Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Folklore En Taal 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Folklore En Taal 2

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

2e serie nr. 155

Medewerking lezers,

In mijn artikel van 22 september j.1. in E.-N. vroeg ik de lezers, of ze een en ander konden meedelen voor eventuele oude brouwerijen in deze streken. Mevrouw dr. K. J. Hocke uit Zonnemaire verzocht mij, voor een te schrijven geschiedenis, of ik haar inlichtingen kon geven. In genoemd artikel wees ik er op, dat er in Sommelsdijk een gebouw staat dat de „Brouwerieë" genoemd werd en ik vroeg aan lezers uit Sommerdiek mij daarover gegevens te verschaffen. Er zijn toch nog gen^beg oude burgers, die er een en ander van weten? Tot mijn teleurstelling kreeg ik geen enkele reactie hierop. Wel kreeg ik een brief van de heer D. Roozemond uit Gorinchem over een brouwerij in Stavenisse met verdere gegevens. Ik dank hem hartelijk en heb zijn brief doorgestuurd aan dr. Hocke-Hoogenboom. Wie volgt zijn voorbeeld in Sommelsdijk?

Met mijn verzoek om medewerking voor plaatselijke gegevens en oude versjes had ii. meer succes. Ik kreeg twee volledige exemplaren van „de Moord op de boerderij van Bol". De stee ligt tussen Stad en Oude Tonge en is nu bewoond door de heer P. Vogelaar. Kan iemand mij een foto van die boerderij verschaffen? De moord heeft plaats gehad in mei 1911 en het gedicht is gemaakt door de op 't hele eiland bekende blinde J. 't Hof.

Van een andere medewerkster kreeg ik het gedicht op het kermisongeluk in Goedereede, in 't begin van deze eeuw, waarbij een meisje het leven verloor. Verder kreeg ik van een oude vrouw het gedicht: de SchUdwacht, dat ze geheel uit 't hoofd heeft opgeschreven. Vroeger leerden de mensen vaak lange verzen uit het hoofd, die dan op partijtjes werden voorgedragen, zoals we kunnen lezen in de Camera Obscura, waar mevrouw Dorbeen het Rqntje van Borger voordroeg.

Zelf leerde ik als jongen Huibert en Klaartje van Ter Haar, de Twee Broe­ ders voor Bommel van Bilderdijk en gedichten van De Genestet, Staring e.a. uit 't hoofd en droeg ze voor. Het gedicht De Schildwacht laat ik hieronder volgen met alle respect voor de oude vrouw, die het opschreef en er bij voegde: een treurig lied, maar ik weet zelf bij ondervinding wat verdriet is.

Van een oud eilandbewoonster kreeg ik enkele mededelingen over haar geboortedorp met de belofte, dat ze me nog meer zou sturen.

Tot zover zijn het alleen vrouwen die gereageerd hebben, maar een oud visserman uit Menheerse belde me onlangs op, dat ik op zijn medewerking alvast rekenen kon. En een tweede zond me tal van gegevens over het godsdienstig leven van de eilandbewoners.

Ik herhaal nu mijn oproep tot het bijeenbrengen van gegevens aan allen die belang stellen in hun dorp en eiland.-

Als de gemeentebesturen me officiële gegevens zenden over het aantal inwoners, de godsdienst en de politiek, de middelen van bestaan enz. en de kerken schoolbesturen over het onderwijs; als instellingen als de Waterleiding, het Gasbedrijf, de Electriciteit me hun verslagen zouden zenden en de Polderbesturen over de polders, wegen en dijken, dan krijg ik zelfs veel te veel materiaal. Zouden de jongeren ook niet willen meewerken iets over hun dorp te schrijven, over 't onderwijs, over 't reizen op 't eiland, over hun spelen, enz.

Vooral ook over de taal, het dialekt, is nog zoveel aardigs te vertellen. Nog altijd treffen wrij nieuwe woorden en uitdrukkingen, maar meer nog de oude die onze grootouders gebruikten. Veel er van heb ik al vastgelegd in de kleine driehonderd artikelen over Folklore en taalj door mijn medewerking aan het Zeeuwse Woordenboek en het Dialektonderzoek van de Koninklijke Academie in Amsterdam.

Tenslotte doe ik een beroep op bezitters van oude en nieuwe anzichten en foto's van dorpsgezichten, oude gebouwen, enz. Als ze gebruikt zijn, kunt U ze terug krijgen, als u het wenst.

Graag kom ik nog op een en ander terug, maar nu eerst het gedicht:

DE SCHILDWACHT.

Wat ziet die schildwacht droef en bleek, die nimmer lacht of weent, die somber aan zijn grenspaal staat, als waar zijn blik versteend.

Zijn sabel is als zijn geweer altijd zo spiegel-rein; Zijn linnengoed is helder wit, geen sneeuw kan blanker zijn.

Zijn snorbaard is omhoog geknüd. niet een die hem geleek, alleen, zijn oog is dof en dood, alleen, zijn wang is bleek.

Tien jaren gingen er voorbij, toen was zijn wang nog rood, toen was zijn blik en oog nog klaar, thans is het dof en dood.

Als schildwacht stond hij op zijn post naar strenge krijgsmanplicht; hij kijkt met smart in 't dal terneer in 't zachte schemerlicht.

Daar woedde lang de cholera, die oud noch jong verschoont, in 't groene dal beneden hem, al waar zijn moeder woont.

Hij wist niet of zij was gespaard, of dat zij rustte in 't graf, want niemand kwam tot hem omhoog, hij ging nooit dalwaarts af.

Maar meer verlangen dan bij hem, rustte in zijn moeders hart. Zij zat bij 't lampje in de hut, een toonbeeld van de smart.

Zij denkt alleen nog aan haar zoon, wies zich de ogen droog; zij vat haar stok en kiest het pad dat tot hem voert omhoog.

Zij strompelt voort tot aan zijn post en Wer-da! klinkt haar toe; nu blonk haar oog van rnoedervreugd, al was zij nog zo moe.

Het Werda! Werda! klinkt haar toe, zij geeft noch woortf noch stem, zij heeft haar braven zoon herkend en leeft alleen voor hem.

En weder klinkt het in haar oor Wer-da! de derde keer nu wil zij roepen, maar een schot klinkt uit haar zoons geweer.

Getroffen! zegt de schildwacht dof, vangt weer met laden aan; maar 't is hem zonderling, om 't hart en hij bleef peinzend staan.

Het was alsof zijn eigen schot hem zelf door 't harte schoot; toch deed de schildwacht maar alleen, wat hem zijn plicht gebood.

En als door wolken dicht en zwart het heldere maanlicht glom, toen sprak hij: wie kon dat toch zijn, die hier naar boven klom?

Hij vindt haar lichaam, hij blikt neer o God, daar stuikt zijn voet, daar valt hij op zijn moeders lijk, haar borst bevlekt met bloed.

En sedert heeft die schildwacht noch gelachen of geweend, want koud is nu zijn hart als ijs, zijn aangezicht versteend.

Zijn oog bleef dof als ware het dood en bleek zijn jong gelaat. Het is zijn moeders droevig beeld, dat altijd voor hem staat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1967

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's

Folklore En Taal 2

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1967

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's