De val van Bergen
Historisch verhaal uit het jaar 1572.
Den Hertog's Uitgever^ — Utrecht.
HOOFDSTUK I
DONKERE TIJDEN
Maart van het jaar 1572. Een gure noord-westen wind waait over de velden rondom de stad Bergen. Donkere wolken jagen voort om zich van tijd tot tijd te ontlasten in zware regenbuien. De wandelaar die zich voortspoedt op een der donkere wegen die vanaf Hermigny naar Bergen leidt, schijnt het weer ook niet erg aangenaam te vinden. Gebogen en gehuld in een zwarte
Gebogen en gehuld in een zwarte mantel loopt hij voort, zo nu en dan eens mompelend over 't ruwe weer. Af en toe kijkt hij schichtig om zich
Af en toe kijkt hij schichtig om zich heen om dan weer zo snel mogelijk zijn weg te vervolgen. Toch vordert hij slechts langzaam. De wegen zijn slecht en zijn voeten, gestoken in korte laarzen, glijden telkens uit in de modder, wat de wandelaar zijn voortgaan zeer belemmert. „Een mooie avond", bromt hij terwijl
„Een mooie avond", bromt hij terwijl hij zijn handen nog dieper in zijn wijde broekzakken steekt. „Het is me ook wat moois om op zo'n
„Het is me ook wat moois om op zo'n avond als deze, iemand bij het warme haardvuur weg te lokken. Maar ", zo gaat hü in zichzelf mompelend voort, „ik ben niet de engie die er vanavond nog op uit moet."
Hij blijft even staan en luistert aandachtig. Alleen de bulderende wind laat zich horen. Tevreden over dit resultaat vervolgt de wandelaar zijn weg. „Niets geen onraad te bespeuren", mompelt hij, terwijl hij zijn pas versnelt. „Ik moet voortmaken, want het is al niet vroeg meer. De anderen zullen er al wel zijn. Het zal me benieuwen wat voor nieuws Ripperda zal hebben. Misschien heeft hij het een of ander mooi plan uitgedacht. Nu, wat mij betreft gaat het er spoedig op los. Het liefst tegen die verwenste papen, want die hebben mij het leven zuur gemaakt". Het is een jonge man van ongeveer
Het is een jonge man van ongeveer drie en twintig jaar oud die deze wens uit en zijn donkere ogen vlammen onheilspellend als hij dit in zichzelf mompelt. Het is een droeve tijd waarin de wandelaar zich bevindt.
Alva, de bloedige tiran, gestuurd door koning Filips II, heeft het bewind in handen. Strenge, zeer strenge maatregelen heeft hij genomen in de Nederlanden. De bloedraad is door hem opgericht en de gevolgen daarvan zijn afschuwelijk. Op vreselijke wijze worden honderden mensen geheel onschuldig om het leven gebracht. Een ieder die de „nije leer" is toegedaan, wordt op wrede wijze vervolgd en verbrand of opgehangen. Pijnbanken zijn er verrezen en honderden mensen worden daarop gelegd en op de wreedste manier gemarteld. Vooral op rijke lieden heeft Alva het voorzien. Hun goederen worden verbeurd verklaard en verkocht. Zelfs vrouwen en kinderen worden niet ontzien, maar op de meest afschuwelijke wijze geschonden en vermoord.
Dan zijn er nog de „Rederijkers". Zij zijn vooraanstaande personen en onderwijzen het volk in de vaderlandse taal- ook wel in de dichtkunst. Maar ook Gods woord is voor hen niet vreemd en ook daarin onderwijzen zij het volk. Dat is Alva echter een doom in het oog, en ook de roomse geestelijken zien in de „Rederijkers" hun vijanden. Al spoedig worden dan ook hun vergaderingen verboden op straffe des doods. Zij, die het uitdrukkelijk bevel van Alva niet opvolgen, worden naar het schavot gesleept en gehangen of verbrand. Wie in het bezit is van zogenaamde „ketterse" lektuur, wordt door de bloedraad veroordeeld tot de doodstraf. Vreselijk woedt Alva's macht tegen de weerloze Nederlanders.
In alle oorden van het land worden spionnen uitgezonden die een ieders gangen zo nauwkeurig mogelijk moeten nagaan. Hiervoor worden deze „zevenstuiverslieden" betaald met het schandelijk bloedgeld dat zij verdienen door hun medemensen naar 't schavot te slepen, door hen aan Alva's dienaren te verraden.
Dan is er nog de eis van de tiende penning!
Zwaar drukt deze last op de schouders van het Nederlandse volk. Ondragelijk wordt het! Vele honderden zijn reeds arm en beroofd van hun goederen. Velen zijn uitgeweken naar Engeland, ondanks het verbod van Alva om het land te verlaten. In Engeland worden zij liefderijk ontvangen door koningin Elisabeth, In dat land is vrijheid van godsdienst en kan men vrij luisteren naar de predikaties die gehouden worden door godvrezende predikanten. Zo ongeveer is de toestand in de maand maart van het jaar 1572.
De ontzettende wreedheid van Alva's benden zijn ook Geert Lammers niet vreemd gebleven. Het is nu ongeveer drie jaren geleden toen het vreselijke gebeurde. Zijn ouders waren beiden vurige aanhangers der „nije leer". Zij waren afkomstig van roomse ouders,, en dus rooms opgevoed. Dit had echter een einde genomen toen zij in aanraking kwamen met verschillende predikanten, die de zuivere leer verkondigden.
Zijn ouders hadden toen ook de dwaasheid ingezien van de leer der paters en andere roomse geestelijken. Al mmder werden hun bezoeken aan de kerk en tenslotte waren zij geheel daaruit weggebleven. Natuurlijk was dit de pastoor opgevallen en herhaalde malen bracht hij een bezoek aan de familie Lammers. 't Baatte echter niets en verschillende malen was het uitgelopen op hoge woorden, zodat de pastoor spms paars van woede hun woning verliet. Hij had hen gedreigd aan de Inquisitie te zullen overleveren. Kalm en vastberaden hadden Lammers en zijn vrouw de gevolgen afgewacht, en ... deze waren niet uitgebleven.
Op zekere dag was Geert naar de paardenmarkt in Bergen.
Zijn vader was paardenkoper van beroep en Geert was daarin van jongsaf opgeleid door vader Lammers, tot wiens grote tevredenheid zijn enige zoon het beroep uitstekend verstond. Geert's grootvader was in zijn leven ook altijd paardenkoopman geweest en vader Lammers was er niet weinig trots op dat zijn zoon niets liever deed dan op dezelfde wijze zijn brood verdienen. Vrolijk en opgewekt was Geert die dag met zijn nieuwe aanwinst huiswaarts gereden. Hij had voor een billijke prijs beslag weten te leggen op een jonge, vurige bles. Het was een paard van het echte Barbarijnse ras en trots reed Geert naar huis om het prachtige koolzwarte dier aan zijn ouders en twee jaar oudere zuster te tonen. Zijn thuiskomst was echter heel anders dan hij had verwacht!
Huilend was zijn zuster San hem tegemoet gesneld. Toen had Geert het ontzettende nieuws vernomen. Zijn vader was uit huis weggesleept door een troep Spanjaarden om, volgens de woorden van de pastoor die de soldaten vergezelde, voor de Inquisitie terecht te staan. Lammers was de Heilige Moederkerk ontrouw geworden en moest zich daarvoor verantwoorden voor de Inquisitieraad. Woedend was de jonge paardenkoper
Woedend was de jonge paardenkoper dadelijk naar de Spaanse wachtpost te Bergen gereden om te vernemen waar zij z'n vader heengesleept hadden. De Spanjaarden hadden echter gelachen om de wanhopige Hollander, en onverschillig hadden de soldaten de schouders opgehaald.
Wat bekommerden zij zich om zo'n Hollandse „kaaskop". Het gebeurde zo dikwijls dat men zich kwam beklagen maar zij konden het ook niet helpen. Het was immers hun eigen schuld! Wie de koning niet wilde gehoorzamen, moest de gevolgen maar ondervinden. Vanaf de Spaanse post was Geert naar de woning van de pastoor gereden. Deze had getracht hem gerust te stellen. „Het zal zo'n vaart niet lopen jongen", had hij gezegd. wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 25 maart 1980
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's