Vervolgverhaal
l toch gelukkig
T , , Copyright: J. J. Groen en Zoon N.V., Leiden is
„Het touw vieren. Frits! Nog een tl^i^. "'^tsr, houwen zo, zet maar vast".
l™*^ glimlacht. „Houwen zo", dat n*-- - •• -
n*-- ..Hier heb - •• je - een stok; probeer de mter zo goed mogelijk op zijn plaats i nouden. Ik geloof dat je het wel ^aarspeelt, makker!"
IDit rechtstreekse compliment doet ,!",. Soed. Hij heeft geen beschuit meer »'iodig om fit te blijven. De rol zit klem ^Ffsen zijn overall. Met elke beweging jF^^^" ze. Zou hij ze maar niet in zee jEii]ten? Ze gaan allemaal aan kruimels UJ3ks vallen er allemaal stukjes bo Mhmt uit de pijpen en wat zal de buur f>an dan wel zeggen? Deze bukt zich X .°°'^<1 om de kubstok van de fuik p grijpen. Met een handige beweging UKt Frits de nog bijna volle rol te oorschijn en slingert hem zo ver hij ïKan zee in. ,
.-'^^gzaam haalt Buter de fuik omhoog. Gespannen kijken allebei toe als hij boven water komt.
„Het begin is niet slecht", bromt Buter halfluid. Als de fuik nog meer boven het water uitkomt, is er een gespartel van belang.
„Ze zwemmen meest zover mogelijk en daarom hoeven er nooit meer dan drie hoepels aan boord getrokken te worden". Rap peuteren zijn vingers het touwtje van de kub los.
„Leg de beun even open. Frits. Niet gek joh, vijftien pond ongeveer".
„Mooi werk als het zo gaat, buurman!"
„Dat is het zeker, maar het is ook wel eens anders. Zo, ze zijn er uit. Even bij de tweede inkeling kijken of er nog vuil zit".
„Kijk eens wat daar zit...!" schreeuwt Frits opeens.
Buter heeft de fuik nog iets verder omhoog gerokken. Achter de weede keel klapperen drie zware botten.
„Best de moeite waard om die er even uit te schudden", lacht Buter vrolijk.
„Die moesten we maar apart houden voor de „Horizon" vind je niet?" „Ik ga er dadelijk mee accoord hoor!"
„Zo, die staat weer. Trek jij de dreg binnen. Frits. Dan vaar ik de punter wel naar nummer twee".
Het gaat prachtig. De vangst is goed en Buter heeft in Frits een goede hulp. Het is niet uit te maken wie het meest in zijn nopjes is als de punter met een rustig zeetje de haven binnenschuift.
Er staan twee mensen bij het kleine aanlegsteigertje. Het zijn vrouw Buter en Evert. Laatsgenoemde bestudeert het gezicht van zijn broer.
„Hoe is het gegaan broer? Niet zeeziek geweest?"
„Ik zeeziek? Hoe kom je er bij! Wie kan dat nou worden met zo'n kalm zeetje!"
„Een stuk beschuit kan soms erger voorkomen", merkt Buter op. Hij zegt dit om de snoevende woorden van Frits iets te remmen. Dan fluit hij weer. Vrouw Buter is benieuwd naar de vangst. Dat gefluit is geen maatstaf voor een vol beun.
Nu legt Buter het beun open. Eén blik is voor zijn vrouw voldoende om te weten dat de dag goed is. Er staat nogal water in de punter en Buter ziet dat er nog een aaltje rondzwemt.
„Pak dat ding even. Frits. Gooi hem maar in 't beun. Je hebt getoond een flinke helper te zijn en het grijpen van een aal hoort er ook bij."
„Dat kari gebeuren", knikt Frits. Vrouw Buter vangt een knipoogje van haar man op. Evert kijkt gespannen toe. Hij heeft ook eens geprobeerd om een aal uit het water te pakken, maar hij moest het opgeven. Doordat hij iedere keer misgreep werd het beest wild en zwom telkens snel weg. Frits overkomt hetzelfde. Evert kan een gevoel van leedvermaak niet onderdrukken. Hij ziet de nek van Frits rood worden en eindelijk geeft hij het op. „Je doet het niet goed, Frits", zegt
„Je doet het niet goed, Frits", zegt Buter. „Je moet je hand vóór zijn kop houden, niet er achter. Laat hem maar rustig je hand binnenzwemmen. En dan pak je hem met duim en wijsvinger achter de kop, kijk zo", en Buter houdt het kronkelende beest beet. Vrouw Buter wijst naar de bot, die
Vrouw Buter wijst naar de bot, die voorin de punter ligt. „Wat doe je daarmee, Tom?"
„Wat doe je daarmee, Tom?" „De pot in, wat zou ik er anders mee
„De pot in, wat zou ik er anders mee doen? Het zootje voor de buren zit al in de bus. En maak nou dat jullie thuis komt, jongens. Misschien wil je moeder ze vanmiddag eten. En bedankt voor je hulp, Frits!" „Een lekker zootje vis", zegt Evert
„Een lekker zootje vis", zegt Evert als zij naast elkaar over het weidepad lopen. „Dat spek begint op den duur echt te vervelen. Krijgen jullie onder dienst ook spek?" „Nooit, gelukkig. Of het moet in de
„Nooit, gelukkig. Of het moet in de snert zitten, maar daar merk je weinig van". „Je moet morgen weer weg, is 't niet?"
„Je moet morgen weer weg, is 't niet?"
„Morgen met de eerste gelegenheid. Maar ik zou nog best een paar dagen willen blijven. Eerlijk waar, ik zag er berghoog tegenop om met de buurman mee te gaan. Evert! Maar nu ik niet zeeziek geworden ben, zou ik graag nog eens 'n keertje meegaan. Of... eens een eindje roeien met Jellie...!"
„Zo'n vissersboot is eigenlijk te zwaar om voor je plezier mee te gaan roeien".
Frits lacht. Hij neemt de bus met het zootje in zijn andere hand en zegt: „Dat ligt er aan wie bij je in de boot zit!"
„Natuurlijk, maar zij zou het misschien niet willen".
Frits beziet zijn broer even en haalt zijn schouders op.
„Misschien ging ze liever met jou. Gisteravond " „Gekheid. Ik had nu eenmaal die lan
„Gekheid. Ik had nu eenmaal die lantaarn in de hand. Ik was toevallig de eerste, die aanbood om haar naar huis te brengen". „Best mogelijk. Enfin, ik ga weer
„Best mogelijk. Enfin, ik ga weer voor 'n paar weken weg. Je zult dus van mij geen last hebben". Evert kijkt zijn broer verwijtend aan.
Evert kijkt zijn broer verwijtend aan.
„Dat is niet mooi van je, nou val je me echt tegen hoor!" Onmiddellijk heeft Frits spijt van
Onmiddellijk heeft Frits spijt van zijn woorden. Het was ook niet mooi om dat te zeggen. Met de klink van de deur in zijn hand zegt hij: „Wij hadden nooit ruzie, Evert. Laten we oppassen dat wij geen ruzie krijgen om een meisje".
Slechts even kijkt Evert hem aan. Hij knikt en stapt voorbij Frits de deel op. Deze gaat met zijn vis naar de keuken, waar Lies de aardappelen zit te schillen.
„Waar is moeder, Lies? Ik heb een zootje bot meegenomen. Wat denk je, vanmiddag ieder een paar gestoofde schoUetjes bij de piepers?"
„Ik mag het lijden hoor! Spek begint ook te vervelen. Maar je moeder heeft daarover te beslissen, Frits!" Evert staat bij de gangdeur. de bete
Evert staat bij de gangdeur. de betekenis van Lies' woorden dringt niet tot hem door. Dan gaat hij de gang door en begeeft zich naar boven. Hij loopt naar de hangkast en haalt voorzichtig de brief te voorschijn. Lang staart hij naar de onbeschreven enveloppe en schuift deze dan weer onder het kastpapier. Beneden hoort hij de stem van vader. De woorden „bieten" en „droog weer" kan hij verstaan. Hij begrijpt het Vader wil aan de slag. En hij zal zorgen dat men hem niet hoeft te roepen. Snel gaat hij naar beneden. Dorus loopt met een paar kapmessen waarmee de bieten ontknopt moeten worden.
Er is opeens drukte op de deel.
„Laat Lies de koffie maar op 't land brengen, Toos. Wij zullen het droge weer zo goed mogelijk benutten. Ga je mee. Evert?"
Op weg naar het land ontmoeten zij een paar mannen die met een lange band aan het meten zijn. Een der mannen vertelt dat zij werken voor de aan te leggen kabel voor de verlichting.
„Over drie weken kun je je olielamp in zee gooien, Frankema!"
„Als juUie in de buurt zijn wanneer ik voor de eerste keer het knopje omdraai, dan krijgen jullie een beste sigaar, mannen!"
(Woordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's