Primaat van theologie of anthropologie?
Alvorens dit onderwerp te gaan belandelen zouden we onze lezers, die iteds de schrik te pakken hebben van je titel en subiet besluiten het stuk aar over te slaan vanwege het feit, t deze titel vrijwel geheel uit vreemj{ woorden bestaat, dringend willen lerzoeken dit niet te doen. We zagen n kans het opschrift in zuiver Nejirlands te formuleren, omdat het dan : veel langer geworden was en een i vanzelfsprekend zo kort mogelijk oet zijn. Het onderwerp, dat we hier ansnijden, is zeer belangrijk en we jUen graag beloven de vreemde woorlen, die we moeten gebruiken, te zulen vertalen.
We kunnen begrijpen, dat onze lezers uitgezonderd de predikanten onder en en de „leken", die enigermate op dit (ebied thuis zijn — er geen idee van ebben, waarover het in dit artikel zal Laten we daarom beginnen de "ormulering ervan uiteen te zetten. De leriii primaat betekent in dit geval „oppergezag" of „eerste plaats". Het woord llicologie wil in het algemeen zeggen ^godgeleerdheid", maar hier is het in jere zin gebiiiikt n.1. „de leer van d". En antropologie betekent hier „de eer van de mens" als religieus wezen. ; de afleiding betreft: primaat komt an het Latijnse „primatus" d.w.z. de rste rang, theologie van het Grieks theos" d.1. God en „logos" d.i. leer, erwijl in antropologie het Griekse oord „anthroopos" zit, dat mens beteent. De algemene theologie is in een antal onderdelen gesplitst en daarbij ook de antropologie.
Het wordt nu al wat duidelijker, maar e zijn er nog niet helemaal. We bejpen nu dat het gaat over de vraag f de eerste plaats of het sterkste acent toekomt aan de leer van God of n die van de mens. Daarop zal iederen antwoorden: natuurlijk aan die van 'i Maar dat schijnt toch in de prakjk niet zo vanzelfsprekend te zijn, ant het is de laatste jaren bij zeer veen gewoonte geworden om de antropoin de praktijk van het leven te 'oen prevaleren — voorrang te geven boven de theologie. Eigenlijk zeggen het wel wat al te formeel. We kunen het beter zo uitdrukken: er is een «ging in brede kringen, met name in e van de politiek, om de intermenseike verhoudingen op een hoger plan te laatsen dan de verhouding tussen God nmens.
Nu zijn we eindelijk, waar we heen len. Prof. dr. J. P. van Itterzon, de kende hoogleraar in Utrecht in de heologische faculteit, heeft onlangs op 'e jaarvergadering van de Confessieele Vereniging in een rede dit ondererp ter sprake gebracht. Hij had het aann over de nieuwerwetse prediking an „de medemenselijkheid". Deze term • een uitvinding van de laatste tijd. en zal ze in Groot-Van Dale teverzoeken. Van het woord „medeens" heeft men een nieuw zelfstandig amwoord afgeleid: medemenselijkad, dat men zou kunnen „vertalen" et naastenliefde. We menen, dat het e leidslieden van de Generale Synode er Hervormde Kerk waren, die ermee egonnen zijn, maar de term is in brede ing, vooral in die der politici, oversnomen.
Hoe komt het, dat dit woord zo'n ingevonden heeft? Omdat in onze ld meer gedacht wordt in het horizon- Ie dan in het verticale vlak, anders Kegd- ook de godsdienstige mens «idt zich dikwijls meer bezig met zijn aste dan met God. Men weet wel, dat 'as gezegd heeft: heb God lief boven les en uw naaste als uzelf, maar in de 'aktijk van het leven wordt door me- I het accent eenzijdig gelegd op de aste Dit hangt o.a. samen met de Senzm, die velen tegenwoordig heb- 1 in de dogmatiek. We geven gaarne e, dat er voorheen — en in sommige ngen nóg wel — meer is gedogmati- •fd dan voor een echt leven in de Ke des Heeren nodig en nuttig is, 83r thans is het zo, dat de theologie brede kringen van minder belang ordt geacht en de ethiek ten troon ordt verheven. Om met prof. Van Ittzon te spreken (In dezelfde rede): „de laats der godgeleerdheid wordt thans ftnomen door de leer van de religieu 't sociaal-voelende mens". ^') zijn het met (Jeze constatering
^') zijn het met (Jeze constatering "> de professor hartgrondig eens. Wie '^e artikelen volgt, die weet dat wij al sermalen hebben gewezen op het feit, ' zowel door vele theologen als door Meeste politici weinig belangstelling "fdt getoond voor de grote principia. waarvoor vroeger zo intensief gestreden werd — we denken aan het overheidsgezag, dat uit God is, aan de handhaving van de christelijke grondslagen van ons volksleven, aan de bestrijding van schandelijke uitwassen op zedelijk gebied, aan de vergiftiging van de volksziel door de aanbidding van de sex, aan de schaamteloze uitzendingen van de televisie enz. enz. — maar des te meer voor wat men de sociale vraagstukken noemt. Hoewel we leven in een welvaartsstaat, waarin nog slechts een klein deel van ons volk onder de bejaarden, invaliden enz. sociale hulp nodig heeft, die via de A.O.W. en niet te vergeten de Bijstandswet (die op vele plaatsen met gulle hand „bijstaat") goed sociaal verzorgd worden, doet zich het merkwaardige feit voor, dat de politiek tegenwoordig een overheersend sociaal aspect heeft. Men maakt — hoewel het helemaal niet nodig is — van het sociale een afgod. De godsdienst is bij velen mensendienst geworden. De politieke partijen beconcurreren elkaar fel in een wedloop in de socialerigheid. Geld speelt daarbij absoluut geen rol meer. De belastingbetaler zorgt wel voor de financiën om al die elkaar overtroevende groepen gelegenheid te geven te laten zien hoe groot hun „medemenselijkheid" wel is. En dat doen tegenwoordig heus niet alleen de socialisten. De sociale „progressiviteit" vindt mén thans even sterk bij de roomsen en de antirevolutionairen. De opleiding aan de universiteiten (Nijmegen, de V.U. en de Gemeentelijke van Amsterdam) is daarop ook zeer van invloed. De P.v.d. A. heeft als socialistische partij haar beste tijd gehad, maar de geest van het socialisme heeft; de christelijke partijen zodanig geïnfecteerd, dat ze er praktisch niet meer voor onderdoen.
Nu in eigen land het sociale vraagstuk wel zo ongeveer is opgelost, gaat de „medemenselijkheid" een ander object zoeken: de ontwikkelingshulp aan de achtergebleven gebieden in de wereld. Wij zijn daar uiteraard in principe helemaal niet tegen. Ook de verre, gekleurde volken zijn onze naasten. Maar men is daar steeds meer een soort politieke cultus (eredienst). De bedragen, die naar de z.g. ontwikkelingslanden gaan, worden elk jaar hoger. Een groot deel ervan komt niet terecht waar het bedoeld is.
Op aandrang van vrijwel alle partijen heeft de regering de begrotingspost voor 1968 met 75 miljoen moeten verhogen tot 525 m., dus meer dan een half miljard! En dat terwijl ons staatsbudget een tekort vertoont van drie miljard! Men wil het opvoeren tot l'lo van het nat. inkomen en sommigen spreken al van 2"/o. Dat zou dus resp. 800 en 1600 miljoen worden. Als de politici het uit hun eigen zak moesten betalen, zouden ze vermoedelijk niet zo „sociaal" zijn. De naastenliefde is een gebod van
De naastenliefde is een gebod van Christus. Maar het eerste en voor de individuele mens voornaamste is de liefde tot God en de dienst van God. Men keert ze nu om. De theologie interesseert velen niet meer. Een christelijk getint humanisme heeft zich meester gemaakt van onze zo progressieve politici. Zo ziet men, dat ook dit probleem een principiële achtergrond heeft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's