De val van Bergen
•Vervolgverhaal
Historisch verhaal uit het jaar 1572
Den Hertog's Uitgever^ — Utrecht
— 29 —
Met een satanisch leedvermaak heeft hij gezien hoe het zwaard van de beul flikkerde in het zonlicht. Een vals lachje speelde om zijn lippen toen het hoofd van de veroordeelde in het zand rolde. Zich in de handen vwijvend van plezier is de verrader heengegaan. „Ha! weer een ketter minder! Zo
„Ha! weer een ketter minder! Zo ging het goed. De pastoor had hem immers geprezen om zijn goed werk voor de kerk?! Nu ja, hij mocht het niet doen uit haat, maar ja, dat kon toch moeUijk anders. Hij had dan toch in ieder geval gezorgd dat deze gevaarlijke ketter gevangen genomen werd. En er moesten nog veel meer van die ontrouwe lieden volgen. Want het waren ontrouwe lieden had de pastoor gezegd. En deze mensen waren zeer gevaarlijk. Tenminste... zo had de Eerwaarde het hém gezegd en die kon het toch wel weten".
Zo denkt Pieter en hij prijst zichzelf omdat hij zijn zin heeft gekregen. Deze hageprediker was een gevaarlijke ketren en hij, Pieter Barendsz., had ervoor gezorgd dat deze ketter werd gevangen genomen en onthoofd.
De arme jongen heeft er geen erg in dat hij verstrikt zit in de klauwen van de satan. Alleen haat tegen alles wat geus of ketter is bezielt de ongelukkige...
HOOFDSTUK IX
BELANGRIJKE GEBEURTENISSEN
Het is een donkere avond op de twaalfde april van het jaar 1572. Door de nauwe straten van Hermigny sluipt een man behoedzaam voort. Af en toe bUjft hij even staan en speurt nauwlettend om zich heen, om dan weer zijn weg te vervolgen. Het is al laat op de avond. De burgers van Hermigny slapen reeds. Toch blijkt de man bang te zijn dat hij gezien zal worden. Herhaalde malen blijft hij, zijn lichaam plat tegen de muur van een huis gedrukt, staan en luistert scherp. Alvorens hij een kruising oversteekt loert hij voorzichtig om de hoek van het huis waarachter hij zich zorgvuldig verborgen houdt. Als hij er van overtuigd is dat niemand hem ziet, vervolgt hij zijn weg.
Wie deze geheimzinnige man is? Aan zijn forse gestalte herkennen we dadelijk Geert Lammers, de jager uit Hermigny. Hij is op weg naar Ripperda waar Klaas deze avond ook wordt verwacht.
Er zullen deze avond belangrijke dingen besproken worden. Ripperda is weer bijna genezen van zijn verwonding. In het begin heeft de geneesheer van Hermigny zorgwekkend zijn hoofd geschud.
„Uw man zal het nog zwaar te verduren krijgen", heeft hij tegen Ripperda's vrouw gezegd. En Ripperda hééft het zwaar te verduren gehad. Een week lang is de dappere geuzenaanvoerder zwaar ziek geweest. Maar dank zij het ijzersterke lichaam van de patiënt is deze nadien zienderogen vooruit gegaan en de geneesheer is uiterst tevreden over de toestand van Ripperda.
Voorlopig mag deze zich echter niet naar buiten begeven en daarom is Geert nu op weg naar de woning van zijn aanvoerder.
Hij nadert nu het huis van Ripperda en kijkt behoedzaam om zich heen, voordat hij de straat oversteekt. Zijn valkenblik schijnt de duisternis te doorboren en het geoefend oog van de jager bespiedt de omgeving nauwkeurig. Niemand vertoont zich echter.
Alles is in diepe rust.
Of nee, toch niet!
Aan de andere zijde van de straat beweegt zich een gedaante.
Als verlamd van schrik blijft Geert staan en volgt met zijn ogen de man die voorzichtig voortsluipt langs de huizenrij. Nog even... dan is hij het huis van Ripperda genaderd. Gespannen kijkt Geert toe hoe de man zich opricht uit zijn gebukte houding... Dan slaakt hij een zucht van verlichting. „Gelukkig", mompelt hij, „het is Klaas. Hij is mooi op tijd".
Nadat hij voor de tweede maal de straat afkijkt en zich overtuigd heeft dat alles veilig is, loopt hij op zijn makker toe. Deze schrikt niet weinig als hij de plotseling opdoemende gedaante ontdekt. Als vanzelf gijdt zijn hand naar zijn rechterzijde, waar hij zijn dolk verborgen houdt.
„Goed volk Klaas, ik ben het", lacht Geert, „laat je wapen maar op dep laats".
„Kerel, ik schrok me een hoedje", antwoordt Klaas, „maar het is gelukkig dat jij het bent".
„Laten we maar dadelijk naar binnen gaan", stelt Geert voor, „het is me hier te gevaarlijk".
Hij tikt zacht op het vensterluik van Ripperda's woning. Lang behoeven ze niet te wachten want na enige ogenblikken wordt de deur geopend en de vrouw des huizes nodigt de geuzen vriendelijk binnen. „Komt maar gauw binnen mannen",
„Komt maar gauw binnen mannen", zegt ze. „Volgt mij maar naar de huiskamer". Ze volgen Ripperda's vrouw naar binnen en weldra zitten ze in de gezellige woonkamer. Ripperde en zijn vrouw zijn gezeUige mensen en het gesprek is al gauw op gang.
Ze praten over verschUlende dingen, naaat ze eerst naar de welstand van Ripperda hebben geïnformeerd. Het gesprek komt al spoedig op de overval van het klooster en Ripperda's vrouw vergeet daarbij niet om de nadruk te leggen op het manhaftig optreden van Geert en Klaas. Ze heeft van haar man gehoord dat de beide vrienden erin geslaagd zijn het klooster binnen te dringen en de wijze waarop zij dat gepresteerd hebben dwingt haar alle respekt af.
„Het is jammer dat mijn dochter jullie niet persoonlijk kan bedanken", zegt zij. „Ze is echter ziek, en de geneesheer heeft haar volkomen rust voorgeschreven. De spanningen van de laatste tijd hebben haar geen goed gedaan. Mijn man had haar van de overval natuurlijk niets verteld. Ze zat zo vreselijk in de put over haar verloofde. Ze wist geen raad en had het niet veel langer moeten duren! Haar zenuwen waren tot het uiterste gespannen en ze voelde zich ziek en ellendig. Toen kwam plotseling het onverwachte nieuws van de bevrijding der gevangenen. Mijn man heeft het haar zelf meegedeeld".
Even wacht vrouw Ripperda. De herinnering aan dat moment ontroerd haar. Dan gaat zij verder: „Jullie weet dat Huib nog diezelfde nacht naar een vriend van hem gegaan is. Die woont niet ver van Ath. De Spanjaarden zullen hem daar niet gauw vinden. Het Is een eenzame boerenhoeve en er laat zich daar nooit een vijand zien. Huib had er natuurlijk veel moeite mee om zich niet in Hermigny te laten zien, maar hij is toch de eerste week weggebleven. Het zou veel te gevaarlijk geweest zijn om dadelijk na de overval zich bloot te geven hier in het gevaarlijke Hermigny. De Spanjaarden zoeken nog steeds ijverig naar hem! Op een donderdagavond kwam Huib echter opdagen. Zijn vriend kwam aan de deur en informeerde voorzichtig of mijn man ons al had ingelicht. Dat had hij juist diezelfde dag gedaan. Hij heeft ons alles verteld. Van de overval en de bevrijding der gevangenen; ook van Huib, Annie kon het bijna niet geloven! Ze kon haar vreugde niet op. Toen kwam 's avonds Huib's vriend om te vragen of het goed was dat Huib even langs kwam. Jullie begrijpt dat Annie's geluk volkomen was.
Toen zij vanmiddag hoorde dat jullie hier vanavond zouden komen, heeft zij mij gevraagd om julUe vriendelijk te danken voor de moed en vastberadenheid die jullie aan de dag gelegd hebben. Ze hoopt jullie spoedig zelf daarvoor te bedanken, maar voorlopig is daar nog geen sprake van. Ze is nog te moe en mag beslist geen bezoek ontvangen.
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 15 juli 1980
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's