Vervolgverhaal De val van Bergen
Historisch verhaal uit het jaar 1572
Den Hertog's Uitgeverö — Utrecht
„Ik ben er ook bang voor", zucht Geert. „Ik vecht liever tot het uiterste, maar we moeten afwachten wat de bespreking voor uitslag zal geven. Zoals ik gehoord heb, stelt Alva gunstige voorwaarden, maar aan die beloften hecht ik geen waarde. Die kerel is immers toch niet te vertrouwen".
Bittere verachting klinkt in de stem van Geert Lammers, de stoere bosgeus. Hij kan het niet verdragen dat ze de stad zullen moeten overgeven aan zijn aartsvijand en toch vreest hij dat het gebeuren zal. Alles wijst er immers op dat ze Bergen zullen kwijtraken. Bijna alles schijnt wel tegen hen te zijn. De Franse soldaten die zich onder de bezetting bevinden, worden de laatste dagen ontevreden. Sinds het gruwelijke bloedbad te Parijs, is dit begonnen en nu Alva zulke gunstige voorwaarden stelt voor de overgave van de stad, is het er niet beter op geworden. Enkele Fransen hebben reeds openlijk geweigerd nog langer één enkel schot te lossen. Tegen zo'n overmacht zijn ze toch niet opgewassen, menen zij en nu de voorwaarden door de vijand zo gunstig gesteld worden, is het onzin om nog langer te vechten. Ze keren liever terug naar hun eigen vaderland. Gelukkig zijn er ook nog anderen, die de mening van hun makkers niet kunnen delen, maar het merendeel staakt liever het vuren. Ze vinden het zinloos nog langer te vechten.
Dit alles weet Geert en het stemt zijn gemoed bitter. Met een nijdige blik kijkt hij naar een paar Franse musketiers die in de nabijheid van de geuzen ligg ente slapen. Hij ergert er zich aan. Vooral de laatste dagen is hij slecht gehumeurd. De moedige geus kan het niet verkroppen dat de Fransen hen in de steek laten en naar huis willen. Een paar dagen geleden heeft hij met één van hen nog een heftige woordenwisseling gehad en was Klaas niet tussenbeide gekomen, dan zou het zeker op een handgemeen zijn uitgelopen. Hij kent het driftige temperament van zijn makker en hij weet dat deze voor niets en niemand terugdeinst als het op vechten aankomt. Als het onweer losbarst, zouden de gevolgen wel eens minder mooi kunnen zijn. Ook nu ontgaat Klaas de vijandige blik van zijn makker niet en hij probeert het gesprek een andere wending te geven. „Ik zou wel eens willen weten hoe San en Lena het maken", merkt hij terloops op.
„Zij zullen zich over ons ook wel zorgen maken", meent Geert. „Het is nu al enige maanden geleden dat we ze gesproken hebben. Ik maak me wel eens ongerust. Nu de prins zijn stellingen in Hermigny heeft verlaten, zal het daar ook niet meer zo rustig zijn. Als er maar geen rondzwervende troepen een bezoek aan hun woning brengen".
„Nu moet je niet alles zo donker inzien", moedigt Klaas zijn makker aan. „Je bent vandaag wel bijzonder somber gestemd hoor, dat moet ik zeggen. Ik denk dat ze in Hermigny voorlopig wel veilig zijn. Ik zou niet weten wat de Spanjaarden in Hermigny moeten zoeken. Als ze willen plunderen, zijn de omliggende boerderijen toch wel het eerst aan de beurt. _„_^
Zolang Alva echter zelf zijn troepen aanvoert krijgen de onverlaten weinig kans om te roven. Want dat moet tot eer van hem gezegd worden, hij oefent een strenge krijgstucht. Als er geplunderd wordt, is het meestal door rondzwervende troepen die hier of daar zijn achter gebleven. Nee Geert, San en Lena zitten daar in Hermigny heus wel veilig. Toch verlang ik er naar hen te spreken. Maar kijk! Wat gebeurt daar? Er komt beweguig onder de soldaten. Laten we eens gaan zien wat er te doen Is". Meteen staat hij op en loopt in de richting van een troep soldaten die allen één richting uitkijken. Geert volgt zijn makker op de voet en spoedig hebben de geuzen de troep soldaten bereikt. „Wat is hier te doen?" vraagt Geert aan een Hollander die iets terzijde van de troep staat.
Deze haalt met een onverschillig gebaar de schouders op. ,JHet zal wel niet veel te betekenen hebben", meent hij. „Ginds nadert La Noue. Hij komt rechtstreeks van graaf Lodewijk en heeft een bespreking met hem gehad over de overgave van de stad".
„Dat begrijp ik niet", zegt Geert. „De graaf lag gisteren nog met hevige koorts". De ander schijnt geen lust te hebben om het gesprek met Geert voort te zetten en draait deze de rug toe. „Een vriendelijk heerschap", bromt Klaas min of meer verontwaardigd en hij staart de Hollander verbaasd na. „Het laat hem allemaal koud wat er gebeurt", zegt Geert. „Zeker een slechte luim".
Hij neemt de troep soldaten op en het ontgaat hem niet dat de meesten Fransen zijn. Die hebben het meeste belang bij de uitslag van de bespreking en hopen dat de stad zal overgegeven worden. Dit stemt de geus tot nog meer bitterheid en gespannen ziet hij toe hoe de bevelhebber nadert met enkele officieren.
Het gelaat van La Noue vertoont een ernstige uitdrukking. Als hij de soldaten genaderd is wenkt hij met de hand. Het wordt doodstil onder de troep. La Noue ziet zijn mannen ernstig aan. „Het is te begrijpen dat jullie nieuwsgierig zijn naar de uitslag van de vergadering, mannen", begint hij. „Gelukkig is de graaf weer zover hersteld dat hij zijn mening naar voren kan brengen. Er is echter iets wat me eerst van het hart moet!"
De troep luistert gespannen en er komen steeds meer soldaten bij.
„Ik vind het diep treurig", zo vervolgt de dappere bevelhebber, dat er onder mijn mannen zijn die openlijk hun ontevredenheid hebben getaond. Sommigen van u hebben botweg geweigerd de stad langer te verdedigen. Dit geldt hoofdzakelijk de mannen van mijn eigenv olk. Daarvoor moet ik mij diep schamen. Op verschillende manieren heb ik getracht de stad te behouden, maar het mocht mij helaas niet gelukken. Ik had gehoopt van u allen medewerking te ondervinden, maar de laatste dagen zie ik niet anders dan ontevreden gezichten. Juist die ontevredenheid heeft er zeer veel toe bijgedragen dat de voorstellen van de vijand door graaf Lodewijk zijn aangenomen. Morgen zullen de vijandelijke troepen de stad binnen rukken en wij zullen onze wapens moeten neerleggen. Overigens zal aan niemand enig leed geschieden".
Er voert een siddering door de troep. Sommigen wroden rumoerig en enkelen geven openlijk blijk van hun ontevredenheid. Nogmaals wenkt La Noue met de hand en weer wordt het stil onder de manschappen.
„Namens de graaf moet ik allen hartelijk danken voor hxm moed en dapperheid. Met ware doodsverachting is er gevochten en de graaf betreurt het dat de verdediging zo'n bitter einde moet nemen. Maar hij heeft zich verwonderd over de heldhaftigheid van hen die hebben gestreden voor hun vrijheid en recht. Natuurlijk geldt dit niet voor de lafaards", voegt hij er minachtend aan toe. Hiermee bedoelt hij de soldaten die geweigerd hebben zich langer te verdedigen.
Met gebogen hoofd verlaat de dappere bevelhebber de troep. Deze gaat uiteen. De Fransen wrrijven zich in de handen. Hun bevelhebber mag dan schampere woorden tegen hen gesproken hebben, maar ze gaan gelukkig deze onheilsplaats verlaten!
„Laat La Noue zelf maar hier blijven als hij dat verkiest", merkt een musketier spottend op. „Wat bekommer ik mij om deze stad. Het is toch vechten tegen de bierkaai".
Zijn makkers zijn het met hem eens en opgewekt over de blijde tijding die ze zojuist ontvingen gaan ze uiteen.
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 7 oktober 1980
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's