Zeeuwse Hoogaarzen
Als u dit woord niet kent: het zijn oude visserssciiepen. In mijn jeugd heb ill er veel gezien in Veere, waar ik school ging. In de haven lagen daar de hoogaarzen van de Arnemuidse vissers, met er tussendoor een enkele Veerenaar en een vreemdeling. Maar in hoofdzaak waren het vissers uit Amemuiden.
Het was altijd een gezellige bedrijvigheid daar aan boord en op de kade. Vooral garnalen werden er gevangen, hele manden werden er weggevoerd.
In een grote kookpot werden do grauwe diertjes gekookt tot ze bruin zagen. Er was toen veel uitvoer naar Engeland, deze werden zwaar gezouten en naar Vlissingen gebracht waar de mailboot ze meenam.
Ze werden gezeefd en de kleintjes, vermengd met zeesterren en krabben, gingen naar de puffabriek even buiten Veere, waar ze verwerkt werden tot vismeel, voer voor kippen en eenden. Nu is dit stinkende geval opgeruimd en bouwt men er huizen. In Breskens, ook een vissersplaats met veel schepen werkt nog een puffabriek.
Zwom er toevallig eens een bot, schol of tong in het net, dan was dat licht meegenomen: een maalt je vis voor moeder de vrouw. De toeristen op de kade konden er voor een zacht prijsje wel eens een portie kopen, dan waren de vissers er vanaf. Toen mocht dat nog, later stond er een controleur te kijken, dan moest alles via de vismijn verkocht worden.
De visserij Een hoogaars is een platboomd vaartuig, dus zonder kiel. Het lag dus niet diep, en dat is gemakkelijk bij de vele zandbanken in de Zeeuwse stromen en bij de haven, die soms bijna droog stond. Misschien wel te gevaarlijk voor de woeste golven van de Noordzee. Maar men viste slechts een paar mijl van de kust verwijderd en in de mond van de Schelde. Ook de twee zwaarden aan weerskanten van het schip zorgden voor voldoende evenwicht. Dat waren ovaalvormige borden, langs de romp, die ook neergelaten konden worden, dat hing van da wind af. 's Morgens vertrok men al vroeg, van
's Morgens vertrok men al vroeg, van het getij hing het af hoe laat. 's Middags Ivwamen de scheepjes binnen in de haven van Veere, Vlissingen, Breskens, Bruinisse, Tholen en andere plaatsen. Ik bepaal men nu tot Veere waar ik het zo dikwijls gezien heb. Bij stormachtig weer was het altijd een interessant gezicht ze door de nauwe ingang van de haven bij de Campveerse toren te zien binnenvaren.
Vroeger voeren de vissers naar hun woonplaats Arnemulden. In 1875 waren dat nog 35 schepen, bemand met 140 personen. Maar omstreeks deze tijd werd het Sloe afgedamd voor de Zeeuwse spoorweg en toen werd het een hele reis om in Amemuiden te komen. Door de sluizen bij Veere en het kanaal door Walcheren met even vóór Middelburg de zijtak het Amekanaal kwam men er. Dat duurde te lang, daarom gingen er enkele gezinnen in Veere wonen. De meesten bleven slapen in de roef, waar juist plaats was voor 4 personen, zo groot was de bemanning. Ze gingen dan op vrijdagmiddag naar
Ze gingen dan op vrijdagmiddag naar huis on bleven daar tot maandagmorgen vroeg. Twee dagen van rust. Voor trouwpartijen werd de zaterdag gebruiltt, dan waren de mannen immers ook thuis. De zondag werd streng geheiligd.
Ook do vrouwen hielpen mee. Zij gingen met juk en manden naar Middelburg om de garnalen uit te leuren. Dat waren „flauwe", weinig gezouten tijdens het koken, dan pellen ze gemakkelijk. Altijd lopen, langs een pad dat de afstand verkortte, ze moesten dan over de Arne met een roeibootje voor een paar cent overgezet worden. Dat pellen deden de mensen thuis, uit een kilo garnalen verkreeg men 3 ons gepelde.
Soms ook gingen ze met haar koopwaar tot in Zuid Beveland en Brabant, maar maakten dan gebruik van de trein. Ze namen ook wel eens gevangen vis mee en in het voorjaar de zeekraal, verzamelt op het Sloe tussen de kreken. Ook lamsoren werden wel verkocht als groente. Voor de kleine kinderen zorgde wel een ouder zusje, een buurvrouw of een inwonende grootmoeder.
Het was zwaar werk voor de vrouwen, maar ook voor de mannen. Voor hen "vvas het bovendien nog gevaarlijk, bij storm zijn er dikwijls verscheidene ranke bootjes vergaan. Sommige vrouwen waren haast doorlopend in de rouw, voor man, zoon, vader of broer.
Het schip
We gaan nog even het schip bekijken. Op verschillende werven in Zeeland en ook daarbuiten werd het gebouwd. In Kinderdijk b.v. bij P. H. Jonker en Fop Smit. Een bekende werf in Amemuiden is die van Meerman, die nog bestaat, maar nu voor onderhoud, er worden hier geen houten hoogaarzen meer gebouwd. Ook Dirk van Duivendijk in Tholen heeft er veel gebouwd. Ook waren er scheepswerven in Zierikzee, Bruinisse, Yerseke, Walsoorden, Terneuzen, maar ze worden niet meer gebruikt. Evenmin als die van Veere, do helling is nog te zien aan de overkant van de haven. Nu is daar een restaurant „'d Ouwe Werf". Ik heb een poos met een oude visser gepraat en die vertelde dat zijn vader in 1900 op de werf in Veere een hoogaars heeft laten bouwen. In zijn woning hangt er een foto van. Tijdens de oorlog is het schip gezonken, ze hebben het later opgehaald en verkocht voor de sloop.
Dat bouwen gebeurde grotendeels op het oog, zonder bouwtekening. En ze waren goed ook. Van bouwer Meerman uit Arnem.uiden las ik dit gunstige getuigenis: ,,Alzo hier gebouwde schuiten om haar goede vorm en snelle vaart gunstig bekend zijn". Deze werf wordt in 1736 al genoemd met als eigenaar Jacobus Meerman. Sinds 1869 zijn er 205 hoogaarzen van stapel gelopen, de laatste in 1962.
Een hoogaars was ongeveer 10 m lang, de mast iets langer, hieraan hing van boven een lantaarn. Tussen 1864 en 1900 kostte een schip ƒ 300,— tot ƒ 1.500,— dat hing af van de grootte, later werden ze duurder. Voor het vastmaken van de onderdelen werden houten pennen en koperen spijkers gebruikt. In het boek van J. van Beijlen lees ik als onderdelen de voor mij onbekende namen knieklos, wrong, kalf, poot, waterloop, soldatengat, dolboom, enz.
De naden werden volgestopt met werk (= geplozen touw), mos of papier en dat werd met pek dichtgemaakt. Het net was zakvormig, de brede mond kwam open in zee te liggen, hierdoor zwom de vis naar het puntige achtereinde, waar ze niet meer weg kon. Nu en dan schudde men het leeg op het dek.
De zeilen waren van sterke stof, bruin geverfd en daarna gevernist. De romp werd geteerd. De kleur was overwegend bruin met hier en daar wat wit en groen. Ieder schip moest de naam dragen
Ieder schip moest de naam dragen van de thuishaven met het registratienummer, geschilderd op de boeg en het zeil. Hier volgen enkele Zeeuwse thuishavens, afgekort zoals ze op de scheepjes te zien zijn. Studeer er maar eens op: Am, Br, Bru, Pi, Th, Ve ,Vli, Ye, Zz, alles in hoofdletters.
Na de oorlog zijn de houten hoogaarzen verdwenen, er kwamen grotere stalen schepen met een motor. Sinds 1961 is de haven van Veere dicht voor vissersboten, nu is Colijnsplaat de plaats waar ze aanleggen. In plaats hiervan zie je in Veere de plezierjachten, een enkele keer is er een oude hoogaars bij, die omgebouwd is tot jacht.
Middelburg L. van Wallenburg
P.S. In mijn artikel van 19 september over „de keik in Valkenburg" is een storende drukfout ontstaan. De kerkelijke gemeente heeft de kapel van het klooster gekocht voor ƒ 750.000,—• staal er. Dat moet zijn ƒ 50.000,— L. van Wallenburg
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's