In het zicht van de Lange Jan
Reizen en trekken. Het grote schaakbord. Het leven giydt heen.
Het is nu eenmaal zo: nu iedereen vakantie heeft, moet er ook gereisd worden. Klein en groot gaat er vandoor; naar alle mogelijke plaatsen, heel ver en betrekkelijk dichtbij. Het ver-af is bi] velen het neusje van de zalm; over het dichtbij wordt heel niet gepraat. Dat is de moeite niet waard. En toch kan het in ons eigen landje zo heel echt zijn. Het hangt er maar vanaf op welke manier wij vakantie houden en wat de bedoeling van ons reizen is. Velen hebben geen oog voor de natuur; zij laten zich meetreinen of -bussen, zij stappen uit als de bus stil staat en weten soms niet eens waar ze ergens zijn. In de bus hebben ze niet naar buiten gekeken en niets opgemerkt. En is er iets dat het bekijken waard is, dan kunnen zij niet begrijpen waarom daar nu zo'n dnilcte van wordt gemaakt. Zij zaten zo lekker te praten over hun werk, dat het meer een visite was dan een reis naar deze of die landstreek. Het dagelijks werk werd nóg niet opzij gezet. Dat zou eigenlijk moeten rusten en vergeten worden voor een tijd, om helemaal in een andere sfeer terecht te komen, zo heilzaam voor lichaam en geest.
De ouden van dagen krijgen ook hun deel. De kans is er nu dat ze ook eens iets zien van de wereld, die zo wonderlijk groot is in de ogen van hen, die nooit anders gedaan hebben dan geleefd in hun kleine omgeving en nimmer verder kwamen dan van tijd tot tijd eens een keertje naar de stad. Maar nu zijn er instanties, die alles in het werk stellen om ook die ouden van dagen iets te gunnen. Vroeger was er geen denken aan, maar nu kan het. Die oudjes horen zoveel van het lieve vaderland: de grote veranderingen in de steden en de nieuwe waterkeringen; bruggenbouw en recreatiecentra, dat ze het echt fijn vinden om dat met eigen ogen te aanschouwen.
Zij worden met bussen gebracht naar de bekende plaatsen waar alle bussen stoppen en het is er vreselijk druk, dat ze nog haast niets zien en al blij zijn dat ze op een stoel zitten; dat is weer iets anders dan zitten in de bus. En vóór hen op het tafeltje worden alle mogelijke dranken neergezet en ze doen zich tegoed aan het eten, dat ze hebben meegebracht. Meestal is het ver lopen naar dit of dat bijzondere van de streek maar ze zitten zo heerlijk, dat ze het ontzien om van hun plaatsje op te staan.
Het is een goed teken dat er gereisd kan worden in ons goede landje en dat er van alles is te krijgen (te kopen voor veel geld, want het is seizoen en daar moeten de mensen van leven). Het is een teken van vrede, het zitten onder zijn wijnstok en vijgeboom. En als wij alles gadeslaan, dan mag er wel dankbaarheid in ons hart zijn voor al het goede dat wij genieten mogen. Er worden zo vaak misstanden naar voren geschoven en eenzijdig belicht, maar wij mogen ook het vele goede niet vergeten en er proberen dankbaar voor te zijn. Er zijn niet zoveel landen waarin alles nog behoorlijk marcheert. En als wij rondom ons zien, kunnen wij niet anders constateren, dan dat ons Nederland een land is, vloeiende van melk en honing.
En toch, over al de vakantiegenoegens het reizen en trekken, het zich vermeien in de vrije natuur en het bezichtigen van het vele goede en schone uit vroeger en later tijd, over al deze dingen ligt een schaduw, een donkere schaduw, die vooreerst nog niet zal verschuiven. De zon ziet nog geen kans om door de wolken van het wereldgebeuren door te dringen en de lucht is nog niet opgeklaard. Moeizaam tracht men de vrede te winnen, nu de korte slag in het Midden-Oosten is gestreden. De grote wereldmachten schuiven na lange aarzeling hun stukken op het geweldige schaakbord. Eén miszet kan veel bederven; één verkeerd geplaatst stuk kan onheil teweeg brengen en het gevolg is dat zwart of wit het moet opgeven. Het kan ook zijn dat er remise komt en geen van de machten kans ziet om het spel te winnen. Dan blijft het een schuiven zonder einde en de haat en wrok onder de volken worden niet weggenomen. Het vuur blijft smeulen totdat op een gegeven ogenblik de vlammen er uit slaan en dan staat de wereld in brand, een brand die schier niet te blussen zal zijn.
In dit teken staan de vakanties. Een schaduw er over heen, met het voorgevoel dat alles mis zal kuimen lopen. Alles reist en trekt hier in ons land en daar buiten, maar op andere plaatsen woedt het verderf en is er van vakantierust geen sprake. Honderden gewonden liggen te genezen van de toegebrachte slagen of moeten het, na vruchteloze behandeling, opgeven: zij zijn ook gevallen in de wrede strijd op leven en dood.
Het reizen in de vakantie is een symbool van ons leven. Wij zijn allen op reis, ook al is het geen vakantie. Ons leven gaat door, met sneltreinvaart! Het eindstation is voor velen zo spoedig bereikt. En nu blijft de vraag ons bezig houden: welk einddoel zal het voor ons zijn? Is het leven slechts een droom geweest, die ons een poos heeft bezig gehouden en waarna de werkelijlcheid komt? Jan Luyken dacht daar ook aan toen hij schreef:
Droom is 't leven, anders niet; 't Glijdt voorbij, gelijk een vliet. Die langs steilfe boorden schiet. Zonder ooit te keren. d' Arme mens vergaapt zijn tijd Aan het schoon der ijdelheid. Maar de schaduw, die hem vleit, Droevig! wie kan 't weren? d' Oude grijze blijft een kind. Altijd slaaprig, altijd blind; Dag en ure. Waard, en dure. Wordt verguigeld in de wind. Daarmee glijdt het leven heen, 't Huis van vel en vlees en been. Slaat aan 't kraken, d' Ogen waken. Met de dood in duisterheen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's