Daar alleen is het goed.
Meditatie
Het is mij goed nabij God te wezen. (Ps. 23 : 28).
Wat een tegenstelling: „want ziet die verre van u zijn zullen vergaan" maar „het is mij goed nabij God te wezen!"
Tot één van die twee behoort een ieder van ons. Wij zijn verre van God of het is ons goed nabij God te wezerr. Verre van God zijn wij allen zo wij
Verre van God zijn wij allen zo wij nog onwedergeboren zijn. Hetzij in een vrome schijn of in een werelds aardsgezind leven. In beide gevallen behouden wij ons hart aan onszelf en leven om het kringetje van ons eigen ik. Dan blijven we in ons hart altijd die natuurlijke afkeer tegen God houden, die de vrucht is van onze val. Daar immers kozen wij in ons hoofd vóór satan en tégen God. En zolaïig die band met satan nu niet is stukgebroken, blijven we in wantrouwen en vijandschap tegen God aanlopen. Nooit echte vrede, nooit echt geluk, nooit een blij vooruitzicht. Altijd die gejaagdheid, die innerlijke onrust, die verdreven moet worden met hetgeen zelf vergankelijk is. En eindelijk, die verre van U zijn zullen vergaan, dat is het einde, de dood, het verderf. Zij mogen hier op hun sterkte vertrouwen, de landen noemen naar hun naam, de oprechten benauwen en haten; maar dit is hun lot: zij zullen vergaan. God zal ze in het gericht niet meetellen. Zij zullen als kaf voor de wind verstrooid worden en zullen in het sterven niets meenemen. Asaf was ook verre van God geweest.
Asaf was ook verre van God geweest. Als een verloren zoon had hij geleefd, benijdende de voorspoed der goddelozen. Maar hij had geen vrede gevonden in al zijn spreken tegen God. Want ver van God betekent altijd dicht bij satan en die is een mensenmoorder van de beginne. Die is de eeuwige onrust zelf en is als een voortgedreven zee die niet rusten kan. En die in zijn schoot nederliggen worden met hem geslingerd en door onrust gekweld.
Maar Asaf is tot zichzelf gekomen met de verloren zoon uit de gelijkenis.
God heeft Zijn rechterhand op Asaf gelegd, waardoor hij terugkeerde en weer werd aangenomen als kind. En in zijn komen tot God vloeide de vrede Gods zijn ziel weer binnen.
Ja, op de weg naar God terug worden de beginselen van de hemelse vreugde reeds gesmaakt.
O, Asaf kan het niet zeggen wat hij ervaart, maar hij zegt: het is mij goed; nee, te verklaren is het ook niet. Het is een naar God gekeerde genegenheid der ziel, die gepaard gaat met een gezegend gevoel van Gods liefde. Dit openbaart zich in zoeken en bidden en is verbonden met een vertrouwen dat de Heere horen zal. Het kan in zijn beginsel zwak zijn, maar het is te onderkennen van alle vertoning en schijnbekering, doordat in het waarachtig werk des Geestes de liefde Gods in het hart is uitgestort, welke liefde de vrucht is van de inkomst des Heiligen Geestes.
Dat woord „goed" sluit alles in. Het betekent weer teruggebracht tot het doel van het leven, n.1. de verheerlijking van God. Het betekent herstel van de verbroken gemeenschap. Het betekent ontslagen te worden van al die onvrede en gejaagdheid en van die reddeloosheid waarin vroeger ons leven ten onder ging. Het betekent een plaats te hebben, waar wij met al de nood van ons leven schuilen mogen.
Och, kom o zondaar, die nog verre van God leeft, nog is het niet te laat! Waarom zoudt u voor eeuwig buiten staan? En dat, terwijl de weg u gewezen wordt en het liefelijk heden nog is. De fontein van Jezus' bloed is nog geopend tegen de zonde en tegen de onreinheid. Hoe lang nog zult u Hem wederstreven?
Kindertjes, die Hem vroeg zoeken zullen Hem vinden!
Jongens en meisjes, besteedt de beste tijd van je leven niet in de dienst der wereld, je weet niet of je oud worden zal! En als je ver van God moet sterven zal je vergaan. Bedenk toch hoe dicht je bij de Bron mag leven! Velen horen nooit van de bodschap van Gods genade. Verhard je hart niet tegen de Heere, want wie heeft zich tegen God verhard en vrede gehad? Zeg dan met Hiskia: „nu is het in mijn hart met de Heere een verbond te maken." Geef de Heere de hand en komt tot Zijn heiligdom!
Is het hier reeds zo goed bij de Heere te zijn terwijl wij nog maar in hope zalig zijn, wat zal het dan zijn als onze ogen de Koning zullen zien in Zijn schoonheid en wij altijd bij de Heere mogen zijn!
Als een hert gejaagd, o Heere,
Dat verse water begeert.
Alzo dorst mijn ziel ook zeere Naar U mijn God hoog geëerd,
Naar U mijn God hoog geëerd,
En spreekt bij haar met geklag:
O Heer! wanneer komt die dag, Dat ik toch bij V zal wezen.
Dat ik toch bij V zal wezen. En zien Uw aanschijn geprezen.
En zien Uw aanschijn geprezen.
(Psalm 42 : 1 - Datheenj
ds. L. Huisman
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's