De val van Bergen
Vervoiigverhaal
Historisch verhaal uit het jaar 1572.
Den Hertog's Uitgever^ — Utrecht.
— 16 —
„Hoe kan dat?!" roept Pieter verwonderd. „Is hij ontsnapt?"
De pastoor knikt instemmend. „Een man, als monnik verkleed redde hem uit de cel. De kerel zei dat hij de gevangene moest spreken, want de Inquisitie had hem gestuurd. Vanzelfsprekend werd hij toegelaten bij de gevangene. Door een achteruitgang zijn beiden ontsnapt. En alsof dat nog niet mooi genoeg was, overrompelden zij de schildwacht bij de St. Janspoort en wisten daardoor buiten de stad te komen. Tot nu toe is nog geen enkel spoor van hen ontdekt". Onder het spreken windt de pastoor
Onder het spreken windt de pastoor zich hoe langer hoe meer op. Zijn gelaat wordt beurtelings paars en rood van woede.
„Maar nu moet het uit zijn met dat ketterse gebroed! Van nu'af aan moeten er strenger maatregelen genomen worden. Het is toch al te erg als een ketter zich verkleedt als monnik. Hoe durven die lui het heilig kleed aan te trekken. Het is een schande! Hangen moeten ze, die ketters! Er moeten er nog veel meer naar het schavot gesleept worden!" Plotseling wordt de deur geopend en
Plotseling wordt de deur geopend en het hoofd van de oude Stijn, de huishoudster, verschijnt om de hoek. „Wind u toch niet zo op Eerwaarde",
„Wind u toch niet zo op Eerwaarde", waarschuwt ze. „Gistermorgen heeft de geneesheer u nog geboden rustig te zijn". „Het is goed Stijn", antwoordt de pas
„Het is goed Stijn", antwoordt de pastoor die nu weer enigszins tot bedaren komt. „Maar het is ook zo'n nare geschiedenis met die ellendige ketters".
Stijn is echter al weer verdwenen en hoort de woorden van haar heer niet meer. De pastoor richt zich nu tot Pieter. • „Neem mij niet kwalijk jongen, dat ik
„Neem mij niet kwalijk jongen, dat ik zo driftig was, maar ik heb een opvliegende natuur".
„Een mens zou zich ook wel kwaad maken op dat ketterse gespuis", huichelt Pieter. „Maar ik zal proberen hen te bespieden. Zodra ik iets meer weet, zal ik er u van in kennis stellen". „Je mag het niet doen uit haat mijn
„Je mag het niet doen uit haat mijn zoon", waarschuwt de pastoor, „maar uit liefed voor onze kerk. Hier heb je een beloning". n Uit zijn bureau haalt de pastoor een
n Uit zijn bureau haalt de pastoor een geldstuk en drukt het de verrader in de hand. „Je kunt nu wel gaan Pieter, ik verwacht je spoedig weer hier".
Pieter vertrekt nadat hij het geldstuk zorgvuldig heeft opgeborgen.
„Ha! dat heeft hij tenminste verdiend. Die Geert Lammers is het dus toch die de ketter heeft geholpen. Maar wie zou dem an geweest zijn die zich als monnik verkleed heeft? Ik wou dat ik het wist, dan zou hij spoedig hangen. Enfin, maar eens zien of ik het aan de weet kan komen".
Hij spoedt zich naar huis, waar zijn moeder hem reeds wacht.
Het is zaterdagavond.
De ruwe voorjaarsstormen zijn nog lang niet uitgewoed. De laatste dagen heeft het veel gestormd en de regen is onophoudelijk neergestroomd. Ook op deze avond giert de wind met bulderend geweld door de straten van Hermigny. De regen klettert in stromen neer.
In de huiskamer van „Schele Hein" is het echter gezellig. Het haardvuur brand er lustig op los. „Schele Hein" staat op van zijn stoel en gooit er nog enkele houtblokken op. „Er kunnen er nog wel een paar bij
„Er kunnen er nog wel een paar bij Geert", zegt hij. „Het is koud buiten".
• „Dat is het neef Hein", antwoordt Geert. „ Hoor eens met welk een kracht de wind loeit. We hebben er hier in de huiskamer echter weinig last van. Toch moet ik er nog even uit, ei; zit niets anders op".
Verwonderd kijkt „Schele Hein" hem aan. Ook San, die aan de andere zijde van de tafel wat handwerk verricht, kijkt op van haar werk.
„Is dat zo noodzakelijk Geert?" wil zij weten. „Het is nu anders geen weer om er nog uit te gaan. Bovendien is het gewaagd. Als iemand je ziet..."
Geert lacht om de zorgen van zijn zuster van wie hij toch zoveel houdt.
„Niet zo bezorgd zijn San, het komt wel in orde", antwoordt hij lachend. „Ik móet nog even weg. Het is noodzakelijk, dat begrijp je toch wel? Anders waagde ik me gerust niet in dit weer".
„Waar moet je dan nog zo laat heen Geert?" vraagt San haar broer.
„Ik moet Klaas nog even spreken San", antwoordt Geert. „Meer vertel ik maar niet want het lijkt me beter dat jullie nergens vanaf weten. Dan hoef je tenminste ook 'geen verantw;oording af te leggen als er eens iets mis zou gaan en de Spanjaarden ergens naar zouden vragen". „Ik dacht dat je er nu wel eens mee
„Ik dacht dat je er nu wel eens mee zou ophouden Geert, nu je al zoveel hebt meegemaakt met het Spaanse krijgsvolk", zegt San en in haar stem klink een zacht versvijt. Haar broer neemt het echter, zoals gewoonlijk, nogal luchtig op en lacht er hartelijk om. ' „Ik zal voorzichtig zijn hoor San", be
„Ik zal voorzichtig zijn hoor San", belooft hij. „Maak je toch geen zorgen meiske. Je broer is toch geen kind meer. Trouwens, ik ben niet alleen. Klaas is ook bij me en je wilt Klaas toch niet uitmaken voor een domme, onvoorzichtige jongen?"
Lachend kijkt hij zijn zuster aan. Hij weet dat hij nu een teer punt heeft aangeraakt, want zijn zus mag Klaas graag lijden.
„Bah Geert! dat vind ik flauw van je. Je omzeilt mijn vraag en probeert me bovendien nog uit te horen ook. Dat vind ik gemeen!" „Het is niet zo kwaad bedoeld hoor
„Het is niet zo kwaad bedoeld hoor San", lacht Geert terwijl hij opstaat en zijn zuster een klinkende zoen geeft. San weert hem lachend af. „Doe dat maar bij een ander", schertst ze.
„Schele Hein" schudt zijn hoofd. Met liefde heeft hij de beide kinderen van zijn neef ontvangen in de nacht toen zij moesten vluchten.
„Hier zijn jullie voorlopig veilig", heeft hij gezegd. „Bij „Schele Hein" zullen de Spanjaarden geen ketters zoeken".
Dankbaar hebben Geert en San de gastvrijheid van neef Hein aangenomen.
„Je mag toch wel voorzichtig zijn Geert", waarschuwt hij. „De verraders zwerven tegenwoordig overal rond. Dat heb je wel gehoord van die Pieter Barendsz. Om enkele geldstukken heeft hij de hageprediker verraden. Het is verschrikkelijk! Zou Foppesz. al spoedig veroordeeld worden?"
„Waarschijnlijk wel", antwoordt Geert. „Hij is dezelfde dag nog naar Brussel getransporteerd. Zit men daar eenmaal, dan duurt het niet lang meer. De Inquisitie neemt tegenwoordig strenge maatregelen. Van Klaas hoorde ik dat enkele weken geleden in het noorden van het land, twee zusters zijn verbrand. Ze waren beiden aanhangers der „nije leer" en door een spion betrapt op het lezen van de bijbel".
„Schele Hein" schudt zijn hoofd. „We beleven een ernstige tijd jongen", zegt hij terwijl hij zich tegoed doet aan een kom warme melk die San heeft ingeschonken.
„Maar we moeten in dit alles Gods hand zien", gaat Hein verder.
„Hij is het die Nederland bezoekt met Zijn oordelen. We mogen tegen dat alles niet opstaan want God bezoekt met Zijn oordelen. We mogen tegen dat alles niet opstaan want God is rechtvaardig Geert, denk daar altijd aan. Het is nog een groot wonder dat Hij jou heeft verlost uit de gevangenis. Hij was toch rechtvaardig geweest als Hij jou daarin had laten zitten? Toch heeft Hij je nog willen redden door middel van je vriend. Kunnen we dan anders zeggen dan dat de Heere nog goed voor ons is? Wij hebben die zegeningen niet verdiend jongen, denk daaraan! Heeft het Hem niet behaagd om voor enige weken terug Blois van Treslong een glansrijke overwinning te geven?
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's