De kleine vijf
11 Ua de behandeling van „d^ grote f komen de vijf kleine partijen aan • orde. Dat zijn momenteel de P.S.P. acifistisch Socialistische Partij) met 4 tierzetels, de C.P.N. (Communistische ttij Nederland) ook met 4, de S.G.P. taalkundig Gereformeerde Partij) met de B.P. (Boerenpartij) eveneens met sn het G.P.V. (Gereformeerd Politiek erbond) met 1 zetel. De P.S.P. is opgericht in 1957 en kreeg
De P.S.P. is opgericht in 1957 en kreeg 1959 voor het eerst een tweetal verjenwoordigers in de Tweede Kamer. 't is een links-socialistische partij, die ar aanhang vindt onder oud-S.D.A.P.' iof P.v.d.A.'ers, die van mening zijn, t het socialisme te rechts, te burgerkis geworden en de oude strijdkracht otendeels heeft verloren; voorts uit ;t gewezen leden van de C.P.N, (de (. Bruggroep) die ruzie gekregen had- 'nmet Paul de Groot en uit anti- miisten of pacifisten, die algemene twapening nastreven en zich dus in P.v.d.A., die de N.A.V.O. steunt, niet isvoelen. Op sociaal-economisch gezijn ze radicaler dan de P.v.d.A. C.P.N, is als communistische orgaatie ontstaan in 1909, aanvankelijk
er de naam Sociaal-Democratische tij. De drie voormannen Ceton, ijnkoop en Van Ravesteyn werden in jaar uit de S.D.A.P. gezet, omdat ze doctrinair-marxistisch waren en eds kritiek oefenden op het afwijken de leer van Marx. Ze wilden klastrijd en massa-stakingen en hadden 1917 grote bewondering voor de Rushe revolutie. In 1918 veranderde ze r naam in Comm. Partij Holland en t\et jaar daarop sloot ze zich aan bij comministische Internationale (Kotern), hetgeen betekende, dat ze JT richtlijnen ontving uit het Krem- Ze heeft aan de lopende band ine ruzies gehad. Vóór de oorlog kon nimmer meer dan 4 zetels halen, ar toen na de bevrijding in 1945 land hier nogal favoriet was, bede ze in 1946 niet minder dan 10 Is van de 100. Dit aantal verminderechter al spoedig voortdurend, voordoor de overweldiging van Tsjechowakije door de Russen in 1948 en bloedig neerslaan van de Hongaaropstand in 1956, zodat ze nu nog hts 4 van de 150 zetels heeft. e S.G.P. is opgericht in 1918 door eerste leider Ds. Kersten. Ze kreeg 1922 een zetel in het parlement, bezet •.I haar voorzitter. Ze beschikt over bijzonder stabiele aanhang — haar entages vertonen geen grote schomngen — die ze recruteerd uit een specifiek godsdienstig volksdeel, de beginselen van de z.g. Nadere ormatie aanhangt en kerkelijk zich indt in de Geref. Gemeenten, de Oud "f. Gemeenten, de Geref. Bond in de Kerk en de Chr. Geref. Kerk (de 1ste twee ten dele). Ze is het naast ant aan de A.R.P., maar op essenpunten kiest ze principieel een anweg. Ze is tegen algemeen kiesvooral tegen vrouwenkiesrecht, n sociale verzekeringswetgeving en m samenwerking met de roomsen. IS vóór een soort theocratische tsvorm op grond van art. 36 der . Geloofsbelijdenis, strenge handha- ! van de zondagsrust door de over- ' en sluiting van theaters en biosn. Gezien de inhoud van deze zowel tieve als positieve programpunten, in onze politieke constellatie moeirealiseerbaar zijn, is ze meer een van getuigend karakter.
et G.P.V. ontstond in 1948 als een van de scheuring in de Gerei. ken van 1944, die leidde tot het 'taan van de z.g. Vrijgemaakte Ger. ken (art. 31). De aanhangers ervan ten bezwaren tegen de A.R. opvatm omtrent de christelijke staat, de 'ereiniteit in eigen kring, de P.B.O. Europese integratie, de antithese en wwerking met socialisten. De partij 1 feite een kerkelij k-politieke groep lus sterk separatistisch. Verder dan Zetel in het parlement kan ze het, en de getalsterkte van haar kerk, i brengen.
e Boerenpartü» ontstaan uit een ver- "g voor bedrijfsvrijheid in de land- *, nam in 1962 voor het eerst aan jezingen deel en behaalde in 1963 Kamerverkiezingen direct 3 ze- Ze wil een christelijke partij zijn. t huidige Kamerleden zijn voorheen lid van een prot. chr. partij ge- -t, maar haar aanhang is nu af- «lig uit alle mogelijke kringen. ' voornaamste programpunten zijn: -having en herstel van een zelfiige boeren- en middenstand, verkering der sociale lasten, afschaf- , Van de P.B.O., vrije handel in •bouwproducten, drastische verlaïvan belastingen, terugdringen van Ivloed der overheid. Deze partij, die enkele jaren een opzienbarende •'" nam, is principieel rechts, alwat haar leidslieden betreft en i^is haar program ook sociaal- *• Wat stemmental aangaat, is ze ' de grootste kleine partij. ïnneer we de geschiedenis van het den der kleine .partijen nagaan, ontmoeten we allereerst het vanteekende feit, dat vele partijen Idein hebben moeten beginnen. De liberalen deden het in het groot na 1848, toen partijvorming pas zin kreeg, maar zijn nu een tweederangspartij. De conservatieven hadden ook direct grote aanhang, maar zijn in 1886 als partij verdwenen. De roomsen hadden uiteraard spoedig na 1848 ook een behoorlijke fractie, hoewel velen van hen bij de conservatieven zaten. De A.R.P. begon echter klein, maar kreeg met name door de schoolstrijd veel aanhang onder de belijdende protestanten. Bij de C.H.U. is het een bijzonder geval, daar deze een uit fusie ontstane partij is. Da oude S.D.A.P. moest in 1897 met 2 zetels beginnen! In het algemeen kan men zeggen, dat een partij alleen kans heeft groot of middelgroot te worden, wanneer haar beginselen weerklank vinden bij een meer of minder brede groep in ons volk. Dat is inderdaad het geval bij de huidige vijf grote partijen. Zijn de beginselen echter zo exclusief, dat ze slechts bij een heel kleine minderheid aanslaan, dan zijn deze partijen gedoemd klein te blijven of na verloop van tijd weer te verdwijnen. Zo is de S.G.P. na bijna een halve eeuw nimmer boven 2,5''/o der kiezers gekomen, maar ze blijft stabiel, omdat ze steunt op een specifieke volksgroep. Bij het G. P.V., dat zijn kiezers recruteert uit de Vrijgemaakte Gereform. Kerken, zal het percentage wel nooit hoger komen dan 0,8 (nu 0,74) zijnde het zielental van genoemde kerken. De Comm. partij heeft een eigen ideologie, maar ze heeft in normale tijden geen schijn van kans uit te groeien tot een middelgrote partij. Dit zal aan de P.S.P. zeer waarschijnlijk ook niet lukken. Haar pacifisme en radicaal-socialisme hebben weinig kans bij een brede massa aan te slaan, vooral als de P.v.d.A. wat linkser wordt. En wat de Boerenpartij betreft, deze leek een middelgrote partij te gaan worden, maar haar kiezerskorps is zulk een onsamenhangend allegaartje van allerlei groepen met negatieve verlangens en protesthoudingen en bovendien zijn haar leider en zijn satellieten politiek zozeer beneden de maat, dat ze zeker na alle troebelen rondom Adams en Voogd vooral na een eventuele sanering van ons partijensysteem zal ineenzinken.
Het jaar 1918 betekende een duidelijk breukpunt in onze parlementaire geschiedenis wat betreft het optreden van kleine partijen. Toen kwamen het algemeen kiesrecht en de evenredige vertegenwoordiging. Met name de laatste was zeer bevorderlijk voor het ontstaan van kleine partijen, omdat daarmee heel Nederland in feite één district werd, daar alle stemmen van het hele land bijeengeteld worden en er dus geen enkele meer verloren kan gaan. De aanhang van elke partij werd daardoor precies bekend. In 1918 werden lijsten ingediend en 17 partijen verwierven één of meer zetels, het hoogste aantal dat de Tweede Kamer ooit heeft geteld. Dit werd bevorderd doordat de drempel voor toelating slechts de halve kiesdeler was. In 1921 werd deze op 'A'/o gebracht en in 1935 op Vlo, maar in 1956 is het 2/3"/o geworden, doordat de Tweede Kamer toen 150 leden kreeg. De verhoging van 1935 was een reactie op de verkiezingen van 1933, toen nota bene 53 lijsten werden ingediend, waarvan er 14 één of meer zetels kregen. Dat is het maximum aantal lijsten geweest. Na de oorlog ging het beter: in 1946 slechts 10 en tot 1959 maximaal 13. Maar in 1963 werd het 18, waarvan de huidige 10 partijen één of meer zetels haalden. De huidige kiesdeler is ± 44.000. Verhoging van de z.g. kiesdrempel zoals b.v. in West-Duitsland, dat vijfmaal de kiesdeler eist, stuit hier op algemeen verzet.
Een andere rem op de kleine partijen is de waarborgsom, die thans 1000 gulden per kieskring bedraagt, zodat er. 18000 gld. gedeponeerd moeten worden over 't hele land, die verloren gaan als de partij onder 75°/o van de kiesdeler blijft.
Vergelijkt men het aandeel van de grote en kleine partijen wat het aantal kiezers betreft, dan blijkt, dat de hoogste, resp. de laagste percentages voorkwamen in 1959 en 1966. In 1959 hadden de vijf grote partijen samen 91,6°/o van de stemmen en 142 van de 150 zetels; de kleine dus resp. 8,4''/o en 8. In 19G6 echter hadden de grote slechts 82''/o met 125 zetels en de kleine IS'/o met 25 zetels (indien dit een Kamerverkiezing ware geweest).
De oorzaken van het ontstaan van kleine partijen zijn verschillend. Bepaalde kleine volksgroepen met een levensbeschouwing, die zich niet voor compromissen leent (de z.g. integralistische groepen) kunnen een partij stichten, zoals de S.G.P. en het G.P.V. Ook ontstaan zuivere belangenpartijen b.v. van agrariërs, middenstanders etc. En tenslotte is het voorgekomen, dat er partijtjes zijn ontstaan doordat hun aanhangers wel de levensbeschouwelijke principes van hun moederpartij deelden, maar niet de sociaal-economische beginselen. Voorbeelden waren de Kath. Nationale Partij van Welter en vóór de oorlog de Chr. Dem. Unie; de eerste was rechts; de tweede links-sociaal. Tot welke groep de Boerenpartij behoort, is niet duidelijk. Praktisch is ze een belangenpartij; in haar program worden in algemene zin de christelijke beginselen voorgestaan. Ze is een typische partij van sociaal en economisch ontevredenen.
Wat betreft de rol, die de kleine partijen (kurmen) spelen in het geheel van ons partijwezen zij opgemerkt, dat hun bestaan voor- en nadelen heeft. Om met de laatste te beginnen: voorzover het belangenpartijen zijn, kunnen ze o.i. niet als volwaardige politieke partij optreden, omdat deze laatste verondersteld wordt het algemeen belang te dienen. Ze zijn te eenzijdig gericht en vertroebelen de verhoudingen. Wij menen dat de groepsbelangen niet zó mogen domineren, dat er aparte partijen voor worden gecreëerd, of die nu klein zijn en blijven of groot worden. Het zijn met name ook de belangenpartijen, die versnipperend werken. Wat de begmselpartijen betreft, ook zij werken uiteraard de pluriformiteit in de hand, maar onze democratische staatsorde geeft terecht gelegenheid ook kleine levensbeschouwelijke groeperingen een kans te geven in het parlement. Er mag tenslotte geen „alleenheerschappij der groten" ontstaan. Positief kunnen kleine partijen zijn voorzover ze stimulerend werken op de grote en een uiting zijn van onbehagen bij de kiezers, waardoor bij de groten correcties mogelijk worden. De democratie brengt nu eenmaal mee, dat ook kleine minderheden hun stem moeten laten horen. Dat ze het regeren belerrmaeren, is een onjuiste bewering.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1966
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1966
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's