Overdenking
PASEN OP PATMOS (2)En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Z\jn voeten en Hq legde zyn rechterhand op n^j, zeggende tot mü: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie Ik ben levend in alle eeuwigheid, Amen.En Ik heb de sleutels der hel en des doods.Openbaring 1 :17 en 18
En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten. Zo ligt Johannes, een mens en niets meer^ aan de voeten van de verheerlijkte Christus. En wat gebeurt er dan met hem? Moet hij daar dan als een dode blijven liggen? Is er dan geen verschil tussen Jonannes en de wachters bij het graf, die werden als doden? Ach, niet wat ons mensen betreft, ook een kind van God kan in zichzelf niet bestaan. Maar zie, dat is het verschil: Die de Heere liefhebben vallen wel als doden neer voor Zijn heerlijkheid, maar zij vEdlen voorover, naar Hem toe, aan Zijn voeten en blijven bij Hem.
De wachters echter deinzen achteruit van schrik en ontzetting. En zo spoedig zij kunnnen vluchten zij weg van die plaats. Hoezeer Johannes ook zijn nietigheid voelt, hij vlucht niet weg, maar blijft aan de voeten des Heeren liggen.
En dan, het wonder der ontferming. Christus buigt Zich over Johannes heen en legt Zijn rechterhand op Hem. Een hand die Johannes nooit zeU had durven grijpen. Maar de Heere overbrugt de kloof en legt Zijn rechterhand op Hem. De rechterhand der gemeenschap en der grote kracht. Deze hand bedekt de schuld, want het is een doorboorde hand. Deze hand legt weer beslag op Johannes en vernieuwt zijn kracht. Deze hand wekt bovenal op tot een nieuw leven. Een nieuw leven, geschonken in onze dood.
En dat doet de Heere nog! Zo schenkt Hij het leven aan doden in zichzelf die niet verder kvinnen. Die steeds weer ervaren geen leven te bezitten in zichzelf. Zie, hier wordt getoond, hoe het leven steeds weer opnieuw alleen in de bron des levens, Christus, is te vinden. Terwijl alles van ons ter aarde ligt. Hebt u die rechterhand van Christus nog nooit gevoeld? Kent u de tere druk van die hand niet? Een zachte hand, maar een machtige hand! Die gevoeld mag worden, als op de zondag Gods stem in het gepredikte Woord tot u komt. Als de Heere er is met de macht van Zijn Woord en van Zijn Geest. Dan slaat Hij ons temeer, zodat wij worden als doden, gebroken vanwege onze schuld en zonder glans. Maar hij maakt ook levend! Met Zijn
Maar hij maakt ook levend! Met Zijn rechterhand richt Hij ons op en giet ons vol met Zijn liefde. Dat zijn zegenrijke ogenblikken van het levende Woord. Die rechterhand der genade mag in het bijzonder gevoeld worden bij hei doopvont en bij het neerzitten aan de tafel des Heeren.
Zo wordt Johannes opgewekt uit de dood tot een nieuw leven.
„Vrees niet", klinkt het dan uit de mond van de Opgestane. Vrees niet, Johannes, gij die Mij vreest! Ben Ik dan uw Heere niet? „Ik ben de Eerste en de Laatste". Uit Mij komt alles voort, op Mij is alles aangelegd. Ik omvat ook uw leven.
„En Die leef'. Dat wil zeggen: Ik ben de Levende en kan niet sterven. Nochtans geldt: „en Ik ben dood geweest"! Letterlijk staat er: Ik werd een dode. Wat een wonder. Hij Die de Levende was, hoe kon Hij sterven? En toch ging Hij in in de dood.
Wat een troost voor Johannes. Alsof de Heere Jezus zegt: Gij als dood, Johannes? Ik werd een dode! Ik ben voor u gestorven, nu hoeft gij geen doden meer te sterven. Wat gij zijt, dat werd Ik! Toe, Johannes, Ik wil u niet als een dode zien. Sta op en leef.
„Een dode werd Ik". In die enkele woorden ligt het hele Evangelie! Alles wat aan leven en zaligheid geschonken wordt, komt hieruit voort. Evangelie voor mensen die in vreze des doods bevangen liggen. Zie: In deze woorden legt Christus de rechterhand op u, die een verslagene van geest bent en voor Gods Woord beeft. Een dode werd Ik! Opdat u op Mij vertrouwen zult en geen vreze des doods zult hebben. „En zie levend ben Ik in alle eeuwig
„En zie levend ben Ik in alle eeuwigheid". Hoort u het? Wij lijden nederlaag op nederlaag. Christus zegt hier: Ik heb de allergrootste nederlaag van het leven: de dood overwonnen. Hij betuigt het de Zijnen: Ik ben dood geweest. Het eerste en het laatste van uw leven, geboorte en dood, heb Ik meegemaakt. Al het uwe werd het Mijne. En zie: Ik leef. En nu: al het Mijne is het uwe! Wondere ruil. Hij onze dood, wij Zijn leven. En dat is geloof, dat we deze ruil omhelzen door Hem als een dode te voet te vallen.
Wat denkt u, zou het toen geen zondag voor Johannes geworden zijn? En is het zo al eens zondag voor ons persoonlijk geworden? Nee( wij zijn Johannes op Patmos niet. Wij ontvangen niet zo'n verschijning. Maar Johannes is wel een mens van gelijke bewegingen als wij.
En... een andere Christus dan voor hem is er ook voor ons niet. En uiteindelijk komen wij voor hetzelfde op de zondag samen, als wat Johannes op bijzondere wijze ten deel viel: de verschijning van de levende Christus. Om te ontdekken dat Hij nog steeds wandelt tussen de gouden kandelaren. Het gaat op de zondag om de ontmoeting met Hem. Wat Johannes overkwam mag ook ons overkomen: elke zondag als het Woord bedient wordt, dan horen wij de stem! Dan ontmoet het levenswekkende Woord ons leven. Dan worden we aangesproken. Heeft Immanuel zo uw eenzaamheid al verhcht met Zijn gemeenschap? O, waar zo twee of drie in Zijn Naam bijeen zijn, daar verschijnt Hij. Dan gaat met ons alles in de dood, want wie zal in dat licht leven als mens in en bij zichzelf. Maar Hij legt in Zijn Woord van ontferming de handen op en bezegelt een wondere ruü.
Plotseling klinkt dan het woord „Amen". Het komt van tussen de kandelaren. Destem van de gemeente. Uw stem? Wie amen zegt eigent zich het Woord toe. Mag u zo amen zeggen op uw dood en amen zeggen op het leven uit Hem? Mag uw stem er zich zo tussen mengen als op zondag het volbrachte werk van Christus gepredikt wordt?
Dan mogen we afzien van ons zelf en zien op de Zoon.
En dan, blijft het dan altijd zondag? Zal het, als we zo op de zondag amen leerden zeggen, altijd levend blijven bij ons? Zullen we op maandag de zegen van de zondag niet al weer kwijt zijn? Ach, de Heere belooft niet, dat u zonder bestrijding zult blijven.
Al wat uit de Geest is wordt door het vlees bestreden. De satan is er altijd op uit om het geloof te ontroven. Daarom zegt Christus nog: „En Ik heb de sleutels der hel en des doods". Dat wil zeggen: hel en dood zijn in Mijn macht. En de duivel zit gevangen. Zeker, hij maakt een hels spektakel, zodat de kinderen van God er haast van bezwijken. Hij heeft grote toom, want hij heeft weinig tijd. Maar: Ik heb de sleutels.
De angst der hel kan dan alle troost doen missen, maar ze kan niet doen wat zij wil: Hij heeft de sleutels. Ach, Gods kinderen denken altijd weer te groot van de duivel. O wat een vijand! En het is waar. Maar als we alleen zien hoe groot de vijand is en niet hoe groot Christus is, dan striiden we wanhopig. Dan striiden we alsof Hij niet de sleutels heeft der hel en des doods. Zo mag het leven zijn van allen die de verschijning van de Heere Jezus hebben liefgekregen. Dan mag elke zondag opnieuw het Paaslicht over het leven stralen.
O, dan als dood te liggen aan Zijn voeten en de druk te voelen van Zijn rechterhand!
Nee dan vindt de duivel geen plaats. Dan mogen we de Heere door Zijn Geest in ons laten werken en in alle eenzaamheid en bestrijding, gelijk Johannes op Patmos, zien op Hem in Wie al ons leven ligt.
Melissant Ds. H. F. Klok
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1980
Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's