Een Reformatorisch Baanbreker
HERMAN MODED OP SCHOUWEN
Op een zonnige morgen glijdt een zeilschip over de zacht kabbelende golfjes van de Schelde.
Er is weinig wind, en de' zeilen van het schip hangen slap neer.
Zierikzee is het einddoel der reis en de bemanning, die wit het Zuiden komt, heeft nog ettelijke uren voor de boeg.
Op het achterdek staat een man over de golven te turen.
't Is Herman Moded, een vogelvrij verklaard evangelie prediker.
De grond ia hem in Vlaanderen te heet onder de voeten geworden en hij heeft z'n toevlucht elders moeten zoeken. In de Zuidelijke Nederlanden worden velen om het geloof vervolgd en wie zijn leven wil redden, moet z'n geboortegrond verlaten — zeker voor de eerste tijd.
Moded wil niet stil zitten.
Men heeft hem verteld, dat op het eiland Schouwen een groot arbeidsveld braak ligt en Moded heeft, na enige maatregelen genomen te hebben, koers gezet naar het bewuste eiland.
Nu staat hij daar na een lange vermoeiende reis en staart onderzoekend naar de grote steenklomp, de Sint Lieven Monstertoren, die in de verte opdoemt.
In gedachten vraagt hij zich af, hoe het hem zal gaan in die Zeeuwse stad, wier inwoners zo geheel verschillen van de Vlamingen en Walen, waar onder hij gewoon is te werken.
Maar dan komt het Woord des Heeren voor zijn aandacht „De eilanden zullen naar Zijne leer wachten"
Die gedachte sterkt hem. ,
Het is stralend weer.
Over de brede Scheldemond ligt zonneschijn.
Uit zijn zak haalt hij een boekje dat zo juist is uitgekomen.
't Is de Psalmberijming van Petrus Dathenus.
Hij bladert er in en vergelijkt ze met die van Van Zuylen van Nyevelt, die hij uit zijn hoofd kent.
„Dat heel het volk ze spoedig moge kennen" mompelt hij.
Moded wentelt zich nu tot de kapitein.
„Wanneer denkt U dat wij zullen aankomen?" vraagt hij hem.
Deze kijkt uit over de Schelde.
„Dat kan nog wel enige uren duren, 't Is eb. Er staat ongeveer geen water in de haven van Zierikzee.
„Dat is jammer" zegt Moded.
„Hebt U haast aan wal te komen?"
„Ja kapitein, ik heb een gewichtige opdracht."
„Zo! In wiens opdracht reis je dan?" Het zal toch wel niet in des Konings zijn?
„Neen" antwoord Moded. „Ik reis op last van God."
De kapitein lacht en zwijgt verder.
„M'n kop er af, als dat geen ketterse leraar is" fluistert hij tegen de knecht, die bij hem aan het roer staat. Enfin ze zoeken het maar uit. Ik heb er niets mee te maken. Hij heeft z'n reisgeld al betaald
Enige uren later meert het schip aan de havenkant te Zierikzee. Een weggelopen geestelijke.
Zó noemen zijn vijanden Moded, die nu predikant te Oudenaarde is en het in het klooster te Zwolle niet kon uithouden.
Wij zien hem 14 Juni 1566 bij de eerste openbare preek als leraar optreden.
Deze hagepreek eindigt in een hevig gevecht.
Alles is er op gezet de prediker in handen te krijgen.
De Heere waakt echter over Zijn dienstknecht, die nog zo veel voor Zijn kerk moet doen en Moded ontsnapt.
Moded is vrijmoedig en onverschrokken.
Overal jaagt men hem op.
Hij loopt — op 6 Juli — door Gent en ziet dat door de Raad van Vlaanderen een streng plakkaat is aangeplakt, waar £ 100 Vlaems, dat is ƒ 600.—, op z'n hoofd is gezet.
Waarlijk geen geringe som voor die tijd.
Zonder aarzelen stapt hij naar het huis" van de President der Raad, klopt aan en maakt zich bekend:
„De ben Moded mijnheer de President. Ik sta hier voor U. Hebt U lust om zelf zes honderd gulden te verdienen?"
De President is verbluft en verwijdert zich.
Ook Moded verlaat snel het huis
Is het wonder, dat zijn vervolgers het volgende signalement geven:
„Hij is stout en opgeblazen van geest, trotsch van wezen, uitmuntende in welsprekendheid, om het volk bij de oren te vangen"^)
Moded stapt aan wal en loopt langs de haven.
„Kunt U me zeggen waar de taveerne van Abel Imati' se is? Welke richting moet ik uit?" informeert hij aan een voorbijganger.
't Gezicht van de aangesprokene betrekt.
„Die woont vlak bij de Lieven Monsterkerk. Ga die straat maar in."
„Dank U voor uw inlichting."
Moded gaat verder.
Een der monniken uit het Minde broederklooster schiet op de aangesprokene toe.
„Wat moet die vreemdeling van je? Ken je die?
„Nooit gezien Eerwaarde." 'k Zag hem van de boot komen. Hij vroeg waar Abel Imanse woonde.
„Nou dan weet ik wel uit welke hoek de wind waait. Ik ga er vlug achterheen. Vlak bij de kerk staat „God aan 't Kruis"^) Dat moet hij passeren. Brengt hij de eerbewijzen niet, dan weet ik 't zeker en zal maatregelen nemen."
De monnik stapt snel achter de niets vermoedende Moded aan.
Deze passeert het Kruisbeeld, maar ontbloot noch het hoofd noch maakt een kniebuiging.
„Een Ketterse Leraar" concludeert de monnik.
1) STRADA TOMI Pag. 17.
2) Zes weken later besluit de Magistraat van Zierikzee, met het oog op eventuele beeldstormerij „de Godt van 't Cruyce op de Brughe, mitsgaders aan de Cruyce voor het Choor der Monsterkeick af te doen" (Notulen Raad der Stede Zierikzee, 28 Aug. 1566.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1952
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1952
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's