De Fransche koopmanszoon
VERVOLGVERHAAL
— 24 —
„Laat mij eerst even mijn handen wassen en geef my dan een stukje schoon linnen om de hand te verbinden, dan zal ik alles eens vertellen." Toen Jakob zyn hand verbonden had, gaf hy een verslag van wat er gebeurd was.
Toen hy geëindigd had, zei de Franse meester: „Wel mogen we zeggen, dat we in 's Heeren hand veilig zyn. Hy vernietigd de raad der heidenen. Ge moogt nu ook wel zeggen, dat ge ontkomen zyt als een vogel uit de strik. Maar dat is ook Gods belofte voor allen, die Hem liefhebben." . Toen Jakob die avond alleen in zyn
Toen Jakob die avond alleen in zyn kamer was, las hy de 91ste Psalm en inzonderheid troffen hem die eerste verzen, waarvan hij nu de waarheid weer had ondervonden:
„Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Aknachtigen. Ik zal tot de Heere zeggen: Myn Toevlucht en myn Burg! myn God, op welke ik vertrouw. Want Hy zal u redden van de strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie. Hy zal u dekken met zyn vlerken en onder zyn vleugelen zult gy betrouwen."
XI VERLATEN EN VERSTOTEN
VERLATEN EN VERSTOTEN
Het is nu byna drie jaar geleden, dat we voor het eerst de heer Hanapier op zyn kantoor in Nantes ontmoet hebben. Nu is het avond en weer staan de bedienden gereed om te vertrekken. Evenals toen horen we de boeken dichtklappen, zien we de bedienden hun jassen aantrekken en na het gebruikelyke: „Bonsoir, monsieur," zich verwyderen.
Weer bleef de oude heer Hanapier alleen achter en weer stak hy een licht aan om een brief te lezen, die hij by zich verborgen had. Toen hy daar zat, over de brief gebogen, versomberden zich zyn gelaatstrekken. Nu kwam er geen ogenblik een glimlach op zyn gelaat of enige ontspanning van zyn strak gezicht. Beurtelings werd hij bleek en rood;
Beurtelings werd hij bleek en rood; soms stampte hy van woede met de voet op de grond en moeizaam wrong hy zich uit de keel: „En dat wil zelfs nog een poging aanwenden om zyn ouders tot ketterij te brengen. Maar mijn kind zullen ze me geven en terugkomen zal de jongen en afzweren zal hy de ketterse gevoelens,al zou hy voor myn ogen verbrand worden.
Maar hoe moet ik die brief aan zyn moeder voorlezen? Het is om haar een doodsschrik op 't lyf te jagen en dat is nu de jongen, waarop we al onze hoop gezet hadden. Die zou nu de vreugde van onze ouderdom zyn. Maar al is hy door de ketters betoverd, hier zal hy komen en we zullen de boze geesten bezweren en hy zal terugkeren tot het ware geloof." In hevige gemoedsaandoening liep de
In hevige gemoedsaandoening liep de heer Hanapier zyn kantoor op en neer. Hoe geheel anders was hy nu gestemd, dan toen hy vol hoop en blyde verwachting besloot, zyn zoon naar Holland te zenden. Wat had hy toen tot Pater Ambrosius gezegd? Had hy niet gezegd, dat hy voor Jacques niet de minste vrees koesterde, want dat die in aanhankelijkheid aan de Kerk zyn makkers van geiyke leef tyd verre overtrof? en nu moest hy dit beleven!
Hy gevoelde zich vernederd en gekrenkt. Dan kwam een ogenblik zyn vaderliefde boven, maar hy onderdrukte terstond dit gevoel. Een jongen met zulke gevoelens zou hy als zyn zoon niet erkennen. Hy sloot het kantoor en met zware
Hy sloot het kantoor en met zware gang en loden tred ging hy het kleine grintpaadje op naar zyn huis. Met gebogen hoofd als een kranke of doodvermoeide ging hy de gang door en liet zich
in de huiskamer als moedeloos op een fauteuil neervallen.
zyn vrouw zag hem met verwondering en bekommering aan.
„Lieve man," sprak ze, „wat scheelt er aan, zyn er onrustbarende handelsberichten of gevoel je je ziek? Of is 't over Jacques? Wat scheelt er toch aan?" „Er is een brief van Jacques. Hier,
„Er is een brief van Jacques. Hier, lees hem zelf maar, ik heb geen moed om hem voor te lezen."
zyn vrouw nam de brief en begon terstond met grootste belangstelling te lezen. Nadat ze d? vrij lange brief gelezen had, riep zy uit: „Maar dat is vreseUjk, hy valt geheel van 't geloof af en hy wU ons ook nog overhalen. Ach, kwam hy toch maar naar huis. Hij is nog zo jong en 't was toch alty'd onze lieve Jacques," en ze begon te schreien.
„Ja, onze lieve Jacques, maar nu een boze ketter. Maar terugkomen zal hij, al zouden ze hem hier dood voor myn voeten leggen. Van avond zal ik raadplegen met Pater Ambrosius."
„De Pater is er altyd wel bang voor geweest. O, hadden we maar naar hem geluisterd. Kwam Jacques toch maar terug. Als hy eenmaal weer hier was, zou hy al die vreemde leringen wel weer vergeten." „Ja, we wisten wel, dat hij maar al te
„Ja, we wisten wel, dat hij maar al te veel met de Protestanten omging, maar dat het zo erg zou zyn, had ik niet gedacht. Dan had ik me desnoods om heel het contract niet bekommerd en hem dadelyk naar huis laten komen."
„Ja, de Pater zei toen nog, dat we dat maar moesten doen."
„Ik meende altijd, dat het wel gauw over zal zyn, als hy maar weer hier was. Ik wUde hem ook wel graag thuis hebben, maar ieder keer, als onze vrienden hem stilletjes wilden overbrengen, mislukte het. En wat zou het geholpen hebben, of ik hem gelast had, terstond te- rug te komen, als hy het toch niet doet."
„Hy houdt toch wel van ons, want hij schryft, dat hy zo naar ons verlangt."
schryft, dat hy zo naar ons verlangt." „Waarom komt hy dan niet? Alleen om aan zyn ketterse gevoelens te kunnen vasthouden. Hy lastert de heilige Kerk, de heiUge Mis, de aanroeping der heUigen. Niets is er meer goed aan."
„Hy zou willen, dat we in de Bybel gingen lezen." „Hy wil, dat we ketters zullen wor
„Hy wil, dat we ketters zullen worden, net als hy. Wy deugen niet. Zyn Vader niet, zyn Moeder niet, zyn zusje niet, de geestelyken niet, de Kerk niet, de ketters alleen en voor die is de hemel. Maar ik zal hem leren. Hier zal hy komen en afzweren zal hy zyn ketterij."
Woedend ging de heer Hanapier de kamer op en neer, terwyi hdj af en toe de vuist balde.
Wat was het toch voor een brief, die hun gemoed zo zeer in beroering bracht?
Toen Jakob zyn wonderbare redding uit de hand van meneer Séduct overdacht, die in het vorige hoofdstuk vermeld is, werd hy zeer getroffen door de kennelyke Goddeiyke bewaring, die hy telkens mocht ondervinden. Hij meende nu ook niet langer te mogen wachten met uitvoerig aan zyn ouders zyn verandering te schryven.
Zo had hy dan op zeer gevoelvolle wyze geschreven, hoe God zyn ogen had geopend voor het licht der waarheid, maar daarbij had hy ook op tedere en hartroerende toon geschreven, hoezeer het hem ter harte ging, dat zyn ouders nog in de duisternis van Rome waren en het innig verlangen uitgedrukt, dat ook zy het Woord Gods zouden onderzoeken, opdat ze de Heere Jezus Christus mochten leren kennen als hun enige Zaligmaker.
Dit schrijven had niet de uitwerking, die Jakob er van verwacht had. In plaats dat zyn Vader er door vertederd werd, werd hy er te meer verbitterd door. Hy was woedend, dat zyn zoon, nog maar een knaap van zestien jaar, zo aan zyn Vader durfde schryven. Hy was in hevige mate vertoornd, dat Jacques niet op zyn bevel naar Nantes wilde terugkeren, en raasde in machteloze woede tegen de Hollandse Protestanten, die zyn zoon van de Kerk afkerig gemaakt hadden.
Aan de avond van die dag kwam Pater Ambrosius een zyner gewone bezoeken brengen en spoedig had men het over de „brutale" brief.
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's