandeel in de Statenvertaling

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drie vraglen „Is een nieuwe Bijbelvertaling nodig?"

„Hoe kan deze zo goed en snel mogelijk haar beslag krijgen?" Aan hoeveel en welke personen, moet die arbeid worden opgedragen?"

Ziedaar drie vragen, 'die de Voorzitter der Nationale Synode te Dordt, Johaimis Bogerman, de vergadering voorlegde.

Kenmerkend voor het gewicht was het, dat de Praeses deze kwestie als nummer één op de Agenda plaatste. Direct bleek hiervoor grote belangstelling.

In zeven zittingen, van 19 tot en met 27 November 1618, werd de grondslag gelegd voor het grootste gebouw der Staten Vertaling. 't Was ook hoog nodig.

Met toenemend verlangen zag men uit naar een nieuwe uniforme Bijbeltekst, waarop men zich in de strijd tegen de Anabaptisten en Roomsen kon beroepen en waarop eenvoudige dienaren des Woords (met singuliere gaven) die onbekend waren met de oude talen, zich konden verlaten. Het antwoord op de eerste vraag

Het antwoord op de eerste vraag luidde bevestigend.

Vrijwel unaniem onderschreef men de uitspraak van Caspar Sibelius, dat het beter was, het gebouw van een nieuwe Bijbelvertaling van de grond af op te trekken, dan zich bezig te houden met het herstellen en verbeteren van de wanden der oudere overzetting.

Inscliaikeling van Zeeuwen Bij de keuze van mannen werden ook Zeeuwen ingeschakeld. In 1595 was door Mamix van St. Aldegonde reeds een poging tot vertaling ondernomen.

Vóór deze Zeeuwse edelman zich definitief tot deze arbeid zette, had in Mei van genoemd jaar een conferentie plaats, met de zgn. „overzieners" over de wijze van vertalen. Deze heren hielden hem op last der

Deze heren hielden hem op last der verschillende Synode's een aantal „poincten" voor. Daaraan moest hij zich stipt hou

Daaraan moest hij zich stipt houden. Deze instructie behelsde richtlijnen

Deze instructie behelsde richtlijnen en punten, welke later ook aan de Statenvertalers verstrekt zijn. Zo moest Marnix — dat was punt één — „d' al gemeinste, claerste ende suyverste taele" gebruiken.

De algemeenheid en zuiverheid van taal stond dus op de voorgrond.

Een der bezwaren tegen de Emden-Bijbel was nl. het „onduydsche" spraak gebruik. Een teer punt was het bezigen van

Een teer punt was het bezigen van de aanspraak van „du" voor het enkelvoud.

Hierover liepen de meningen uiteen Ook in de boezem der Kerkvergaderingen.

Marnix was niet genegen, om dit voornaamwoord, waaraan hij, evenals Utenhoven, sinds de Psalmberijming zijn hart verpand had, te laten varen. Verder moest hij zoveel mogelijk,

Verder moest hij zoveel mogelijk, de namen, woorden en de spreektrant van de „gemeyne over settinge" bewaren. . ,1

De naam Jehova kon voorlopig onvertaald blijven. In een eerstvolgende Synode zou men hierover beslissen. Wat in deze instructie het meest betreft, is de zorg, waarmee men Marnix aan het hart bond, om de gangbare Bgbel zoveel mogelijk te volgen. Marnix toog aan het werk. Te zwaar voor één man.

Eerst schijnt hij enige gedeelten, die hij vroeger reeds had bewerkt, herzien te hebben-. Wanneer de auteur van het Latijn

Wanneer de auteur van het Latijnse leven van Waleus, de latere statenvertaler, gelijk heeft, zou Marnix vroeger al een vertaling van Job, Spreuken, en Psalmen hebben uitgegeven en zich gezet hebben tot de bearbeiding van verscheidene andere boeken. Hiermee klopt wat de bekende Vlis

Hiermee klopt wat de bekende Vlissingse dominé Joh. Gerobulus schreef in zijn uitgave van Marnix prozavertaling der Psalmen en „Schriftuerliche" gezangen van het jaar 1956. Hij noemde deze namelijk „de Nieuwe onlangs nae de Hebrëische waerheyt uitghegeven Oversettinge" in tegenstelling met de „oude gemeyne" die hij mede afdrukte. De oorspronkelijke uitgave van

V De oorspronkelijke uitgave van Marnix Job, Spreuken en Psalmen is echter zoek.

Doordat Marnix enige malen door de Staten van zijn arbeid werd geroepen o.a. voor een Gezantschap's reis naar Frankrijk, had het werk niet de gewenste voortgang.

Na zijn terugkeer voltooide hij het boek Genesis. Hij zond het ter revisie op.

Blijkbaar bewerkte hij ook nog voor de tweede maal de Psalmen, maar December 1598 „heeft het Code belieft hem uyt desen wereldt wech te nemen" gelijk Bogerman en Baudartius het later in hun „Cort Verhael" zeggen.

Daarmede was een einde gekomen aan een veel belovende onderneming. Indien iemand geschikt was ge

Indien iemand geschikt was geweest, om een gave vertaling te leveren, dan zeker Marnix. De schaarse brokstukken van zijn

De schaarse brokstukken van zijn arbeid vermogen ons helaas slechts een vage voorstelling te geven van wat had kunnen worden.

wat had kunnen worden. Toch is het aan twijfel onderhevig of Marnix, gezien zijn gevorderde leeftijd en wankele gezondheid, deze zaak alleen had kunnen voltooien.

Hoe begaaft als auteur en staatkundige zou hij evenals Luther en de Statenvertalers, eerst na een jarenlange worsteling de moeilijkheden hebben kimnen overwinnen.

Aan het werk Onder de Zeeuwen, die aan de Statenvertaling hebben gearbeid, mogen vrfj in de eerste plaats wel de Veerse dominé Gerson Bocei-us noemen, die van 1588 tot zijn dood daar woonde. We maakten reeds kennis met hem in ons verhaal „Een ongewenste uitgave", waar hij zo kranig de Engelse Koning trotseerde, met zijn boek over de Kerkregering.

Deze, in alle stilte werkende geleerde, behoorde tot de vijf Zeeuwse dominé's, die op de Dortse Synode door de afgevaardigden van Zeeland werden voorgedragen voor het werk der Bijbelvertaling.

Met hem werden genoemd JacV)lwis van Miggrode van Arnemuiden, Hendrik Brandt van Zierikzee, Cornells Bosschaert van Lillo en AbraJiam Happart van Goes.

Van dit vijftal werd alleen Bucerus, op grond van zijn enorme kennis van het Hebreeuws, tot een der drie vertalers van het Oude Testament uitgekozen. Van de werkverdeling en het aan

Van de werkverdeling en het aandeel, dat iedere translateur aan de Bijbelvertaling heeft gehad is ons maar weinig bekend. 't Schijnt dat elk boek van het

't Schijnt dat elk boek van het O.T. in drieën werd verdeeld. De auteur van de „Vita Waleei" zegt: „dat Bogerman telkens het eerste, Baudart het tweede en Bucerus het derde deel van een boek voor zijn rekening nam. Van de Grote Profeten nam ieder

Van de Grote Profeten nam ieder een heel boek voor zijn rekening. Onze Zeeuwse vertaler werd Eze

Onze Zeeuwse vertaler werd Ezechiël en de helft van Daniël toegewezen. Toen Bucerus tot Ezechiël 21 was

Toen Bucerus tot Ezechiël 21 was gekomen, riep God hem in Augustus 1631 van zijn arbeid op...

Herman FaukeUus Ook Hermanus Faukelius — van 1599 tot zijn dood — predikant te Middelburg, was in de vertalingscommissie benoemd.

Als plaatsvervanger voor het O. Testament en als translateur voor het Nieuwe en de Apocrieven.

Er was alle aanleiding voor de verkiezing van deze Middelburger. In 1617 had hij een vertaling van

In 1617 had hij een vertaling van het Nieuwe Testament uitgegeven. En een vertaling die er zijn mocht!

't Was geen wonder, dat de overzetters, iedere keer het werk van Faukelius er bij haalden, om het te raadplegen.

Zij oordeelden het een betrouwbare gids te zijn. Faukelius, die uitblonk in het He

Faukelius, die uitblonk in het Hebreeuws en Grieks, had een groot aantal vertalingen geraadpleegd. Zorgvuldig waren deze door hem

Zorgvuldig waren deze door hem gewikt en gewogen. Vooral de Duitse van Piscator, waarvoor hij grote waardering had. Na de voltooiing van het N. Testa

Na de voltooiing van het N. Testament, is hij begonnen aan het Oude Testament. Piscator's werk was hier voor hem

Piscator's werk was hier voor hem ook de leidraad.

In 1921 tot 1923 voltooide hij de historische boeken.

Het handschrift daarvan is door de Statenvertalers geraadpleegd. Faukelius dood in 1625 was de oorzaak, dat hij deze arbeid niet heeft kunnen voltooien. 't Handschrift, dat het O. T. van

't Handschrift, dat het O. T. van Genesis tot Esther bevatte, is door Faukelius met zijn andere boeken gelegateerd aan het consistorie van predikanten der Ned. Herv. Kerk te Middelburg. Helaas.' In' Mei 1940 "is door de ramp die Middelburg trof ook deze kostbare verzameling, grotendeels in vlammen opgegaan.

De aanspraakvorm voor God Een warme discussie ontbrandde over de vraag of men als aanspraakvorm voor God, het voornaamwoord „du" zou bezigen. Zoals reeds aangestipt had Marnix getracht deze oude vorm nieuw leven in te blazen.

In de voorrede van zijn berijmde Psalmen verdedigde onze Zeeuwse vertaler zijn poging met een verwijzing naar het oude Vlaams en Brabants en naar andere talen, waar men tot God bidt en spreekt in het enkelvoud „om des te meer de hooge ende eenighe Majesteyt Gods te kennen te gheven".

Het gebruik van het meervoudige „ghe" (lieden) achtte hij van Spaanse afkomst. ••;•;

Wilde men de zin van de Heilige Geest „blootelijck ende slechtelijk (= duidelijk en eenvoudig) uitdrukken, dan moest men volgens Mamix terugkeren tot het oude „du". De Synode bleek in twee kampen

De Synode bleek in twee kampen verdeeld. De éne pleite, met Marnix' argumenten, vóór het behoud van het verouderde woordje.

De andere groep voerde aan, dat het onbeschaafd en ongewoon klonk in de oren der Nederlanders, alleen werd het in minachtenden zin nog door het volk gebruikt.

De vorm „ghy" voor het enkelvoud, had zich sinds lang ingeburgerd.

Ook in het gebed tot God. Men oordeelde ,dat njen, dat noch de Majesteit, noch de eenheid van Zijn Wezen, daardoor gekwetst zou kunnen worden. Bovendien had men rekening te

Bovendien had men rekening te houden met de lessen van het verleden. Immers, juist het gebruik van „du"

Immers, juist het gebruik van „du" had het volk afkerig gemaakt van Mamix schone Psalmen. De meerderheid van de vergadering sprak zich uit voor het behoud van „ghij". Het gelijk was in deze ongetwijfeld

Het gelijk was in deze ongetwijfeld aan haar kant. De gevoelswaarde van het vrijwel uitgestorven „du" was van dien aard, dat het een, volslagen miskerming van de taalwerkelijkheid geweest zou zijn, indien Bucerus en Faukelius het voorbeeld van Marnix hadden gevolgd.

Afgescheiden nog van het practische bezwaar, dat de nieuwe Bijbel, door het bezigen van zulk een lelijk woord, het volk tegen zich zou inr»emen.

De Synode heeft, terecht, haar gezag gebruikt, om aan ,,du" de doodsteek te geven. Voor de vertalers was het dus gemakkelijk, nu dit twistpunt uit de wereld was.

De plaatsvervanger van Faukelius was de hoogleraar Waleus. Deze heeft van zijn elfde tot zijn

Deze heeft van zijn elfde tot zijn zes en veertigste jaar — met kleine tussen pozen — in Middelburg gewoond. Later werd nog Joos van Laren (1586—1653) tot revisor van het Oude Testament aangewezen.

Dominé van Laren — van 1608 tot zijn dood, Zeeuws predikant — heeft in Vlissingen enige boeken van het O. Testament Job, Daniel en Prediker vertaald. Ook van deze vertaling hebben de

Ook van deze vertaling hebben de translateurs bij hun overzetting een dankbaar gebruik gemaakt. Ook Cornells de Maets (1620—1629 te Scherpenisse en van 1629—1639 te Middelburg) werd aangewezen als revisor. Zó hebben ook de Zeeuwen hun aandeel geleverd tot de Statenvertaling. A. M. WESSELS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 september 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

Zeeuw's aandeel in de Statenvertaling

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 september 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's