Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE TAFEL DES HEEREN Gg richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenparty ders. Psalm 23 : 5

Klein maar troostvol is dit geloofslied. Het is gezongen door de man naar Gods hart. Hij heeft het gezongen in do dadelijke gemeenschap des Heeren. Het lied wordt wel genoemd de parel der psalmen. Het geeft immers een getuigenis van

Het geeft immers een getuigenis van de geloofsverhouding tussen de Heere en Zijn Volk. In dit lied is David de hartetolk van Gods ware kinderen. Al.» beeld gebruikt hij de verhouding tussen een herder en zijn schapen. Ook het beeld van een gastheer en zijn gasten wordt in de psalm aan ons voorgesteld. Bij het laatste beeld bepaalt ons de tekst. Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht tegenover mijn tegenpartijders. Het' wijst naar een gebruik in het

Het' wijst naar een gebruik in het volksleven van Israël. Na de overwinning werd een overwinningsmaaltijd gehouden. Dan zette de koning zijn medestrijders een rijke maaltijd voor. Na e entijd van strijd werden zij een ogenblik rust vergund. Daar mochten zij de gunst en de gemeenschap van de koning ervaren. Dan werden de wapens afgelegd en de overwinning gevierd. De tafel werd door de koning aangericht. Het slachtvee werd toebereid. Naar de profetie van Jesaja zou liet een vette maaltijd zijn. Een maaltijd van reine wijn, van vet vol merg, van wijnen, die gezuiverd zijn. Daar was brood voor de hongerige en wijn voor de dorstige. Daar was olie tot zalf voor de opgelopen wonden.

Daar stonden de schalen vol met water voor de onreinen. De Heere heeft zulk een maaltijd toe

De Heere heeft zulk een maaltijd toegericht voor mijn aangezicht. Dus door wie wordt de tafel aangericht ? Dat is de Heere Zelf. Zijn oog is op de gasten. Zijn oog is op de spijs en de drank. Het wijst Zijn dadelijke tegenwoor-digheid aan. Daarom zijn het eeuwigheidszaken, waar David ons bij bepaalt. Ook mogen wij denken voor wie de tafel wordt aangericht. Dat is voor de gast, die weet dat de Heere Zijn Herder is. Hij weet ook dat hij een schaap is. Door levensvemieuwing en hansoverwinnende genade heeft hij kennis van God en Gfoddehjke zaken. Maar ook van het genadeleven is dat in de strijd, druk en bekommering. Door hel geloof mag hij een bUk slaan op de toegerichte tafel. Als gast ziet hij wal de Heere bereid heeft voor degenen, die Hem liefhebben.

Na een bittere strijd vergunt de Heere Zijn kinderen ogenblikken waar David van spreekt. Het zijn wonderlijke ogenblikken in het genadeleven als cic Heere ze een ogenblik uit de strijd haalt. Dan mogen de wapens rusten, de

Dan mogen de wapens rusten, de wonden helen en de gemeenschap met de Heere ervaren worden. De tafel en de spijzen hebben nog een verborgenheid in zich. Want de tafel wordt aangericht, tegenover de tegenpartijders. Dat zijn dus de vijanden van de Koning en de gasten. Dan zijn er drie zaken om te overdenken. Wie richt de tafel toe ? Voor wie richt de Heere de tafel toe ! Maar ook tegen wie richt Hij de tafel toe ?

Buiten de tafel zijn de toeschouwers. Zij hebben geen deel aan de Koning. Zij hebben geen deel aan de spijze. Zij behoren niet tot de gasen. Zij worden genoemd: „De tegenpartijders".

Zij behoren tot een andere partij. Zij zijn aangesloten bij de partij van de hel. Het zijn de vijanden van God én Christus en van het ware volk des Heeren. Het zijn de vijanden van binnen en van buiten. Die niet ophouden om aan te vechten. Het zijn de vijanden in de wereld en de zondedienst. Het zijn vijanden in de godsdienst. Hun leven is gewijd aan godsdienst. Dat kan zijn de ijdele godsdienst van het tijd, historisch of wonder geloof. Het kan ook een godsdienst zijn van het nabij komende leven. Dat zijn zij, die het genadeleven be

Dat zijn zij, die het genadeleven bespreken en naspreken. Die de geloofsweldaden hoorden bespreken en ze dieflijk toeëigenden, zonder door de Heilige Geest daartoe te zijn voorbereid en naar Gods welbehagen te zijn geschonken. Hoe bitter is de vijandschap tegen Gods kinderen. Tegen het bedelaarsvolk, dat van de kruimels leven mag.

Die het elke dag een wonder vindon, dat de Heere ze niet weggeworpen heeft. Die als melaatsen een dagehjkse reiniging no dig hebben. Die leven door de toedieningen van de hemel en niet uit de beschouwing hun eigen leven overeind houden.

Zo is het leven der ware gasten zo onderscheiden van veel en velen. Helaas ontbreekt het In onze tijd aan mensen die het geestelijk kunnen onderscheiden. Daarom is er zo'n door- <''loeiïng en zo weinig opwas in de kennis en de genade van Christus. Omdat jiet leven in eigen hand gevonden wordt, wordt de bediening van Christus niet gekend en benodigd. Hij zal de armen en de kleinen, genadig zijn en goed. Die schreien en wenen, werd hij vriendelijk en zoet.

David spreekt van vijanden tegenover de tafel. Dat wil zeggen, dat zij een gezicht op het goed van Gods kinderen. Maar daar geen deel aan hebben. De tafel wordt aangericht op het oorlogsveld. De overwonnen vijanden zien grimmig toe. Maar zij zijn machteloos. Zij kunnen in zulke ogenblikken de kerk niet benauwen.

Ze zijn door de Koning overwonnen en moesten de wapens inleveren. Maar zij hebben niet hun vijandschap afgelegd. Zo mag David de gemeente des Heeren vertroosten en wijzen op de eindstrijd en het goed dat de Heere weggelegd heeft voor degenen, die op Zijn naam vertrouwen. Veüig aan de overwinningstafel van de Koning mogen zij delen in Zijn gunst en genade. Zij mogen zich verlustigen in de goederen, die Hij verwierf en toedeelt.

Onder de banier van de Koning rusten daar de vermoeiden van kracht. Daar houdt de drijver op.

Veüig onder de bedekking van de gerechtigheid en heiligheid van hun Koning ervaren de gasten, dat zij voor Zijn rekening zijn. Terwijl de vijand grimmig kijkt naar de Koning en de gasten, kijken de gasten naar de Koning. Zij zingen: Ik zal door 's vqands zwaard niet sterven Maar leven, en des Heeren daan. Waardoor wg zoveel heil verwerven, Elk, tot zyn eer, doen gadeslaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1980

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's

Overdenking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 1980

Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's