Toch gelukkig
VERVOLGVERHAAT^
Copyright:
J. J, Groen en Zoon N.V., Leiden
HOOFDSTUK I
Met dof geraas beuken de golven tegen de palen die de voet van de dijk beschermen. Binnen de palen drijft het schuim sissend rond of waait in vlokken tegen de dijk op. In een klein haventje dat zich in veilige beslotenheid achter de palenrij bevindt, liggen twee vissersboten. De ene is een zeewaardige botter, het andere een volgbootje, een schuitje waarmee de vissers hun fuiken of ander want uitzetten De ingang van het haventje is slechts enkele meters breed. En doordat de haven bij de ingang direct naar rechts ombuigt, liggen de schepen veilig voor de golfslag.
Op de kruin van de dijk staat een man. Met zijn pet stijf over het hoofd getrokken, kijkt hij met gefronste wenkbrauwen over de zee. De zon is bezig onder de kim te verdwijnen. De zee geeft een rauwe aanblik, meeuwen scheren krijsend over de dijk naar het binnenland. Enkele wolkenflarden jagen in ijltempo voort.
„Morgen geen vangst", mompelt de man. Dan draait hij zich om en loopt langs een ingebouwde houten trap de dijk af. Daar aan de voet staat zijn huis. Met een nors gebaar trekt hij de portaaldeur van het achterhuis open en trekt zijn klompen uit. Duidelijk is hier het grommen der zee te horen. De wrevelige trek die op zijn gezicht ligt, verdwijnt niet wanneer hij even later de huiskamer binnenstapt. Toch heerst hier een onmiskenbare sfeer van gezelligheid. De olielamp brandt reeds en aaii tafel zitten twee vrouwen. Eigenlijk is de ene nog geen vrouw. Het is een meisje van ongeveer achttien jaar. Maar het is duidelijk te zien dat het moeder en dochter zijn. Beiden zijn blond. De moeder is een vrouw van om de veertig. Zij is gezet en op haar gezicht ligt een rustige, tevreden trek. Nu haar man binnenkomt kijkt vrouw Buter op van haar naaiwerk.
„Is de zee ruw, Tom?"
„Als je luistert kan je het wel horen. Maar er blijft geen spaan van de beug heel. Het zal niet nodig zijn om morgen de haven uit te gaan".
„Och, och. Vader, wat zeg je dat somber! Het hoekwant heeft zo gauw geen hinder van een storm. Het ligt op de bodem en "
Buter wuift afwerend met de hand. „Zeg maar niks meer, Jellie. Al krijgen we alles ongeschonden binnen, dan zit er toch geen vangst aan de hoeken. Het water wordt hier aan lagerwal zo dik als teer. En als ik had geweten dat de wind zo zou opzetten, hadden we ons de moeite van het schieten kunnen besparen".
„Nu moet je eens niet zo mopperen, Tom! Je hebt de laatste weken best gevist en als het nu voor een keer eens tegenloopt ben je niet te genieten".
„Moeder heeft gelijk, vader", knikt de dochter en zij strijkt een haarkrul van haar voorhoofd weg.
„We zitten nou echt knus bij elkaar; laat die zee maar eens razen. Wie weet is het morgen het mooiste weer van de wereld. Kijk eens, moeder gaat voor een kopje koffie zorgen. Als we die op hebben ga ik een poosje op het orgel spelen en wij vergeten voor een tijdje de zee. Met een kwaad gezicht houdt de storm immers niet op!" Glimlachend nu, loopt Buter naar een
Glimlachend nu, loopt Buter naar een hoek van het vertrek waar altijd zijn pantoffels staan. Hij hoeft er nooit naar te zoeken. Zoals alle dingen hier in huis hebben ze hun vaste plaats. Maar het flauwe lachje verdwijnt opeens weer van zijn gezicht als hij toevallig naar de lamp kijkt. Iedereen heeft electrisch licht, behalve zij hier. Iedereen kan er zijn radio op laten spelen, elke vrouw kan electrisch strijken en stofzuigen, zij hier kunnen dat niet. Hij moet met accu's of anodes sjouwen om een stukje muziek te krijgen. Alle drie moeten ze vlak onder de lamp kruipen om iets te kunnen zien. In elk ander huis hangen schemerlampen... Met een zucht zet hij zich aan tafel en grijpt naar de krant. Vrouw Buter komt neuriënd uit het keukentje. Zij draagt drie koppen koffie en zet ze op tafel. Buter legt de krant weer weg en neemt zijn kop.
„Het begint geloof ik nog harder te waaien", zegt hij in het algemeen. „Met storm is het altijd gezellig in huis", meent Jellie. „Staat er nog nieuws in de Nieuwe Koerier, Vader?" „Ik weet het niet. De koffie is op 't ogenblik belangrijker dan alle kranten ter wereld, Jellie. Maar je kunt dat beter aan je moeder vragen. Die heeft hem natuurlijk van a tot z uitgeplozen".
„Juist omdat ik dat doe, heb ik iets gelezen dat jouw wel zal interesseren, Tom. Er staat iets in over de raad van Weerdam. Er zijn plannen om in deze hoek van de polder het licht aan te leggen. Is dat prachtig nieuwtje?" „We moeten het eerst hebben, Lize.
„We moeten het eerst hebben, Lize. Eerst moet ik het knopje kunnen omdraaien, eerder geloof ik er niet aan".
Toch neemt hij de krant op om zelf te lezen wat de heren uit het dorp erover hebben te zeggen. Intussen is Jellie op het orgelkrukje gaan zitten en bladert in een muziekboek. En dan dwalen de eerste tonen van het kleine orgel door de kamer.
De krant ritselt heftig. Een gramstorige blik treft het spelende meisje. Altijd die fijne liedjes. Natuurlijk, stel je voor dat Lize niet meezong! Scheepje onder Jezus' hoede, met de kruisvlag hoog in top... Hoor, Jellie zingt ook al. Dat mogen ze morgen ook wel zingen, als ze met de kleine boot naar buiten gaan. Toch klinkt het niet gek, die twee vrouwenstemmen bij het orgel. Het lied is uit; het meisje slaat een
Het lied is uit; het meisje slaat een paar bladzijden om en dan zegt Buter: „Speel nou eens wat anders, Jellie. Waarom steeds die saaie liedjes?"
Het krukje piept, nu het meisje zich half omdraait om haar vader aan te kijken.
„Zijn dit saaie liedjes? Maar wat moet ik dan spelen?" „Dat weet ik niet; er is keuze genoeg
„Dat weet ik niet; er is keuze genoeg dacht ik. Weet je wat ik mooi vind? „Zilverdraden tussen 't goud". Zelfs je moeder kan daar niks van zeggen".
„Ik houd meer van christelijke liederen, Tom. Het versje dat jij daar noemt heeft zo weinig inhoud".
„Dat moet je niet zeggen. Als ik het goed heb is het een gesprek tussen twee mensen die samen oud geworden zijn. Ik geloof dat de allerchristelijkste mens daar geen aanstoot aan kan nemen, wat zeg jij, Jellie?"
„Er zit geen kwaad in. Vader. Alleen pj, vind ik het 'n beetje storend alles door elkaar te spelen. Je ku' beter bij één soort houden."
even te hebben gezocht begint spelen. Nu voegt zich de bariton „Neem de gulden middenweg n^ zegt vrouw Buter. „Het lied van blanke top der duinen" is ook moo misschien zingt je vader dan ook r Jellie neemt een ander boek t Buter bij de altstemmen der vroi En het klinkt werkelijk niet slech* Juist zal de speelster aan het t^' couplet beginnen, als de deur d''"' het achterhuis voert, opengaat en man binnenstapt. Jellie trekt de S van het orgel dicht en stapt vai krukje af. Nu er bezoek is, koC van spelen toch niets meer en z'.i - naar haar stoel waarop haar naai' ligt.
ligt. „Goeienavond samen. Hoe is het lie, schei je nou uit met spelen?' „Ja buurman. Ik denk dat ie ; men bent voor een praatje en dan • er van orgelspelen niet veel meei „Neem een stoel, Franken.a'. Buter met een handgebaar.
Buter met een handgebaar. „Voor de maand juni is )ie* slecht weer", zegt de buurman, tt' hij een stoel bij de tafel schuift. ' je die zee eens te keer horen gaan ' je nog wat uitstaan, Buter?" „'n Paar spleet hoekwant. Maa zei zostraks dat er niet veel van zal blijven".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 januari 1967
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 januari 1967
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's