Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking uit de Heilige Schrift

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want mijn ziel is der tegenheden zat... Fs. 88 : 4a

Wie psalm 88 enigszins kent, zal nu echt niet staan te trappelen om daar veel uit te zingen. Daar vindt de mens nu net niets van wat hij graag heeft in zijn leven. Vreugde en vrolijkheid, zorgeloosheid en, wat daar dan bij gezongen kan worden, de lofpsalm, dat is wat ons hart toch het liefste aanspreekt. Bij zingen dan denk je immers aUeen

Bij zingen dan denk je immers aUeen aan blij zijn? Zou psalm 88 dan „per ongeluk" in het boek der psalmen terecht zijn gekomen? Zouden de berijmers en degenen die de muziek schreven tevergeefs hun werk hebben gedaan? Er klinkt immers nergens een lichtpuntje door in de psalm. Van het begin tot aan het einde toe is de toon somber. En waar veel klaagpsalmen toch nog eindigen met een uiting van vertrouwen of met het uitspreken van een hoop of zelfs met een lof aan de Heere, daar eindigt deze psalm slechts in duisternis.

En toch... de psalm begint aldus: „een lied". Dus toch om te zingen, om te uiten tegenover de Heere, om te zingen voor het volk, in de tempel. Een Ued, waar het hart vol overgave zingt. En dan is uit de eerste woorden van het lied ook duidelijk aan wie dit lied gericht wordt: O HEERE, God mijns heUs. Al is dan deze psalm een doorlopende

Al is dan deze psalm een doorlopende klacht, het blijft een psalm, een lied tegenover de Heere! God wordt erin aangesproken om gehoor te vinden. De nood van het hart is hoog gestegen. In het geheel van de psalm horen we de grondtonen van de dood meeklinken. Zo ook in onze tekst. Mijn ziel is der tegenheden zat.

Mijn ziel, zijn hele leven, zijn hele bestaan is er van doortrokken. Dat leven is zat. Eigenlijk staat er: is verzadigd. Daar kan naar zijn gevoel niets meer bij. Hij kan niet meer verdragen. Nog een tegenslag en het zal teveel voor hem wezen. Hij ziet werkelijk geen uitweg meer. Het is hem allemaal teveel geworden. Uit deze ene tekst klinkt door, wat

Uit deze ene tekst klinkt door, wat ook in het vervolg van de psalm klinkt. dat de dichter geen enkele hoop op verlossing meer heeft. Hoe valt niet achter al deze woorden de strijd van de dichter te proeven. De diepe levensweg die de Heere met hem ging. De duisternis die hem telkens overviel. De ene na de andere slag in zijn leven. Wat is er nog over voor hem? Geen sprankje hoop meer. Een toestand van hopeloosheid wordt

Een toestand van hopeloosheid wordt met de woorden van deze tekst uitgedrukt.

Hoe kan een mens in deze psalm en deze tekst niet zijn eigen leven terugvinden. Zorgen en moeiten stapelen zich op. Ziekten en zorgen, keer op keer, niemand heeft het meer op je voorzien. Er lijkt alleen nog maar tegenwerking in dit leven. Hoe wordt er vaak niet gezucht en geworsteld achter gesloten deuren. Hoe kan het lijden van het leven, de ziekte, de handicap die hij zijn hele leven mee moet dragen, hem of haar niet tot de woorden van de tekst uitdrijven.

Misschien herkent u er iets van u zelf in, maar vraag u dan tegelijk eens af of u er geen behagen in schept om zo te zuchten? Wat kunnen we daar groots op zijn. Dan is het pas echt, als een mens zo gaat zuchten en als hij zo ook de zonde en schuld van zijn eigen leven leert kennen. Dat is het vrome hart, dat niet werkelijk in nood gekomen is, maar die nood zoekt, zich zelf oplegt, omdat het anders niet echt Is.

Nee, de nood wordt niet gezocht. Maar wordt wel gevonden daar waar we ons leven stellen onder het heilige licht van Gods Woord. Dan kan het zijn dat je gaat zien wat de werkelijke nood van ons leven is, dat we een zondaar voor de Heere zijn. Dat kan gebeuren in een leven vol zorgen, waar het waarheid is dat „mijn leven verzadigd is van tegenslagen", maar het kan ook gebeuren in een leven, dat niet zo geteisterd wordt door tegenslagen in de zin zoals we die ervaren in de dagelijkse en lichamelijke dingen.

Maar wat is dan het kenmerk van dat echte roepen? Wel, leest u dan de psalm in z'n geheel maar eens door. Het klinkt als een door en door menselijke psalm, waar niets van de Geest des Heeren in doorademt, het klinkt als een uiting van de zwakke ogenblikken van de dichter. Als de donkerheid, niet lichter, maar zwarter schijnt te worden. En waarin het Ujkt alsof God weg is, Gods Aangezicht is verborgen, maar door alles heen klinkt toch door: een vasthouden aan de Heere. Het is geen lijst met klachten die de wereld in wordt gestuurd, waar men prat op gaat, maar het wordt alles voor het; Aangezicht des Heeren uitgestort. God mijns heils! zo begon het „lied".

God mijns heils! zo begon het „lied". Hoe donker het ook is er wordt ernst gemaakt met het geloof dat God luistert in het geroep. Het „Wie Mij aanroept in de nood vindt Mijn gunst, oneindig groot" wordt hier echt nog niet beleefd. Maar in de ondertoon van deze psalm kUnkt het als een onuitgesproken verwachting heen. De klacht duurt voort. Tot en met het laatste vers. Maar de klacht wordt geen vloek. Nee, de ademtocht van het gebed klinkt er iri mee. Zo is de psalm toch nog een lied, geen vrolijk lied. Maar gezongen wordt er. Met trillende en bevende stem. Met ontroerende stem. Met een stem vol overgave. Alles voor de Heere, alles aan Zijn heilige Voeten. Ach Heere, zal nu alles voor mij verloren zijn?

Lezer, u kent uw eigen leven zelf wel. U weet of het naar waarheid kan spreken van zulke tegenslagen. Dreef het u al eens uit naar God? Want waar we zo met de nood en de schuld van ons leven bij de Heere mogen komen, daar gaan we ook verstaan dat deze psalm ten diepste een profetie is. Een profetie van het lijden en sterven van Christus. Van Hem, Die het waarlijk kon uitroepen: Mijn Ziel is der tegenheden zat. Mijn ziel is bedroefd tot stervens toe.

En als dan zondag de lijdensweken weer een aanvang nemen, dan worden we er weer op gewezen, hoe Hij vernederd werd tot de diepste versmaadheid. Geslagen en bespot. Op Hem kwam de volle toom van God. Verzadigd van Ujden en smart. Toen riep Hij het eenmaal uit: Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten.

De psalmdichter zag de dood op zich af komen. Maar uiteindelijk leert de psalm ons wat wij hadden verdiend en wat Christus heeft willen dragen. Dat is de vrucht waar we waarUjk met onze klachten bij de Heere eindigen.

Niet als een geleerd lesje, niet om er mee te koop te lopen, maar om er een Borg en Zaligmaker mee te vinden, Die de schuld der zonde wilde verzoenen. Die juist ook in de nood en zorg van ons leven, als we het werkelijk niet meer zien zitten, ons Sterkte en Kracht vanuit Zijn onpeilbaar diepe Woord wil geven. Want daar klinkt het dan uiteindelijk vanuit de Openbaringen ook toe: „En de dood zal niet meer zijn "

M. Aangeenbrug, V.D.M.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1980

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Overdenking uit de Heilige Schrift

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1980

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's