Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Balling van Sluis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Balling van Sluis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In plaats dat ze Christelijke deftiglieid, zedigheid en ernst aan de dag leggen, zijn ze „gereed om te jokken en te beerten, gekkernijen voort te brengen en lagchen en tot lagchen te verwekken." Zij zijn trots en eerzuchtig. Ze zoeken toejuiching der menschen en zijn scherp tegen de eenvoudigen. Direct voelen zij zich verongelijkt, zoodat ze bekend staan om hxin korzeligheid en drift. Hun bescheidenheid is aan weinigen bekend, evenmin hun zachtmoedigheid, vreedzaamheid en verzoenlijkheid. Lastering en achterklap is hun niet vreemd, ja ge hoort ook wel van hen „dertele ende vleeschelijke klap", 't Zijn goede wijnproevers en wijnkemiers. Al is hun tractement klein — ze moeten wijn in huis en aan tafel hebben. Als 't geld uit eigen beurs moet komen zijn ze gierig. Liever dan met armen verkeeren zij met de rijken, die hen te gast noodigen (Witsius noemt hen „beenopspringers van de grooten"!)

Zoeken ze een vrouw, dan is de groote vraag: hoeveel geld brengt ze mee? Het huiselijk leven laat ook veel te wensen over. Van de huisgodsdienstoefening komt weinig terecht. De huisgenoten komen vaak ontrouw ter kerk, en als ze komen dan zijn ze tot grooten aanstoot zeer slaperig en lusteloos. Hun vrouwen en dochters zijn dikwerf zeer ergerlijk en onstichtelijk in haar kleeding. Veel leeraars preeken „gantsch slaaperig, flauw, ijverloos en ongevoelig, zoodat de woorden bijna schijnen te versterven op hun lippen", zeKs wanneer ze spreken over de hoogste en heiligste dingen, zoodat men zich afvraagt: gelooven zij zelf wel wat ze zeggen? De preeken zijn hoogdravende en opgepronkte redenen. De stijl is opgesmukt. Zelfs Grieksch en Hebreeuwsch wordt er bij gehaald en spreuken van philosofen en dichters, opdat de gemeente maar zou merken: wat heeft ze een geleerd man als predikant; Niet het zieleheil der schapen, maar een redenaar te heeteu is het hoogste doel. Ze nemen een onderwerp, dat hun 't gemakkelijkst uitkomt. Zoo preken ze b.v. met vuur over pest en oorlog in dagen van gezondheid en vrede. Velen hebben geen voldoende stof en leggen uitvoerig de verschilpunten met Socinianen, Remonstranten, Joden, Papisten uiteen. Waartoe? „Dezulken worden toch in hun midden niet gevonden". Komen ze van den preekstoel, dan zijn 't plotsehng andere menschen, gelaat, taal, stem, alles verandert, ze lachen en praten over nietige dingen, 't Is „alsof zij maar gepreekt hadden om gedaan te hebben gelijk een comediant met schijn-ernst spreekt over een zaak". Ze rabbelen de Formulieren en Formuliergebeden snel af. 't Lijkt wel of ze 't als een slavernij beschouwen, dat ze zoo ernstig moeten wezen. Velen zijn nalatig in 't catechiseeren, ze achten 't beneden hun waardigheid dat werk te doen. De studiën, aan de hoogeschool begonnen, zetten ze niet voort, zoodat ze ook niet in staat zijn gevaarlijke ketterijen bij 't opkomen te onderkennen — ze gaan liever een glaasje drinken. Ze hebben weinig werklust en studeeren soms eerst 's Zondags voor de predikatie. Toch hebben ze graag een groote gemeente en staan daar liefst alleen, ook al is er werk voor 10 of 12 predikanten, vreezend, wanneer er meer leeraren beroepen worden „te meer hun respect en autoriteit te verliezen". Heeft een collega groote toeloop, dan zijn ze nijdig, en ongenietbaar. Zijn ze bij elkander op een classicalen maaltijd: „och hoe vleeschlijk en ijdel zijn haar discoursen, 't is walgelijk daar bij te zijn".

Naast oprechte wachters zijn er vele huurlingen, vele buikdienaars".

Niet alleen op de dominé's, ook op de Overheid — vooral op die van Sluis — oefent Ds Koelman critiek uit.

Rusteloos voert hij de strijd tegen vijanden van allerlei slag. Het is een zwaar gevecht tegen de usurpatie van de

Het is een zwaar gevecht tegen de usurpatie van de rechten der Kerk door de overheid. Tegen de verwaarlozing der tucht, het leven der gemeenteleden, het gebruik der formulieren en het vieren der feestdagen.

der feestdagen. De Kerkelijke notulenboeken van Sluis getuigen van zijn bange en zware strijd.

Ds Koelman ontziet niemand, waar het de ere Gods geldt. Het Avondmaal moet heiUg gehouden.

Het Avondmaal moet heiUg gehouden. Leer en leven moeten met elkaar in overeenstemming zijn. Op zekere dag komt de Burgemeester van Sluis dron

Op zekere dag komt de Burgemeester van Sluis dronken thuis.

Nau\velijks verneemt de predikant het, of hij gaat hem bestraffen.

Onomwonden zegt hij hem Gods wegen en diens Goddelijke eisen aan. De burgervader is boos op de leraar, die zo iets durft

De burgervader is boos op de leraar, die zo iets durft te bestaan, 't Is ongehoord.

Een commies, die ook nogal invloed in deze stad heeft, heeft zich schandelijk gedragen. Ook deze wordt vermaant. Ds Koelman stoort zich niet aan de reeks verwensingen, die deze ambtenaar hem naar het hoofd slingert.

De man is zo gekrenkt door het herderlijk vermaan, dat hij Ds Koelman enige stompen toedient. Streng treedt ook Koelman tegen het nachtelijk dansen, kermisbezoek, dobbelen en kaartspel, op. Toch heeft hij een aantal oprechte vrienden in Sluis,... ondanks alles.

In 1666 woedt de pest in Sluis. Vele slachtoffers eist de ziekte. Als het eergte slachtoffer — een weduwe uit Brugge —- valt, neemt de overheid van Sluis ingrijpende maatregelen, om „die contagieuse ziekte" te weren. De scholen worden gesloten.

Ook de Kerk trekken zij binnen de cirkel van hunner bemoeienis.

Bewoners van besmette huizen mogen niet ter kerk. In geen zes weken.

Hebben zij daar bezwaar tegen of gevoelen zij grote begeerte naar het Huis des Heeren op te gaan, dan kunnen zij zich vervoegen bij de Magistraat.

Deze zal dan oordelen of aan hun verlangen voldaan kan worden. Zo nodig wijzen zij een afgeschoten zitplaats in de Kerk aan.

Maar wat moeten nu de dominé's doen? Kunnen zij de lijders aan hun lot overlaten?

De Kerkeraad is van oordeel, dat het zeer zeker op de weg der drie predikanten — KOELMAN — MAEN- HOUT — MONTANUS — hgt, om geestelijke hulp te bieden. Ieder in zijn eigen wijk.

Ds Koelman laat zich niet onbetuigd. Met zijn vrouw — ANNA HUS bezoekt hij de woningen der pestkranken.

Zij getuigen van de enige troost, beide in leven en sterven.

Hun ijver is voorbeeldig. Doch ook gevaarlijk! meent de Magistraat. Zij besluit tussen beide te komen.

Op 28 September zegt men Ds Koelman en zijn vrouw aan, dat ze binnenshuis moeten blijven. Een witte lat slaat men voor het raam. Een waarschuwing, dat de Pastorie besmet is! (Wordt vervolgd))

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 september 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

De Balling van Sluis

Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 september 1951

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's