Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen Blijvende Stad

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen Blijvende Stad

II.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eerste Kerstdag 1559.

Door de besneeuwde stralen van Veere loopt Joost J Dossen en oriënteert zich.

Op de toek van de Capellestraat valt zijn aandacht op een uithangbord, waarop een schoen geschilderd staat.

„In 't Bijlken" staat er onder.

„'k Zal proberen me daar te verhuren" beshst hij.

Hij ücht de klink van de deur en stapt binnen.

Een man in Zondagse kleren — 't is immers Kerstdag — staat hem te woord.

Joost zegt hem zijn verlangen.

Andries de schoenmaker — zoals de Verenaren hem noemen — denkt even na.

Met dit slechte en natte weer kan hij wel hulp gebruiken. Hij voorziet tussen Kerst en Nieuwjaar een drukke week en stelt Joost voor:

„Voor een paar dagen wil ik van je vakkennis profiteren. Blijft de drukte aanhouden, dan langer, zo niet, dan zijn we van elkaar af "

Dit voorstel strookt geheel met de wensen van Joost.

Een poosje in Veere te vertoeven lijkt hem wel en hij neemt het aanbod aan.

In de werkplaats in de Capellestraat worden de zaken van de Godsdienst voorzichtig met baas en klanten besproken.

De week is snel om en 't jaar 1560 breekt aan.

Dan heeft Andries niet voldoende werk meer, slechts voor twee dagen per week.

De andere dagen moet Joost dan maar „elders de kost opscharrelen."

Op die voorwaarde kan hij blijven.

Dit strookt met diens plannen.

Hij neemt zijn intrek bij een visser in-de Oudestraat.

„Bij Jan en Jacomina is het goed in de kost" oordelen de Veerse ingezetenen.

Joost brengt het Schriftwoord: „We hebben hier geen blijvende stad" in letterlijke zin in toepassing en kiest in Mei 1560 een ander kosthuis.

Ook bij een visser, op de hoek van het kerkhof.

Antheunis en Barbara

Elke dag gaat Joost uit werken... en draagt zijn boodschap uit...

» # *

„Ik ga de wallen nog even rond vrouw Barbara." 'k Zal meteen uitkyken of ik het schip van je man niet zie."

„Best Joost, ik wacht hem van avond thuis. Je hebt gelijk dat je nog eens een luchtje gaat scheppen. Als je zo de hele dag binnen schoenen lapt is dat wel goed. 't Is prachtig Meiweer!"

Rustig wandelt Joost over de wallen en komt bij de Campveerse toren. Hij staat over het Veerse Gat te turen en kijkt of hij het schip van zijn kostbaas ontdekken kan.

Joost overpeinst of hij aan de overzij, op Noord Beveland, zijn „rondreizend" werk zal voortzetten.

Als hij langs de Kade huiswaarts keert, passeert hij de Pastoor Jan van Miggrode.

De pastoor groet hem, ofschoon Joost nooit naar de mis komt. „Ze laten me in Veere met rust. Dat valt me erg mee"

„Ze laten me in Veere met rust. Dat valt me erg mee" concludeert hij.

Maar zijn vijanden slapen niet.

Zij loeren reeds lang op hem.

Als Veere in rust is, klopt de Baljuw van Veere bij Antheunis en Barbara op de deur.

Dit tijdstip heeft men gekozen om opschudding te voorkomen.

. Antheunis staat op en opent het deurluikje.

„In naam des Konings, doe open! Ik ben het. Baljuw van Fontes".

„Waarom? Ik ben me niets kwaads bewust."

„'t Is ook niet om jou te doen, maar om je kostganger."

Even later arresteert de Baljuw Joost.

„Wijs mij zijn slaapvertrek Barbara" commandeert hij.

Schoorvoetend voldoet zij hier aan. Ze vinden de Liesveldbijbel en een Concordantie of

Ze vinden de Liesveldbijbel en een Concordantie of Register der ganse Heilige Schrift en „seker Bouck van hedekens, gehaeld uyt den Nieuwe ende Oude Testamente " „Wat getuigen hebben we nog meer van node?" zegt

„Wat getuigen hebben we nog meer van node?" zegt van Fontes.

# « *

20 December 1560. In een kelderachtige cel met grauw, zwaar gewelf, on

In een kelderachtige cel met grauw, zwaar gewelf, onder het Stadhuis te Veere, Ugt op een brits Joost Joossen.

Peinzend staart hij door de spijlen van een der vensters naar buiten.

Zo juist hebben Baljuw van Fontes en de schepenen Jan Block en Jacob Adriaensen zijn cel verlaten, na hem „officieel" het doodvonnis te hebben aangezegd.

„Nog drie dagen" prevelt hij „En dan is 't voorbij."

Moeizaam richt hij zich op, maar valt met een weer op de ritselende strozak terug, 't gezicht pijnlijk vertrekkend.

„Heère, wat ben ik U dankbaar, dat Gij er waart om mij te ondersteunen" dankt hij.

Toen C(,verreding niet baatte om Joost tot ontrouw te bewegen, werd met foltering gedreigd.

De beul uit Middelburg werd ontboden^) en een „wreede eximinatie" werd toegepast,

1) In het Zwarte boek ter Griffie van Veere fol. 31 lees ik het contract dat de stad met de beul van Middelburg sloot over het salaris.

Voor elke executie, hetzij met het zwaard, den bast, te vuur, te water of anderzins, hoe dat wezen mocht, daar de dood op volgt twintig schellingen Vlaems. Voor elke excecutie, hetzij scherp examen, geeselen, de kaak, ooren afsnijden of andere excecutiën, waar de dood niet op volgt Vijf schellingen Vlaems.

En daarboven voor elke dag, dat hij daarbij vaceeren zou 15 stuivers.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 februari 1952

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

Geen Blijvende Stad

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 februari 1952

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's