Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kabinetsformaties

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kabinetsformaties

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vervolg (14) ^ij de formatie van een nieuw kabijjt is steeds ook het verdelen van de j^rtefeuiJles een heet hangijzer. Bepaalde departementen worden dikwijls door meer dan één partij geclaimd, vooral die in de sociaal-economische aector. Met name Sociale Zaken is fa- TOriet, want daar is eer aan te behalen. Het departement van Financiën wordt heel wat minder begeerd. Met name de K.V.P. weet dat steeds te omzeilen: sinds 1945 heeft ze daarvoor nimmer een minister geleverd. Over het aantal zetels, dat elke samenwerkende partij krijgt, bestaat ook altijd een hevig touwtrekken. Zo moest op eis van de K.VP. bij de vorming van het kabinet- Cals zelfs een aparte minister voor Ontwikkelingshulp (mr. Bot) ingevoegd worden, terwijl een staatssecretaris eigenlijk al luxe was geweest. Wat de frsonen van de ministers betreft er n bekwame mensen, die beslist niet willen, maar vele anderen, die staan te trappelen! Politici zijn over 't algemeen erg eerzuchtig en velen willen gaarne ttin carrière besluiten met een minis- »schap, dat ze als de bekroning ervan beschouwen. Een man als Smallenbroek werd daar echter het slachtoffer van. heerst er meestal een „ongelooflijk [ntrigeer" (term van een ingewijde de formatie van het kabinet-De . ' , «.^- • ••r^.-J-K-t<g5gateM

|ay in 1959, waaraan 35 personen te gekomen zijn voor 13 zetels), rer illustratie van de moeilijkheden, •waarmee een kabinetsformatie gepaard tl gaan geven we hier een sterk bet verhaal van de gang van zaken bij totstandkoming van het vierde kaet-Drees in 1956, welke 121 dagen duurde (ontleend aan het boek van prof. Duynstee).

De K.V.P. en de P.v.d.A. hadden elkaar bij de verkiezingen zeer fel bestreden. Ze kwamen echter beide met winst uit de bus en de P.v.d.A. werd dp grootste partij met 50 zetels (de E^V.P. 49). In verband met de toenmalige moeilijkheden aan het Hof (de affaire-Hofmann) zagen velen Drees, die daarin een grote rol speelde, gaarne als premier terug. Deze werd dan ook door de Koningin op 16 juni als formateur aangewezen. Hij begon met de vijf fractieleiders Burger, Romme, Zijlstra, Tilanus en Oud enkele vragen te stellen o.a. of men bereid was een kabinet van vijf partijen te steunen. Niemand weigerde! Drees stelde toen een zeer summier program op, dat hij echter al spocilig moest uitbreiden.

De portefeuille-verdeling kwam tegelijk aan de orde. Romme stelde vele eisen. Na 30 dagen legde Drees zijn opdracht neer en achtte de verhouding KV.P. - P.v.d.A. grondig bedorven. Dan komt prof. Romme naar voren als formateur. Hij stelt een uitvoerig program op. De P.v.d.A. en de V.V.D. reageren negatief, de A.R.P. en de C.H.U. positief. Romme staakt daarom na acht dagen zijn pogingen. Dan wordt prof. Lieftinck (P.v.d.A.) informateur. Zijn program van zeven punten wordt door de K.V.P. afgewezen. Hij geeft het na zeven dagen op. In opdracht van de Koningin gaat hij echter een nieuwe poging doen. Alleen de P.v.d.A. vindt zijn nieuwe voorstellen acceptabel, dus mislukt hij na zes dagen ten tweeden male. Dan komt prof. De Gaay Fortman (A.R.) als informateur aan bod. De K.V.P. wilde echter de V.V.D. buitenspel zetten i.v.m. de zetelverdeling (de K.V.P. moest dan een zetel missen). De P.v.d.A. had bezwaar tegen de door De G. F. vooraestelde premier, hun partijgenoot Van Tilburg. Later stelde De G. F. een kabinet voor zonder socialisten. Daar was de C.H.U. (Tilanus) op tegen en ook anderen hadden bezwaren vooral over de zetelverdeling. Na 24 dagen stopt De G. F. ermee. Dan komt Mr. Burger (P.v.d.A.) als derde informateur op het formatietoneel. Deze streeft naar een vijfpartijenkabinet onder Drees. Maar de A.R. voelen zich achteruitgezet met één zetel. Aanvankelijk zit er ook bij Burger geen schot in. Men vecht om bepaalde departementen. Een 25-tal Leidse professoren publiceert een verklaring waai-in ze spreken van een „onmachtig beraad, dat bij de burgers slechts wrevel en afkeer wekt", over plichtsverzaking en gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef! De V.V.D. verklaart niet mee te doen. Op 9 oktober, na 18 dagen ploeteren van Burger blijkt echter, dat de A.R.P., de C.H.U. en de K.V.P. tevreden zijn met zijn voorstellen en brengt deze rapport uit aan de Koningin. En toen kwam Drees terug als formateur. Na twee dagen was de zaak voor elkaar en trad hij als ministerpresident op van het 4e kabinet-Drees. Ondanks alle eraan bestede moeite int!?^ het niet lang: op 22 december 1958 sneuvelde het.

Zo wordt in Nederland een kabinet geboren!!

Na de bevrijding zijn er tien kabinetsformaties geweest, die van Schermerhom — Drees niet meegerekend, omdat er toen nog geen gekozen parlement was. Zes ervan waren nodig als gevolg van verkiezingen voor de Twee- Kamer, drie door een geschil tussen regering en Kamer en één door een meningsverschil binnen het kabinet zelf. In totaal moesten er 22 formateurs en 14 informateurs worden ingeschakeld, waarbij Beel, Romme en Drees de hoofdrol vervulden. Slechts viermaal kwam er iemand van de drie middelgrote partijen aan te pas. Een belangrijk punt is de binding van het kabinet en de fracties. Dit hangt samen met de vraag in hoeverre ons staatsbestel een dualistisch karakter heeft, maar daarop kunnen we hier niet verder ingaan. In de praktijk loopt die binding sterk uiteen en vertoont ze vele nuances. Men kan ze beoordelen aan de mate van overleg van de formateur met de fracties én aan de gedetailleerdheid van het regeringsprogram. Regel is geworden, dat de fracties in hun geheel meebeslissen over de diverse problemen.

Eén van de redenen, waarom de formaties zo lang zijn gaan duren, is gelegen in het steeds meer gecompliceerd worden van het regeringsbeleid, zowel in de binnen- als in de buitenlandse politiek. Daardoor zijn meer afspraken nodig om tussentijdse deraillementen zoveel mogelijk te voorkomen.

Opvallend is, dat de rol van de twee prot. christelijke partijen na 1945 zo bescheiden is geworden vergeleken bij die van vóór de oorlog. Dat komt niet alleen door de achteruitgang van de A.R.P., die in 1937 niet minder dan n'>/a van het aantal Kamerzetels had en nu slechts 8 a 9Vo, zodat ze gehalveerd is. Het komt vooral doordat de S.D.A.P. vóór de oorlog, wat de kabinetsformatie betreft, geheel buitenspel stond. De toenmalige R.K.S.P. wilde slechts

De toenmalige R.K.S.P. wilde slechts „in uiterste noodzaak" met haar samenwerken en deze werd pas in 1939 aanwezig geoordeeld. Daardoor verzwakte zij haar positie t.a.v. de prot. chr. partijen zeer en daar ze toen vrijwel geen dominerende figuren had, vooral na de dood van mgr. Nolens in 1931, om tegenover gezaghebbende staatslieden als Colijn en De Geer te stellen, waren volgens prof. Duynstee „de jaren 1918- 1940 gekenmerkt door een hegemonie van de protestantse partijen". Nu zowel de K.V.P. als de P.v.d.A. van hun sterke positie gebruik maken, is het uiteraard met de toenmalige inderdaad onevenredige invloed van de prot. chr. partijen gedaan. Thans is het sedert 1945 zo, dat de K.V.P. de centrale positie inneemt in ons politieke leven. Zij kan alle kanten uit, wil zo nodig met alle andere partijen samenwerken en bepaalt dus in hoge mate de politiek in Nederland.

Een echt vijfpartijenkabinet is nooit gelukt. Dit stuit niet af op beginselkwesties, want die spelen praktisch geen rol meer. Ook zelfs niet op sociaal -economische standpunten. Voor de K. V.P. die een kameleontische politiek voert, is het geen probleem de P.v.d.A. in te ruilen voor de V.V.D. en omgekeerd. Bewijs daarvoor: toen het kabinet-Marijnen, waarin de K.VJ". samenwerkte met de V.V.D., in 1965 viel, stapten de vijf roomse ministers Luns, De Jong, Bogaers, Veldkamp en Bot zonder bezwaar over in het kabinet- Cals, dat de V.V.D. had ingeruild voor de P.v.d.A. en in vele opzichten een heel ander beleid voerde, terwijl ze in nov. 1966 zonder blikken of blozen op één na (Bogaers) weer een overstapje namen op het kabinet-Zijlstra. En het is helemaal niet onmogelijk, dat enigen ervan weer opduiken in het kabinet... na de verkiezingen!

De K.V.P. voert op deze wijze een opportunistische politiek d.w.z. ze handelt zonder, bepaald beginsel naar de eisen van het ogenblik, alleen ten voordele van eigen groep. Een vijfpartijenkabinet wensen de twee grootste partijen niet, omdat er Ie dan te veel zetels aan de drie kleinere moeten komen en 2e omdat er dan geen oppositie is. He is daarom in feite een hypocriete vertoning, wanneer bij een kabinetsformatie aanvankelijk geopereerd wordt alsof men de grote vijf in één' kabinet wil samenbrengen. De historie heeft bewezen, dat er altijd ten minste één afvalt, zij het soms via een noodsprong (De Kort in 1963 met de P.v.d.A.)

Dr. Drees heeft er in zijn boek „De vorming van het regeringsbeleid" terecht op gewezen, dat de kabinetsformaties in ons land geen verkwikkelijk beeld te zien geven. Hij kan er zelf van meepraten! Een kabinet, zo constateert hij, moet steunen op een meerderheid in de Tweede Kamer. Maar er is in ons parlement geen vaste meerderheid. Geen enkele partij heeft de helft + !•

Geen enkele partij heeft de helft + !• Trouwens, daarin zijn ook nog meningsverschillen mogelijk (als b.v. de K.V.P. 80 zetels van de 150 had, zou er van een K.V.P.-regering ook niet zoveel terecht komen, omdat ze in sociaal-economisch opzicht te zeer verdeeld is. Schr.) Dr. Drees wijst er dan op, dat men nooit tevoren weet, met wie me zal samenwerken. Daarom is hij het eens met de uitspraak: „De Nederlandse kiezer stemt wel, maar kiest niet". Dat laatste gebeurt in Engeland wel. Hij wijt dit aan de hier geldende normen van partijindeling: ten dele naar confessie, ten dele naar maatschappelijke inzichten. Dat geeft geen duidelijk richtsnoer. „Onze partijverhoudingen blijken ongeschikt als duidelijke basis voor regeringsvorming".

In elk geval vormen onze kabinetsformaties een duidelijk bewijs van de stelling, dat ons partij bestel niet erg geschikt is om stabiele regeringen te vormen en deze een bevredigend beleid te doen voeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1967

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Kabinetsformaties

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1967

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's