Meditatie
JEZUS OF BAR-ABBAS?
Toen liet hij hun Bar-Abbas los, maar Jezus gegeseld hebbende gaf hy Hem over om gekruisigd te worden. Matth 27 : 26.
Het was een oude Romeinse gewoonte om op een feestdag een gevangene vrij te laten en de keuze van deze gevangene aan het volk over te laten. Naar ons uit het getuigenis van het Evangelie blijkt, is deze gewoonte ook bij de Joden ingevoerd. Pilatus poogt nu zich van dit recht te laten dienen om zijn oogmerk uit te voeren. Hij toch wist, dat Jezus niet des doods waardig was; daarom wilde hij Hern niet ter dood veroordelen. Om echter het verwijt van de overpriesters en ouderlingen des volks te ontgaan, beroept hij zich op de wil van het volk, menend, dat het volk de vrijlating van Jezus stellig zal begeren. Daarom poogt hij Jezus te stellen tegenover Bar-abbas. I De laatste schijnt toch wel een bekende misdadiger te zijn geweest, al is hij dan ook in een opstand tegen het Romeinse gezag gegrepen. Niemand kon echter onwetend zijn aangaande de aard van de persoon, die tegenover Jezus geplaatst werd, zodat de keuze naar Pilatus' berekening vast staat.
Met heilige eerbied mogen wij zeggen: God heeft gekozen. De Schrift zegt: Het lot wordt in de schoot geworpen, maar het ganse beleid is van de Heere. Zo was het met de bokk,en, die in de schaduwbedeling voor het heiligdom stonden en zo is het ook, toen ook Christus als het zondoffer naar de slachtplaats geleid wordt.
Barabbas wordt vrij gelaten. De schuldige, die des doods waardig is, gaat heen in vrijheid. De schudeloze gaat naar het vloekhout om de plaats van Barabbas in te nemen. We laten de persoon van Barabbas verder buiten beschouwing. Daar spreekt de Schrift ons verder niet van. In hoeverre deze man het wonder van zijn vrijlating aangebeden heeft en of zijn vrijlating voor hem meer betekend heeft dan een verlost worden van lichamelijke ellende, ook dat weten wij niet, maar daar gaat het ook niet over in de Schrift. De Schrift laat niet het accent op de persoon van de vrijgelatenen vallen, maar op de Persoon van de Verlosser. De lijdensgeschiedenis is niet een prediking van Pilatus' list, van Joods ongeloof, van Petrus' verloochening, van Judas' verraad, maar prediking van de Heerlijkheid van het Lam Gods, dat ter slachting geleid wordt.
Nu, als ooit Zijn plaatsbekleding ons duidelijk gepredikt wordt, dan is het in de offerande van de met schuld beladene, welke onschuldig was en de genadige vrijlating van de schuldige, welke de dood verdiend had.
Christus is de Plaatsbekleder voor de schuldigen. Het is dezeUde boodschap weer, die nooit verouderd en altijd weer de Kerk des Heeren tot verwondering en aanbidding voeren zal. De toepassing op deze geschiedenis moet ook weer een ernstige zijn. Het gaat er niet om Zijn plaatsbekleding recht te belijden, ook tegenover al degenen, die de leer van de plaatsbekleding verfoeien, maar het gaat er bovenal om de Plaatsbekleding van de Heere Jezus Christus recht te kermen tot verlossing van ons eigen hart en tot heil van ons eigen leven. Het is niet genoeg te weten, dat Hij de Plaatsbekleder der Zijnen is, maar om te weten, dat Hij mijn Plaatsbekleder is. Zo wij dat niet weten, wat baat ons de wetenschap, dat er een Plaatsbekleder is. Althans de blote belijdenis van dat feit.
Dan moeten wij ook een Barabbas worden. Het opmerkelijke in het Godsbestuur is nog, dat Barabbas betekent Zoon des vaders. Hij was dan ook wel recht een zoon van zijn vader, namelijk van zijn vader Adam.
U en ik zijn ook zonen van onze vader. Wij dragen het beeld van onze vader Adam. O, hoe nodig is de rechte schuldontdekking. Wij hopen nooit moede te worden op die noodzakelijkheid te wijzen. Zonder die schuldontdekking zal de Plaatsbekleder ons nooit noodzakelijk worden, noch Zijn Plaatsbekleding ons dierbaar, want dan is er geen plaats voor.
Daarom moeten wij maar vragen of de Heere ons toch ermee bekend maken wil, dat wij Barabbassen zijn, die des doods waardig zijn. Het is de Geest der ontdekking, die ons dat leren kan. Aan de andere zijde mogen wij de Barabbassen toeroepen) dat er door de vrije en genadige beschikking Gods een Plaatsbekleder op de aarde gezonden is. O, wanhoopt toch niet aan de mogelijkheid van het zalig worden, zoals die ons in deze geschiedenis gepredikt wordt. Dat wij ten slotte toch nimmer rusten konden, totdat vsnj weten mochten op goede gronden tot de vrijgelatenen te behoren. Daar zal toch Gods volk naar uitzien, dat door de Heere Zelf het hun toegevoegd worde: In ben uw heil.
Dat predikt Hij nu in Zijn Woord aan Zijn ganse Kerk en dat verzekert Hij de Zijnen ook in de bediening van het sacrament van het Avondmaal. De Heere geve het ons te verstaan in Zijn Huis en aan Zijn dis, dat Hij gebonden werd, opdat de gebondenen, zouden worden ontbonden, dat Hij schuldig verklaard werd, opdat de schuldigen voor altijd vrij zouden uitgaan.
Rotterdam (C.) Ds. A, Vergunst
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 maart 1967
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's