Ouddorpse geslachien
(Tweede reeks)
ALEMAN (vervolg)
Damas Claesz. had een zoon Claes Damasz, die de vader was van Meyndert Claesz. die in het begin van de 17e eeuw dan in Ouddorp terecht Icomt met zijn vier reeds in het begin van dit opstel genoemde zoons.
Het originele vonnis, geschreven op perkament, helaas door enkele roestvlekjes wat ontsierd, berust thans bij de heer Klaas Aleman, wonende aan de Oudelandseweg te Ouddorp. Er zijn nog drie stroken aan, waaraan de zegels van de rechters hebben gehangen, welke zegels op een kleine brok was na, echter de tand des tij ds niet hebben doorstaan.
Slechts weinigen beschikken nog over een dergeüjk waardevol vier eeuwen oud familiestuk. Ik hoop dat zijn bezitter en diens nazaten dit unieke vonnis met de grootste piëteit en zorg zullen bewaren.
Ofschoon het nergens in duidelijke bewoordingen is vermeld is het een feit dat dit geslacht zijn aanzien slechts kort kon handhaven en meer en meer in verval geraakte — vooral sinds de Spaanse tijd — zodat sommige leden te Wijk aan Zee en omgeving in de landbouw een bestaan moesten vinden, hetgeen niet in overeenstemming is te achten met de status van een riddergeslacht. Het zal geen royaal bestaan zijn geweest en het is waarschijnlijk daaruit te verklaren dat men ergens anders emplooi zocht. Dat men daarvoor Ouddorp uitkoos is niet te verklaren. In elk geval schijnt de familie hoewel bewust van haar afstamming, geen pogingen te hebben aangewend zich in haar adeldom te doen herstellen en tevreden te zijn geweest met het feit dat zij gequalificeerd was tot de jacht, hetgeen inderdaad een erkenning van adeldom was.
Het zou een belangrijke bijdrage tot de kennis der familiegeschiedenis en in het algemeen tot die der middeleeuwen zijn, indien de oorzaken en omstandigheden waren aangetekend, welke dit geslacht zo zeer van zijn luister hebben beroofd.
Door toedoen van Mr. Hendrik van Wijn, pensionaris van Brielle en geschiedkundige, die met de famUie Joost Meyndertse Aleman in contact kwam — volgens anderen van ten huize van Joost ingekwartierde militairen (hetgeen overigens wel kan zijn samengegaan) — werden de jongste twee zonen van Joost nl. Leendert, ged. O., 5 okt. 1755 en Abraham, ged. O., 23 okt. 1757 voor rekening van Stadhouder Willem V opgevoed. Zij traden in krijgsdienst, Leendert als soldaat bij de garde, Abrahem als vaandrig. Leendert stierf reeds vroeg, ongehuwd. Abraham stak met Willem V naar Engeland over, ging in Engelse dienst, maar bleef toch als kapitein bij het Huis van Willem. Toen Willem in 1813 als Koning Willem I naar ons land terugkeerde was Abraham ook weer bij herh. Hij werd toen door Z.iVI. erkend en beschreven in de ridderschap van Holland met de titel van Jonkheer, zulks bij K.B. van 28 aug. 1814, no. 14. Hij stierf als gepens. luitenant-kolonel; hij was ook ongehuwd gebleven.
HET WAPEN ALEMAN EN DE HERALDIEK.
Met de opneming in de ridderschap van Abraham Aleman ging toekenning van het familiewapen gepaard. Dit gevierendeelde wapen was het oude Grafelijke wapen van Holland-Henegouwen (II en III in goud een blauw getongde en genagelde rode leeuw (Holland) en I en IV in goud een rood getongde zwarte leeuw (Henegouwen). Daar overheen een hartschüd, gelijk aan het wapen van de stad Haarlem (in rood een zwaard van zilver met een gevest van goud, geplaatst met de punt naar boven, overtopt met een verkort kruis en aan weerszijden vergezeld van twee zespuntige sterren van zilver.)
Natuurlijk bezat Heer Aleman, de bastaard van Holland, een eigen wapen. Mogelijk is dit geweest het oude Grafelijke wapen, hiervoor omschreven, maar dan zonder het hartschild en dan voorzien van de z.g. bastaardbalk, een zwarte streep van beneden rechts naar boven links.
Men diene hierbij te bedenken, dat wat wij als beschouwer van een wapen links noemen in de heraldiek rechts heet. Wij moeten om de reden daarvan te begrijpen terug gaan naar de tijd waarin de wapens ontstonden. De wapens waren toen geschilderd op de voorzijde van het schild. Deze schilden werden gedragen door de aanvoerders, die meestal te paard zaten. De beschildering was duidelijk en eenvoudig, zodat het voetvolk zich steeds kon oriënteren op de aanvoerders, die in de strijd vooraan gingen. Men gebruikte dan ook bij het beschilderen geen ingewikkelde figuren en steeds felle kleuren op goud en zilver of andersom. Nooit kleur op kleur maar altijd kleur op metaal (goud of zilver) of metaal op kleur. Als kleuren bezigde men rood (in de heraldiek keel genoemd), blauw (azuur of lazuur), zwart (sabel) of groen (sinopel), dus in het oog lopende kleuren.
Het schild werd voor de borst gedragen en wat nu voor de drager rechts was heette voor het wapen ook rechts.
Er zijn nog wel enkele andere kleuren gebruikt, doch de eerder genoemde zijn de geregeld van het begin af voorkomende, de zgn. primaire kleuren. De andere komen zelden voor en dan nog meestal in de tijd waarin de heraldiek, omdat de wapens niet meer in de strijd werden gevoerd, begon te verwateren. Wij kennen nog purper (hier niet, maar b.v. veel in Spanje gebezigd), de vleeskleur (b.v. bij afbeelding van lichaamsdelen aangewend), het hermelijn, het bont of vair, zelfs bruin.
Vergeef mij deze kleine uiteenzetting. Bij beschrijving van wapens komt het bovenstaande wellicht het voorstellingsvermogen te hulp.
Het in kleuren afbeelden van een wapen is niet altijd mogelijk; het vereist een speciale techniek en is dus duur. Bovendien moet het papier er ! voor geschikt zijn. Men heeft er echter iets op gevonden om de beschouwer duidelijk te maken, welke kleuren bedoeld zijn, n.1. door middel van arcering van het wapen of de stukken in een bepaalde richting. Rood beeldt men af met een verticale arcering, blauw met een horizontale arcering, zwart met horizontale en verticale arcering over elkaar heen, groen met een arcering welke schuin loopt van boven rechts naar onder links. Voor zilver laat men het vlak wit en voor goud is het witte vlak gestippeld. Voor het zelden voorkomende purper loopt de arcering van boven links naar onder rechts.
Wij hebben gezien, dat de oudste methode om bastaardij aan te geven het bezigen van de schuin lopende bastaardbalk was. Er was nog een andere methode om aan te geven, dat men niet uit wettige echt geboren was. Men voerde dan een éénkleurig schild met in de rechterbovenhoek een zgn. vrij kwartier. Jan Aelmans, ridder en grondvester van het geslacht, had twee zonen: Ie Jacob, ridder, die stierf 5 sept.
Ie Jacob, ridder, die stierf 5 sept. 1422 en begraven werd te Valenciennes (Fr.) met het navolgende wapen: in groen een gevierendeeld vrij kwartier van Henegouwen en Holland en
2e Willem, door Graaf Albrecht in 1391 genoemd Willem de Moor (van wie de Rijnlandse en Kennemer en dus ook de Ouddorpse Alemans afstammen) Hij woonde in 1392 bij Haarlem en was beleend met de strandvonderij tussen Katwijk en Zandvoort anno 1420, benevens de warande en wildernissen in Duinschoten. Bij zijn overlijden in 1421 werd hij begraven in de kerk van Noordwijkerhout met zijn wapen: gevierendeeld Henegouwen en Holland met een dwarsse baan (bastaardbalk).
Het wapen van Jacob nu was ook een bastaardij-wapen. Een vrij kwartier was een deel van het schild ter grootte van iets minder dan een vierde van het geheel en zulks in de rechter bovenhoek van het schild. Dit was dus een andere manier om bastaardij aan te geven, doch minder stuitend dan een balk over het geheel, want daar kreeg men op de duur een gegronde hekel aan. Vandaar ook dat velen deze balk drastisch verkortten, soms tot een kwart van de oorspronkelijke lengte, geplaatst in het midden van het schild en lopende in dezelfde richting als de originele balk. v
Volgens het Wapenboek v.d. Ned. Adel, Rietstap, 1883 zou blijkens een wapenkaart van HoU. geslachten in 5 bladen van Cleynhens het oudere wapen der Alemans bestaan uit een effen rood schild met een vrij kwartier, dat het eerder omschreven Grafelijk wapen (gevierendeeld Henegouwen en Holland) bevat.
Volgens de „Ned. Leeuw", jaargang 1928, bl. 28 compareerde 21 aug. 1668 voor Not. Alexander Ennis te Den Haag Meyndert Claesz Aleman, won. in Goeree in Westvoom, die zegelde met een signet, waarop het wapen van Holland -Henegouwen met een bastaardbalk over het Ie en 4e kwartier.
Het wapen, toegekend aan Abraham Aleman kan m.i. niet worden beschouwd als „het" wapen Aleman. Abraham had geen nazaten en hij alleen heeft dus dit wapen mogen voeren.
Het komt mij voor dat het wapen Aleman op de wapenkaart van Cleynhens (welke ik niet heb gezien, maar ik meen aan de grote deskundigheid van Rietstap niet te mogen twijfelen) het meest nabij komt aan „het" oude wapen Aleman. Maar ik durf er mijn hand niet voor in het vuur te steken! Nog zij medegedeeld dat in verschil
Nog zij medegedeeld dat in verschillende landen geslachten Aelmans of Alemans voorkwamen, welke echter in het geheel geen verwantschap bezaten. In Duitsland, Oostenrijk en Spanje b.v. Een Spaanse Aelman b.v. was burgemeester van Middelburg.
(Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1967
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's