De val van Bergen
VERVOLGVERHAAL
EQstorisch verhaal uit het jaar 1572. door JAAP DE KORTE Den Hertog's Uitgever^ — Utrecht.
— 11 — „Het had niet veel langer moeten duren", zegt hij, „het is hier benauwd". Ook San haalt zwaar adem. De bedompte lucht uit de kelder benauwt haar borst. „Gelukkig!" zucht ze als Foppesz. het luik geopend heeft, „nu kunnen we tenminste weer vrij ademen. Maar waar zou Geert gebleven zijn? De Spanjaarden zullen hem toch niet gevangen genomen hebben?"
„Dat is niet onmogelijk", antwoordt Foppesz. die bange voorgevoelens heeft. Het hele huis wordt doorzocht. Ook de schuur en de stal worden niet vergeten. Al spoedig ontdekken zij hoe schrikbarend de soldaten hebben huisgehouden. De koe is neergeschoten. Alle kasten zijn overhoop gehaald, en al wat eetbaar is, is verdwenen, De bedden zijn totaal vernield en de sieraden verdwenen.
Jammerend laat San zich op een stoel vaUen. „Vreselijk", huilde zij. „O, was
Geert maar hier, maar die is natuurlijk gevangen genomen en misschien al wel gedood". Wanhopig wringt zij haar handen ineen. Al die ellende is teveel voor haar. „Niet moedeloos worden San", tracht Foppesz. haar te troosten. „We zuUen doen wat we kunnen om te weten te komen waar Geert is. Heb je hier ook een pomp? Dan moet je eerst wat water drinken, dat kalmeert".
Zonder San's antwoord af te wachten gaat hij naar buiten en komt enige ogenblikken later terug met een grote kan water. Als San gedronken heeft, komt ze wat tot bedaren.
„Zo", zegt Foppesz., „nu moet je goed naar me luisteren. Zeer waarschijnlijk is Geert gevangen genomen en naar Bergen gebracht. Dit is tenminste de dichtsbijzijnde plaats waar Spaanse bezetting ligt. We moeten trachten dit zeker te weten te komen. Ik zou het graag zelf willen doen, maar dat is vanzelfsprekend niet mogelijk. De Spanjaarden zouden me direkt herkennen. Maar heeft je broer hier in de nabijheid ook vrienden of kennissen die ons wollen helpen? We kunnen dan misschien een plan maken om je broer te bevrijden". „Zou dat kunnen Foppesz.?" vraagt
„Zou dat kunnen Foppesz.?" vraagt San hoopvol. Ze is blij' dat er een kleine lichtstraal is in al d'ezé ohzekerheid. „We zullen het in elk geval proberen", zegt de hageprediker, „maar het is de vraag wie dit plan tèn uitvoer kan brengen."
„Dat weet ik wel", zegt San. „Maar luistert u eerst naar me als ge wilt". Foppesz. wacht nieuwsgierig en begrijpt niet wat Sari wü. Maar dat zal hij spoedig genoeg merken. „U moet hier zo gauw mogelijk van
„U moet hier zo gauw mogelijk vandaan Foppesz.," begint San. „De Spanjaarden zullen het zoeken niet staken. Als ge hier nog langer blijft, maakt ge het voor mij en voor uzelf maar moeilijker. Doe me echter een plezier en ga naar de Kinkerstraat in Hermigny. Daar is de kleermakerij van baas de Ruyter. Diens zoon Klaas is Geert's beste vriend. Als ge hem het hele verhaal vertelt, zal hy niets onbeproefd laten om Geert te redden. Het is een slimme kerel en hij zal alles doen om zijn vriend te helpen. Dat weet ik zeker!"
Aandachtig heeft Foppesz. geluisterd. „Ik wilde zelf ook graag meehelpen om uw broer te bevrijden", zegt hiJ, terwijl hiJ zich peinzend langs het voorhoofd strijkt. „Ge kunt dat wel willen Foppesz.,
„Ge kunt dat wel willen Foppesz., maar het zou grote roekeloosheid zijn", meent San. „De Spanjaarden zullen u immers dadelijk herkennen?" „Je hebt gelijk San", antwoordt de
„Je hebt gelijk San", antwoordt de Hageprediker, „het zou God verzoeken ziJn. Door mij zou dan bovendien het hele plan mislukken". En zuchtend laat hij er op volgen: „JuUie hebt al ellende genoeg om nüj".
„Zo moet ge niet praten Foppesz. We doen slechts onze plicht tegenover onze naaste. Zou dat teveel zijn? Nee, daarover moet ge niet spreken. Ge kunt immers nu weer een wederdienst bewijzen?"
„Daar zal ik dan ook dadelijk een begin mee maken, maar laten we eerst een gebed doen tot God en Hem vragen om zyn hulp, want zonder Gods zegen komt er van ons voornemen niets terecht".
Hy knielt neer en smeekt God om hulp in dit moeilyke uur. Daarna verdwijnt de hageprediker in het duister, San alleen achterlatend. Nauweiyks een uur daarna loopt er
Nauweiyks een uur daarna loopt er een monnik door de nauwe straten van Hermigny. Af en toe kykt hy nauwlettend achterom alsof hy verwacht dat hy achtervolgd wordt. Toch is dit niet zo. Niemand anders dan de monnik in zijn grijze py en grote hoofdkap bevindt zich op straat. Het is ook guur weer. De wind giert huilend door de straten en stegen. Zo nu en dan ontlast zich een regenbui.
De mensen hebben zich reeds ter ruste begeven, want het is al laat op de avond. De monnik, die hier zo eenzaam voort
De monnik, die hier zo eenzaam voortwandelt, is niemand anders dan Klaas de Rujrter, Geert's vriend. Nadat hy het verhaal van de gevangeneming van Geert, van de hageprediker heeft vernomen, is hy dadeiyk aan het werk gegaan. Aan Foppesz. heeft hy beloofd, zijn
Aan Foppesz. heeft hy beloofd, zijn kameraad te zullen redden, ook al liep hyzelf gevaar gevangen genomen te worden.
Het heeft Foppesz. diep getroffen. Zo'n kameraadschap heeft hy nog nooit ontmoet. Hartelijk heeft hy afscheid genomen van Klaas en is daarna naar San teruggekeerd, maar niet voordat hy Klaas Gods onmisbare zegen heeft toegewenst. OnmiddeUjk is Klaas naar de kleermakerij gerend en heeft het geluk dat er een passende monnikspy Ugt. zyn plan heeft hy reeds gemaakt. Nadat hy zich heeft voorzien van een vlijmscherpe dolk, begeeft lüj zich op weg. Nu is hy de rand van Hermigny genaderd. „Het is hier donker", mompelt hy, „maar het is des te beter voor myn plan. Wat zal San in ongerustheid zitten. Ze heeft al zoveel meegemaakt. Allemaal de schuld van die verwenste spekken! Maar we zullen ze wel eens fyn by de neus nemen, daar kunnen ze zeker van zyn!"
Hy stapt nu stevig door. De brede monnikskap beschermt z'n gelaat tegen de snydende vnnd.
„Geert heeft anders wel wat beleefd vandaag", mompelt hy halfluid. „Maar ik moet zien dat ik hem vrij krijg, want er is nog veel te doen. Wat is die hageprediker een fyne kerel. Een beetje erg christeUjk, maar toch niet vervelend. Anders niets voor Geert! Die houdt niet van vrome mensen, hoewel zyn vader het ook was. Enfin, het is beter dat ik me daar maar niet al te druk over maak. Men kan in elk geval beter met een hageprediker te doen hebben dan met een pastoor. Ik denk dat Geert die wel had laten verdrinken".
Klaas lacht fyntjes. Hy kent de ongekende haat van zyn makker tegen de roomse geesteiyken, en weet dat Geert er zyn reden voor heeft.
Ongemerkt is Klaas nu de stadspoort genaderd. Nauwkeurig neemt hy alles in zich op. Met langzame, statige pas nadert hy de schildwacht. „Halt!"
„Halt!" „Laat nüj dadelijk binnen vriend!" zegt Klaas op langzame toon. „Ik ben wel wat laat, maar er is
„Ik ben wel wat laat, maar er is haast by. „Neemt u nüj niet kwaUjk, Eerwaar
„Neemt u nüj niet kwaUjk, Eerwaarde", luidt het antwoord, „ik zag niet zo gauw dat u het was". „Het is al goed soldaat, laat nnj spoedig binnen". De soldaat opent de poort en laat
De soldaat opent de poort en laat Klaas naar binnen. Juist zal hy de poort weer sluiten of Klaas schynt zich te bedenken en keert naar de Spanjaard terug. „Zeg eens vriend, is hier vanmiddag ook een ketter naar binnen gebracht?"
„Jawel, Eerwaarde, het was al tegen de avond".
„En waar kan ik dat heerschap vinden?" vraagt Klaas, die zich inwendig verkneutert over de goede gang van zakea wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's