Geitenbokje Ii
Cornells had ontdekt, dat de ligusterhaag in onze achtertuin geweldig smaakte. Zo lang als hij zich uit kon rekken, zo ver was die haag in een ommezien kaal. Verder gingen alle planten die er nog stonden grif naar binnen, hoewel hij genoeg ander voer tot zijn beschikking had. Toen het moment aanbrak dat we in ons pas verworven bezit beginnen konden met de verbouwing, rees er weer een geheel ander probleem: waar laten we Cornells ds we weg zijn? Alleen in de tuin achter laten was onmogelijk vanwege het geschreeuw én de buurman. Meenemen dan maar? Ook moeilijk, maar het enige wat er op zat. Gingen wij in het weekeinde richting Flakkee, dan moest alles achterin de auto: twee honden en de bok in de hondenmand. Ik zie nog het gezicht voor me van de pompbediende toen we voor het eerst met de drieling achterin gingen tanken. De man keek eens en bleef kijken, tot de benzine over zijn schoen liep. Ik moet toegeven: het was een vreemd gezicht.
Zolang het weer goed was tijdens de verbouwing, ging alles goed. Honden en bok speelden samen in de achtertuin. Maar o wee als het ging regenen. De honden haalden we dan binnen. Dat nam de bok niet. Hij alleen in de regen en wij lekker binnen. Dan zette hij een keel op! Geschrokken door de ervaringen met buren in ons oude huis, wilden we ten alle tijde voorkomen, dat we hier ook last zouden krijgen. Dus: bok ook maar naar binnen. Probeer dan maar eens te werken! Nieuwsgierig als hij was, probeerde hij alles naar binnen te werken. Zelfs een emmer cement was niet veilig voor hem. Ook moest hij op gezette tijden zijn darmen ledigen. Het regende dan kleine keuteltjes in de woonkamer. De situatie werd onhoudbaar, dat begrijpt u. Een paar weken hebben we zo doorgetobd, tot ik op het idee kwam hem op de plaatselijke kinderboerderij te logeren te brengen. Tegen een zeer • geringe vergoeding is hij daar een paar maanden geweest. In die tussentijd konden wij rustig doortimmeren.
Het huis was klaar, we woonden op Flakkee en het moment brak aan dat we de uithuizige bok konden gaan halen. Nou, hij was flink gegroeid en kende ons nog. Stinken deed hij nog niet. Ik voelde mij een trotse veehouder toen ik die avond de bok in de wei zette. Nog voor ik in huis was om het tafreeltje eens op m'n gemak te gaan bekijken, was Nelis (zo heette hij nu afgekort) over het schapengaas gesprongen en liep langs de dijk te grazen. Ik heb hem geduldig die avond wel vijf keer over het gaas getild. De zesde keer heb ik een lang touw genomen en hem daaraan vast gelegd. Dat hielp maar voor even: het touw werd doorgebeten en daar liep Nelis weer langs 's Heren wegen. Ook sliepen we slecht omdat hij er een gewoonte van had gemaakt om te pas en te onpas te brullen ds een kind.
Toen men kwam vragen of wij een baby hadden; toen weer een ander ook kwam vertellen dat bokken zo stinken; toen ik hem die eerste week een paar mad voor een aanstormende auto heb weggegrist; toen, ja toen was de maat vol. Hoe zeer het mij aan het hart ging: dit beest is niet te houden. Alles wat ik van geiten af wist, was van een plaatje: zo'n mooie witte melkgeit, rustig grazend in een weide. Dat wilde ik. Geen uitbrekende, schreeuwende en stinkende bok. Ook d was hij nog zo lief, weg moest hij.
Toen de plaatselijke zeer bekende veehandelaar hem kwam halen, hebben we bedroefd het hoofd gewend. Hadden we daar d die moeite voor gedaait? En, hoe moet ik dat broederlief aan zijn verstand brengen? Hij is het natuurlijk toch te weten gekomen, maar begrijpen deed hij het niet. Maar ja, hij is dan ook geen veehouder. Toch koop ik nog eens een witte Marianne.
De Bonte Hond
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1980
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's