De val van Bergen
Historisch verhaal uit het jaar 1572.
Den Hertog's Uitgeverij — Utrecht.
„Je hebt gelijk", antwoordt Geert nadat hij even heeft nagedacht. „Nee, het is voor ons niet prettig, maar jou oplossing is toch beter dan de mijne. Kom, laten we dadelijk proberen of het gelukt". Geert heeft inmiddels zijn mes opgeborgen en loopt op Pieter toe. Het stuit hem geweldig tegen de borst de verrader om te kopen, maar het moet! Het kan niet anders.
„We zullen je laten gaan", zegt hij tegen Pieter. „Als je zwijgt over alles wat je vanavond gezien en gehoord hebt, zal ik je belonen met tien gouden dukaten. Ga je op mijn voorstel in?" De ogen van Pieter schitteren van hebzucht.
„Tien gouden dukaten, dat is een flinke som geld", denkt hij. „Toch wil ik proberen iets meer te krijgen".
„Kunnen het er geen vijftien worden mijnheer?" vraagt hij met een onnozel gezicht, alsof hij het bedrag dat Geert noemt toch wel iets te weinig vindt. „Geen denken aan!" antwoordt Geert
„Geen denken aan!" antwoordt Geert beslist. Hij kan zijn opkomende drift nauw'lijks bedwingen.
„Dan beloof ik u nogmaals te zullen zwijgen", belooft Pieter, „maar laat me dan nu gaan".
Geert snijdt de touwen door. „Ga nu!" gebiedt hij. „Ik hoop dat we elkaar nooit weerzien". Pieter gaat echter niet, maar blijft
Pieter gaat echter niet, maar blijft rustig staan.
„Krijg ik dan nu mijn geld?" vraagt hij.
„Natuurlijk niet kerel!" bijt Geert hem toe. „Dat krijg je pas over drie weken, als blijkt dat je werkelijk hebt gezwegen. Maar denk er aan; dat zwijgen geldt niet voor drie weken, maar voor altijd".
Uit zijn broekzak diept Geert een geldstuk op.
„Hier! neem dit alvast aan. De rest krijg je nog wel".
„Waar kan ik u ontmoeten om mijn verdiende geld in ontvangst te nemen?" vraagt Pieter.
„Verdiend heb je het niet", bijt Geert hem toe. „Maar ik zal het geld onder deze boom begraven", en hij wijst naar de boom waartegen Pieter vanavond heeft gestaan.
„Ga nu! want ik heb geen tijd meer". Pieter is gerustgesteld en verdwijnt in het duister. „Zo", mompelt hij, „dat is gemakkelijk
„Zo", mompelt hij, „dat is gemakkelijk verdiend. Alleen door mijn mond te houden verdien ik zo maar eventjes tien dukaten".
Vergenoegd wrijft hij zich in de handen. „Als ik ze maar krijg. Maar," zo gaat
„Als ik ze maar krijg. Maar," zo gaat hij voort, ,,die verwenste jager zal wel moeten! Als ik het geld niet krijg, verraad ik hem. Hij is volkomen in mijn macht". Hij lacht vals.
„Zo gemakkelijk heb ik het nog nooit verdiend. Au! wat doet die voet me pijn. Die verwenste ketters ook. Het is ook wel nodig dat ik iets aan hen verdien, want ik moet er nog pijn voor lijden ook".
Zo in zichzelf mompelend bereikt Pieter Hermigny. Op de vraag van zijn moeder wat er gebeurd is, vertelt hij dat hij zijn baas heeft geholpen met een karweitje, waarbij hij zijn enkel heeft verstuikt. Daarna begeeft hij zich zo vlug mogelijk naar bed, om het spiedend oog van zijn moeder te ontkomen.
Zodra Pieter uit het gezicht verdwenen is, spoeden Geert en Klaas zich huiswaarts. Hun plannen voor de komende woensdagavond zijn besproken en het ziet er naar uit dat mislukking uitgesloten is. „Het stuitte me geweldig tegen de
„Het stuitte me geweldig tegen de borst om die schurk geld te geven", zegt Geert die het nog steeds niet lekker zit dat het zo moest verlopen. Het stuitte de rondborstige geus tegen de borst om op deze manier iemand het zwijgen op te leggen. Hij slaat de kraag van zijn mantel op om het gelaat te beschermen tegen de snijdende wind. „Toch ben ik blij dat je op het idee kwam, want anders had ik mijn biezen wel kunnen pakken. Bovendien was ons plan voor woensdagavond waarschijnlijk ook in duigen gevallen".
„Dat is wel vrij zeker", meent Klaas stellig. „De ellendeling was natuurlijk naar de pastoor gegaan om ons te verraden, of anders naar de Spanjolen. Maar voor geld doen ze alles, de schurken! Ik denk niet dat hij ons nu verraden zal".
„Het is hem ook niet aan te raden", zegt Geert bitter. „Toch moeten we hem in het vizier houden. Men kan nooit weten... Maar stil! We zijn Hermigny genaderd". Op de hoek van een der straten blijven ze staan. „Zorg dat je op tijd bent", waarschuwt Geert zijn makker, „je weet de afspraak".
„Ik zal er voor zorgen", belooft Klaas. En dan... „Doe San de groeten van me '. Geert belooft het. Hij lacht fijntjes. „Die Klaas toch", mompelt hij, „'t is zo'n kerel. Onder alle omstandigheden denkt hij nog aan San. Het zou een goede partij voor haar zijn".
Enige minuten later is geen spoor meer van de geuzen te ontdekken.
HOOFDSTUK VII
EEN NACHTELIJKE OVERVAL
Het is een mistige avond. De nevel hangt zwaar over het veld. Het is stil op de wegen en in de huizen rondom Hermigny. Alles slaapt. Alles? Neen! toch niet!
Op de weg die van Hermigny naar Ath leidt, lopen twee mannen. Een frisse noordoosten bries waait hen in het gelaat. De wind, die al enige dagen uit deze hoek waait, doet de sloten on plassen rondom Hermigny stollen.
Geert en Klaas, want deze zijn het die zich nog zo laat op pad hebben begeven, trekken zich echter weinig van de kou aan. Voorovergebogen, de handen diep in hun broekzakken, lopen ze voort, af en toe de omgeving nauwkeurig waarnemend. Ze gunnen echter niet veel zien, want het zicht is slecht. Maar luisteren kunnen ze des te beter! Daarom blijven ze zo nu en dan even staan en luisteren scherp. Er is echter geen onraad te bespeuren. Alles is bladstil. Het is ook al bijna middernacht!
Voor iemand die het weet, zijn de geuzen moeilijk te herkennen.
Geert draagt een oude jas, die bijna geheel versleten is. Hij draagt een wollen muts op zijn hoofd, terwijl zijn voeten in een paar open sandalen gestoken zijn. Ook deze hebben een betere tijd gekend. Klaas is gekleed als marskramer. Een oude mars bengelt op zijn rug. De le
ren draagriem laat af en toe een krakend geluid horen.
„We hebben uitstekend weer voor onze onderneming", meent Klaas, „het kan eigenlijk niet beter".
„Het weer is prima", beaamt Geert, „als de anderen nu maar op tijd zijn". „Waarom niet?" vraagt Klaas. „Ripperda heeft het hun goed op het hart gedrukt. We hebben de laatste tijd trouwens niet veel gedaan en de mannen verlangen er naar om er weer eens geducht op los te slaan".
„Je kon wel eens gelijk hebben", lacht Geert, „maar je weet dat Ripperda daar niets van moet hebben. Hij houdt nu eenmaal niet van onnodige wreedheid".
„Als het aan mij ligt slaan we er vanavond geducht op los", antwoordt Klaas vurig, „en ik weet zeker dat jij er net zo over denkt". Geert lacht.
Geert lacht. „Het kan zijn", zegt hij, „maar als Ripperda het niet wil, dan leg ik me er gerust bij neer. Ik wU eerlijk zijn Klaas. Diep in mijn hart moet ik Ripperda gelijk geven, als hij de roomse geestelijken zoveel mogelijk spaart".
Klaas weet niet wat hij hoort en kijkt zijn makker verwonderd aan.
„Wat zullen we nu beleven?" vraagt hij. Ik dacht dat jij er wel iets anders over dacht".
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 10 juni 1980
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's