Gebroken Bakken
38)
Toen had Mevrouw van Lankeren verder over Dolf gezwegen. Maar Elsa wist, dat de nacht die daarop volgde, voor haar moeder een volstrekt of zo goed als volstrekt slapeloze was geweest, zodat zij de zware hoofdpijn, die haar moeder de volgende dag kwelde, zeer goed had kunnen verklaren.
De mededelingen omtrent Dolf hadden een schaduw geworpen op het verblijf in Kerkwijk. Maar zij hadden toch ook, zo overwoog Elsa, dit onuitsprekelijk voordeel gehad, dat haar moeder en zij heel dicht bij elkaar hadden gestaan en zij samen zouden worstelen, in het gebed en met de daad, als dit mogelijk was, om het behoud van Dolf, die de verzenen tegen de prikkels sloeg.
Zij waren nu weer sinds enige dagen in Rotterdam en hadden 'deze Zaterdagmiddag vastgesteld, om enkele inkopen te doen, die verband hielden met de aanstaande reis van Mevrouw Le Grand en de familie Van Zevenhuizen.
Gerda was de vorige avond thuis geweest en had juist lopen vertellen, hoe zij daar weer onvrede had ontmoet. Het boterde lang niet tussen haar vader en „zijn vrouw". De voornaamste oorzaak daarvan was Cor. Met de dag werd, sinds dat deze uit Utrecht was thuis gekomen, de verhouding minder. Zij was weer niet thuis geweest. Als regel liep zij, na een scène, de deur uit, om dan eerst heel laat thuis te komen.
„Maar waar zit zij dan toch altijd?" had Elsa gevraagd.
„Ja, precies weet ik dat ook niet. Zij verdeelt waarschijnlijk haar avonden tussen dancing, bioscoop en schouwburg, het meest wel de dancing. Dat kost natuurlijk schatten. En daar komt de herrie door. Want dan bedelt zij vader geld af en dat wil zijn vrouw niet hebben.
Elsa was langzamerhand gewoon geworden aan de uitdrukking „zijn vrouw" die haar aanvankelijk zo stuitend was voorgekomen. Bij enig nadenken had zij geconcludeerd, 'dat zij ook niet zou weten, hoe zij zou moeten handelen. Het was de ellende van de moderne huweUjksopvattingen, die alles ontwrichtten en het gezinsleven uiteenrukten met niets ontziende, weergaloze wreedheid.
„Het is voor vader een vreselijk leven" had Gerda nog opgemerkt. Zij had haar vader zielslief, al kon zij dan ook niet goedkeuren, dat hij vroeger niet flinker tegenover haar moeder was opgetreden. Ook het optreden tegenover Cor keurde zij onomwonden af. Zij vond het verkeerd van haar vader, om Cor steeds van geld te Ivoorzien. Zij had een behoorlijk salaris en kon daar gemakkelijk van rondkomen, als zij het maar niet wegsmeet.
Juist wilde het tweetal een wirlkel binnenstappen, toen een vrolijke meisjesstem schalde: ,,Hallo, hallo, Gerrie, ken je soms een arm mens niet meer?"
,,H6 Cor, ben jij daar?"
„Om u te dienen. Edelheid. Ben je al weer in de beschaafde wereld terug gekeerd? Ben je al thuis geweest?"
„Ja, gisteravond. Maar je was natuurlijk weer weg", verweet Gerda. toch liefdevol.
„Goed gezegd: natuurlijk. Vanzelf weer ruzie met Mevrouw, onze tweede moeder. Dat is zo aan de orde van de dag. U is", bewegelijk wendde zij zich tot Elsa, die haar tersluiks opgenomen had, zeker Elsa van Lankeren? Ik ben Hare Majesteit Cor Zuiderman, de geliefde zuster van deze dame".
„Aangenaam", zei Elsa vormelijk. De vrijpostige manier van optreden en spreken van het meisje hinderde haar geducht. „Kent u mij ?"
„Haha. Gerda en u die behoren zowat bij elkaar hé? Maar ik ken u al veel langer. Ik kwam u op een avond op het Haringvliet eens tegen met Dolf en "
Plotseling hield zij op. Een paar grote vraagogen waren op de hare gericht. Br lag in die blauwe ogen iets onverklaarbaars, een wereld van verwondering, verbazing, angst, smart, vertwijfeling. Oor Zuiderman, gevat als zij was, begreep onmiddellijk de situatie.
„Neem mij niet kwalijk", zeide zij haastig, „ik bedoel natuurlijk „uw broer."
„Och", ter verontschuldiging, „hoe gaat het? wij spreken elkaar dikwijls, op het kantoor en daar buiten. En onwillekeurig noem je elkaar dan bij de voornaam. „Nu", ratelde zij door, om het onaangename weg te nemen, „ik zag u toen op het Haringvliet met uw broer, 'k Zag onmiddellijk, dat Do dat U broer en zuster waart. U lijkt sprekend op elkaar. Als twee druppels water. Leuk vind Ik dat. Gerda en ik lijken niets op elkaar, wel ? Neen, dat is zo. Uitwendig niet, maar Inwendig ook niet. Maar daarom niet getreurd. Wij leven zonder zorg, hoor". „Cor, doe toch niet zo ongeneerd", zei Gerda, die verlegen
„Cor, doe toch niet zo ongeneerd", zei Gerda, die verlegen werd over het optreden van haar zuster, die met luide stem haar meningen verkondigde, zó, dat de voorbijgangers haar aanstaarden.
,,Laat mij maar even uitjodelen, Gerrie. Ik ben blij, dat het zulk mooi weer is. Eindelijk verveel ik mij een gruwel, zo alleen. Enfin, morgen ''.
„Doorlopen, dames, waarschuwde een agent, die met kalme pas op het trottoir liep. „U verspert de weg".
Cor Zuiderman was reeds in een portiek gesprongen. „Hier maken ze ons niks", zeide zij tot de beide meisjes. „Moeten jullie in deze winkel wezen? Mag ik mee? Ik beloof heilig en plechtig mij behoorlijk te zuUen gedragen".
Een antwoord wachtte zij niet af. Onder het uiten der laatste woorden was zij de winkel reeds binnengestapt. Het was er zeer druk, zodat het drietal alle gelegenheid
Het was er zeer druk, zodat het drietal alle gelegenheid had verschillende zaken in de geweldige ruimte te bekijken. Cor zorgde wel voor levendige op- en aanmerkingen, soms zó snaaks, dat Elsa wel lachen moest, of zij wilde of niet. De lust was er overigens niet. 't Was, of haar een klap in het aangezicht gegeven was, toen zij het meisje zo familiaar over Dolf hoorde spreken. Waren de verhoudingen op het kantoor zó los ? Of matigde Cor Zuiderman zich het recht maar aan, om zó te spreken. Of, had zij inderdaad recht? Na de inkopen gedaan te hebben, verlieten de meipjes de winkel. j
„Hebben jullie nog meer te doen? Mag ik mee? Toe, ik verveel mij zo alleen. En naar huis ga ik voorlopig niet. Mevrouw heeft de bokkepruik op. En dan is het het beste, haar uit de buurt te blijven. Vader zit toch maar lelijk met haar opgescheept, 't Is wel een pretje bij ons thuis, vindt V ook niet, juffrouw Van Lankeren? U is toch zeker wel op de hoogte?"
Tot elk ander had Elsa allicht opgemerkt: ,,Zeg gerust Elsa'", maar tegenover Cor Zuiderman kon zij het met. Gerda heeft mij wel eens het een en ander verteld", zeide
Gerda heeft mij wel eens het een en ander verteld", zeide zij stroef, „'t Is verschrikkelijk. Voor alle partijen."
„Poeh", lachte Cor, „het kan moeder niks schelen hooi'. En wat ons aangaat, wij redden ons wel. Gerda zek^r. Die zH nu aan de vrome kant. Binnenkort loopt zij met een blau-v' mantelcostuum en een blauwe strohoed met rood bandje: Leger des Heils. Het is om te gieren."
„Coriie, ik verbied je, zó te spreken. Nog één woord daarover en ik laat je staan. Schaam je je niet?!" Zó had Elsa Gerda rmg nooit gezien. Zij sprak op heftige
Zó had Elsa Gerda rmg nooit gezien. Zij sprak op heftige toon. Haar ogen schoten vuur. Haar lief gelaat was marmerbleek. En Elsa zag er duidelijk zenuwtrillingen op.
„Pardon, zusje. Je hebt gelijk. Ik liet me gaan Je bent honderdmaal beter dan ik. Denk maar, dat ik die woorden niet gezegd heb."
Elsa keek haastig op. Zij verkeerde in de mening', dat de spot bij Cor nog niet geweken was. Maar zij vergiste zich blijkbaar. Want spot viel er op het aardige meisjesgezicht niet te lezen. Wel spijt.
Gerda zeide niets. En geruime tijd liep het drietal verder. Elsa vond het een pijnlijke situatie. Telkens hoop-e zij, dat Cor verd-wijnen zou. Maar deze wandelde mede. <
„Toe, Gerrie, zieg nu wat", smeekte zij opeens. ,,Heus, ilc wilde je niet kwetsen." (Wordt) vervcjigd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 1952
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 1952
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's