Toch Gelukkig
Vervolgvebhaal
Copyright: S. J. Groen en Zoon N.V., Lelden
,Ik ken mijn moeder langer dan van- \g. Moet er soms een boodschap gein worden? Dat zou goed uitkomen Idat ik straks toch even weg moet".
iNee, ik heb geen boodschappen, lar we hebben gister een brief gesgen van oom Gerrit. Ik geloof dat |hem nogal mag, is het niet?" ,Oom is een gemoedelijke dikkerd,
,Oom is een gemoedelijke dikkerd, ^ als zijn zuster", plaagt hij lachend. „Als tante Bet net zo was ging ik er ïag naar toe", "üj wil er nog iets aan toevoegen,
"üj wil er nog iets aan toevoegen, maar op dit moment komt de boer bmnen. tan Frankema loopt regelrecht naar *" schoorsteen, waar zijn sigaren staan. I,lk had het met Evert over onze ïrrit, Nelis". „Zo, en heb je hem ook verteld dat
„Zo, en heb je hem ook verteld dat ze daar een mooie ijsbaan hebben?" „Dat kan niet, vader. Ik zou niet Weten waar die baan dan zou zijn". „Dan heeft je broer gelogen, Toos", knikt de boer.
„Of jullie doen het", merkt Evert op. „Zou ik die brief eens mogen lezen?" „Och, waarom?" ontwijkt de boerin. „Niet nodig", zegt Frankema krachtig. „Ik krijg het gevoel of jullie me weg willen hebben".
„Je bent ondankbaar, Evert. Wie gaat nou niet graag naar zo'n prachtige hoeve! Je hebt er een leven als 'n prins. Je kunt..."
„Dat wil dus zeggen dat ik hier een slecht leven heb. Goeie mensen, ik voer hier immers óók niks uit. Maar och, een week is zo voorbij. En eigenlijk is het erg aardig van oom Gerrit dat hij vraagt of ik eens kom". Frankema wijst naar buiten. „Het
Frankema wijst naar buiten. „Het schaatsenrijden is nu toch afgelopen. Er ligt een dik pak sneeuw en er komt nog meer. Toen het begon te winteren was een
Toen het begon te winteren was een beetje sneeuw niet zo erg. Maar de meesten hebben de aardigheid van het rijden af en voelen wi^inig voor een baan vegen".
Met zijn sigaar in de brand loopt Frankema de kamer uit.
„Dan zal ik maar het een en ander voor je inpakken", zegt moeder Toos. Hierbij kijkt zij Evert aan, maar het is niet zeker dat hij gehoord heeft wat zij heeft gezegd. Hij staat bij de tafel en, kijkt peinzend voor zich uit. Hij ziet oom Gerrit met de dikke duimen tussen zijn vest door de stallen lopen. Hij dwaalt in gedachten door de vele vertrekken van het grote huis. Maar ook de felle kijfstem van tante ontgaat hem niet. Er bonst iets tegen de kamerdeur en dan ziet hij zijn moeder binnenkomen met een koffer.
„Als je maar weet dat ik met di weer niet naar Twelst ga!"
„Natuurlijk niet. Ik pak alleen maar het een en ander in. Je moet zelf maar zeggen waimeer je weg wilt."
„Ik ga eens even bij de buren kijken. Ze zouden vandaag spiering gaan vissen".
„Neem een braadje mee, als ze over hebben. Evert!" Ondanks de sneeuwjacht is Buter het
Ondanks de sneeuwjacht is Buter het ijs op gegaan. Geert is thuis gebleven omdat hij nogal moet hoesten. Moeder Lize heeft hem in bed gestopt. Als Evert binnenkomt, hoort hij Geert hoesten. Hij gaat bij de kachel zitten en vraagt wanneer Buter vertrokken is.
„Hij staat vlak onder de wal; je kon best eens even bij hem gaan kijken".
„Moeder zei dat ik maar een zootje moest meenemen, buurvrouw".
Na even te hebben gekeken naar de rappe handen van vrouw Buter, die aardappelen schilt, zegt hij: „Het zal Jellie wel spijten dat er zoveel sneeuw komt te liggen. Heeft ze er nog over gepraat om een baan te vegen?"
De vraag heeft achteloos, onverschillig geklonken. Maar hij wacht met enige spanning op het antwoord. „Nee, zij heeft het er nog niet over gehad. Maar ik zal het ook niet aanmoedigen. Met dat geschaats blijft er een hoop werk liggen. En ik geloof dat het voor jou ook wel eens goed is dat je er een poosje mee ophoudt. Ook meen ik dat Jellie ging rijden omdat jij het deed".
Evert krijgt een kleur als vuur. Hij komt half overeind en moet een paar keer slikken voor hij kan vragen: „Heeft heeft ze dat werkelijk gezegd, buurvrouw? Gaat ze naar het ijs omdat omdat ik ?"
„Ho ho, ventje, niet zo'n verbeelding hoor! Ik denk dat je de plank mis slaat als je gelooft Het ging haar er meer om wie het 't langst volhield".
„Je denkt dus als het onze Frits geweest was inplaats van ik, dat zij...?"
„Er ook een punt achter had gezet", knikt vrouw Buter. Toch voelt zij medelijden bij zich opkomen als zij zijn ontdaan, teleurgesteld gezicht ziet. Zou die ongelukkige jongen nou werkelijk denken dat Jellie verliefd op hem is? Maar heeft zij gezegd dat het niet zo is? JeUie laat zo weinig los als het da soort dingen betreft. Zij zou het haar eens kunnen vragen. Ze zou de smaal: van haar dochter niet kunnen waarderen, wanneer zij de voorkeur aan Evert zou geven. Als zij moest kiezen, had ze dan toch Frits liever. Maar zij heeft Jellie ondanks haar achttien jaren nog nooit over dit tedere onderwerp horen spreken. Een snelle blik naar Evert zegt haar dat deze mistroostig voor zich uit zit te kijken. En dan zegt zij op effen toon: „Onze Jellie heeft verkering in Weerdam. Hij zal binnenkort...". Verschrikt zwijgt ze.
Evert is overeind gesprongen. Zijn ogen schieten vuur als hij schreeuwt: „Dat zijn leugens, grote leugens. Zij is".
Dan zwijgt hij abrupt. Verschrikt van zijn eigen woorden kijkt hij vrouw Buter aan. Een koude blik treft hem. Haar hand maakt een gebiedend gebaar. „Ik laat me in m'n eigen huis door niemand af snauwen, begrepen?"
Met slap neerhangende armen loopt Evert naar de deur. Hij slikt iets weg en voor een kort moment lijkt het dat hij iets wil zeggen.
Voorzichtig sluit hij de deur. Vrouw Buter luistert naar de zich verwijderende voetstappen. Snel zet zij het aardappelbakje op de vloer, trekt de deur open en gaat haastig naar buiten. Evert is reeds op het weidepad. Hij loopt voorover; zijn voeten slepen door de sneeuw.
t „Evert... kom even terug, joh. I meende het niet zo hoor! Evert...!"
Zij ziet hem het hoofd schudden en met een gevoel van spijt gaat ze weer naar binnen. „Het was verkeerd, en... het waren leugens", mompelt zij. „Maar is er dan iets tussen Jellie en hem? Toch heb ik nooit kunnen denken dat hij zó zou kunnen opvliegen". Vanavond zal zij Jellie eens polsen. Niet op de man af, dat is nooit goed. Hoe haalt die stakker het in z'n hoofd om te denken dat Jellie van hem zou houden. Natuurlijk, als buurmeisje. Ze gingen immers samen naar school, zijn samen opgegroeid. Hé, daar komt Tom aan. Geen spiering, jammer! Toch is hij langer dan twee uur weg geweest.
Zij zit weer rustig te schillen als haar man binnenkomt. „Is Evert hier al geweest, Lize?"
„Is Evert hier al geweest, Lize?" „Hij is net weggegaan. Je moet hem hebben zien lopen op het weidepad". „En heeft hij geen tabak voor me
„En heeft hij geen tabak voor me meegenomen?" klinkt het ongeduldig. „Daarvoor kwam ik naar huis. Het vangt best, maar zonder tabak is het geen harden". Glimlachend staat vrouw Buter op.
Glimlachend staat vrouw Buter op. „Je mag blij zijn dat je zo'n zorgzame vrouw hebt. Ik heb altijd een reservepakje in huis, hierzo. Wat zei je, Tom, vang je ze, en zijn ze nogal aan de flinke kant?" „Prachtspiering, Lize. Meest kuiters
„Prachtspiering, Lize. Meest kuiters en dat legt gewicht in de schaal. Ik maak gauw dat ik weer bij mijn bijtje kom. Hoe maakt Geert het?"
„Valt nogal mee. Hij hoest haast helemaal niet. Denk je dat we van de vis kunnen verkopen, Tom? Jammer dat onze Geert ziek is. Hij is dol op spieringvissen. En hij had ook de spiering weg kunnen brengen".
(Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's