De val van Bergen
Historisch verhaal uit het jaar 1572.
Den Hertog's Uitgevery — Utrecht.
— 15 —
„Ik vroeg je waar je die man zag!"
„Op de weg die naar Vianen leidt", antwoordt de knaap.
„Dan kun je nu gaan!" kommandeert de kapitein. „Kom over twee dagen maar eens terug. Als je inlichtingen van waarde zijn zal een flinke beloning je niet ontgaan".
„D...dank u wel, mijnheer de kapitein", stottert de verrader en verdwijnt even sluw als hij gekomen is. Nauw'lijks is hij vertrokken of de kapitein wrijft zich vergenoegd in de handen. „Dat moet die vermaledijde hagepre
„Dat moet die vermaledijde hageprediker zijn", mompelt hij. „Nu kan ik toch weer iets goed maken bij het hoofdkwartier".
Hij staat op en roept de hopman. „Verzamel direkt twintig van de beste
„Verzamel direkt twintig van de beste ruiters en laat de paarden zadelen! Die hagepredlker die gister ontkomen is, werd vanmorgen gesignaleerd. Hij is verdwenen in de richting van Vianen. Maak voort hopman! Er is haast bij. Ik rij zelf mee".
Nog geen tien minuten daarna geven een twintigtal ruiters hun paarden de sporen en verdwijnen, met de kapitein aan het hoofd, in de richting van Vianen. Nauw'lijks twee en een half uur daarna keert de troep zegevierend weer, met Foppesz. in hun midden. Zwaar geboeid wordt hij in een der cellen gesmeten. Een zwaar bewapende schildwacht neemt plaats voor de celdeur. De kapitein neemt nu geen enkel risiko meer!
De verrader heeft zijn werk goed gedaan...
Nauw'lijks is de Judas buiten het bereik van de kapitein of hij lacht vals en wrijft zich in de handen van louter plezier. „Zo, daar zitten dan toch zeker enige gouden dukaten voor mij aan", mompelt hij zichtbaar tevreden. „Over twee dagen moet ik weerkomen. Het is te hopen dat die verwenste ketter wordt gepakt. Hoe meer, hoe liever. Als het gelukt heb ik flink wat geld verdiend. Wacht! Ik zal naar de pastoor gaan. Hem wil ik het vertellen. Misschien prijst hij me nog wel om de goeie daden die ik verricht voor onze kerk".
Hij versnelt zijn pas en spoedt zich naar de pastorie. „Nu die jager nog uit het bos", gaat
„Nu die jager nog uit het bos", gaat hij zijn alleenspraak verder. „Die kerel vertrouw ik ook niet. Het is vast een ketter. Zijn vader was het ook. Ik zie hem ook nooit in de kerk. Dat is toch opmerkelijk! Enfin, eerst maar eens afwachten of de kapitein met zijn mannen die prediker weet te vangen. Dat is anders een slimme kerel! Hij wist aan een hele troep soldaten te ontkomen. Ik geloof zeker dat de duivel die kerel bijstaat. Het kan bijna niet anders. Hij werd uit het water gehaald door iemand die daar toevallig in de burrt was. Wie zou dat geweest zijn? Of zou...ja, natuurlijk! Dat is die jager geweest! Wie komt daar anders in zo'n woestenij ? Immers niemand! Ja, dat moet die jager geweest zijn, het kan niet anders!" Het staat nu voor de verrader wel vast dat Geert de hagepredlker gered heeft en hij besluit zijn vermoeden aan de pastoor te vertellen. Intussen is de verrader de pastorie genaderd en hier eindigt hij zijn alleenspraak.
„Als de pastoor nu maar thuis is", mompelt hij 'terwijl hij de klopper luidruchtig op de deur laat vallen. Het duurt enige tijd voordat de oude huishoudster van de Eerwaarde zich laat zien.
„Wie is daar al zo vroeg op de morgen?" vraag zij brommend.
„Ik ben het, Pieter Barendsz. Is mijnheer de pastoor thuis? Ik moet hem dringend spreken!" De vrouw reageert mopperend. Toch
De vrouw reageert mopperend. Toch wordt de deur geopend en Pieter wordt binnengelaten.
„Wacht hier maar even", zegt de huishoudster, „ik zal de pastoor roepen". Sloffend loopt ze door de lange gang. Pieter hoeft niet lang te wachten. Al spoedig verschijnt de pastoor.
„Hallo, Pieter!" begroet hij de knaap, „wat voert je al zo vroeg op de morgen hierheen? Toch geen narigheid zeker?"
„O, neen Eerwaarde", antwoordt Pieter, „maar ik wilde u even spreken. Komt 't u gelegen?" „Gerust hoor, kom maar mee naar
„Gerust hoor, kom maar mee naar mijn kamer. Daar kunnen we rustig praten". Weldra zitten ze beiden op hun gemak in de grote armstoelen die in de studeerkamer van de pastoor staan. „Vertel me nu maar eens wat voor
„Vertel me nu maar eens wat voor nieuws je hebt jongen", nodigt de pastoor vriendelijk. „Me dunkt, het zal wel belangrijk zijn".
„Dat zou ik denken. Eerwaarde", is het bescheid van Pieter. „U bent natuurlijk wel op de hoogte van het gebeurde van gister, ik bedoel de ontvluchting van de ketterse predikant die door een troep Spanjaarden uit Bergen werd vervolgd". De pastoor knikt instemmend. „Ik weet het, maar ga verder mijn
„Ik weet het, maar ga verder mijn zoon".
„Toen ik vanmorgen naar het land ging om daar mijn werk te doen, ontmoette ik een man die veel overeenkomst vertoonde met die ontvluchte hagepredlker. Hij had nogal veel haast en spoedde zich voort in de richting van Vianen. Ik weet bijna zeker dat het de gezochte ketter was. Ik spoedde mij naar Bergen om mijn ontdekking aan kapitein de Tolento mee te delen. Deze zou dadelijk zijn maatregelen treffen..." Een ogenblik blijft het stil in het ver
Een ogenblik blijft het stil in het vertrek. Dan begint de pastoor de ellendige verrader te prijzen om zijn laaghartig verraderswerk.
„Ge hebt buitengewoon goed werk verricht voor de Heilige Moederkerk, Pieter", prijst hij. „Een flinke beloning zal je dan ook niet ontgaan. De ketters worden steeds brutaler. Het zijn mensen die in verbinding staan met de duivel! Van onze Heilige Moederkerk willen ze niets weten en ze drijven hun eigen zin en wU zolang door, totdat ze gegrepen worden en verbrand, onthoofd of opgehangen. Deze ketters zijn er tegenwoordig veel te vinden en ze zijn gevaarlijk, want ze trachten ook anderen van de kerk af te trekken. En daarom mijn zoon, ge kunt nooit beter werk voor de kerk doen dan hen aan te brengen! Je bewijst de kerk daarmee grote diensten en wat betreft jou zelf Pieter, mijn beloning aan jou zal niet gering zijn. Ik hoop dat die aartsketter gevangen wordt, want hij heeft al heel wat kwaad gesticht".
„Ik zal mijn best doen om nog meer ketters te ontdekken Eerwaarde", lijmt Pieter die niet weinig trots is op de lofzegging van de pastoor.
Deze is inmiddels opgestaan en loopt met driftige passen het vertrek op en neer.
„Heb je soms nog anderen op het oog Pieter?" vraagt hij.
„Ik weet het niet pastoor, maar ik zou zeggen, die jager uit het bos, zou die wel te vertrouwen zijn? Die predikant werd geholpen op zijn vlucht door iemand die in de buurt van de vijver rondzwalkte. Wie zou dat anders geweest zijn dan die Geert Lammers?!"
De pastoor kijkt verrast op. „Die Pieter is toch een slimme kerel", denkt hij. Juist wil hij antwoorden, als de klopper luidruchtig op de deur valt. „Wie kan dat zijn, al zo vroeg?" mompelt de pastoor. Even later verschijnt de huishoudster.
Even later verschijnt de huishoudster. „Er is hier iemand die u dringend moet spreken Eerwaarde", bericht zij.
„Wacht een ogenblik Pieter, ik ben zo terug", verontschuldigt de pastoor zich. Hij verlaat het vertrek en laat Pieter alleen achter. Het duurt geruime tijd voordat hij terugkeert in zijn kamer. Zijn gelaat is rood van verontwaardiging.
„Je vermoeden is wel juist Pieter", zegt hij. „De man die de aartsketter hielp ontvluchten is niemand anders dan die Geert Lammers. Hij werd gistermiddag reeds gevangen genomen en naar Bergen gevoerd. Maar de satan staat die lui bij! Hij is nu al weer op vrije voeten! 's Is om uit je vel te springen!"
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1980
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's