Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

400 jaar Zeeuwse munt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

400 jaar Zeeuwse munt

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de 16e eeuw mocht leotr gewest, met toestemming van de landsheer, eigen munten slaan. Op 15 oktober 1579 besloten de Staten van Zeeland een eigen geldfabriek of munt op te richten. Als plaats koos m ende Abdij, het vroegere klooster van de Norbertijnen. Toen Middelburg zich in 1574 aan de Geuzen moest overgeven, verlieten deze monniken de stad en hun klooster kwam leeg te staan.

De toegangspoort van het muntgebouw be.staat nog, op het Koorkerkhof. Er boven staat: „Munte van Zeelandt 1580". Aan iedere kant van deze poort is een steen in de muur gemetseld. Op de een steen staan de Latijnse woorden gegrift „Nervus belli pecunia", dat betekent: de zenuw van de oorlog is het geld.. De andere steen bevat het opschrift: ,.Auro inservivere nephas", d.w.z. slaaf te zijn van het goud is zonde.

De oude kloosterhof met pomp in het midden wordt nog altijd Muntplein genoemd.

De muntmeester Jeronimus Bruijnseels uit Dordrecht werd als zodanig in Middelburg benoemd. Maar dat ging voorlopig niet door. In de provincie Holland was men kwaad op Zeeland, dat nu eigen munten ging maken. Holland wilde altijd als grootste provmcie de baas spelen over de andere gewesten, het kon deze vooruitgang in Zeeland niet verdragen.

Metd it gevolg dat de Staten de muntmeester in de gevangenis van Dordrecht opsloten. Als Hollander had hij zich niet mogen verhuren aan die Zeeuwen! Tegen een borgsom van ƒ 6.000,— weten de Staten van Zeeland hem echter vrij te krijgen uit de cel en kOh hij met zijn werk in Middelburg beginnen.

Munten. In het Zeeuws museum is een tentoonstelling geweest over deze gebeurtenis van 400 jaar geleden. Oude geschriften hangen er op met ordonnanties, rekeningen en dergelijke. Er zijn smeltkroezen te zien, die er zijn opgegraven, een doosje met gewichten en een klein weegschaaltje. Een afbeelding van een plemolen en schroefpers uit 1671, die het maken van munten vergemakkelijkte. Men spreekt altijd van een munt slaan en daarbij komt inderdaad een hamer te pas. Maar met die nieuwerwetse werktuigen ging het gemakkelijker en de munten zagen er ook beter afgewerkt uit. Dat was ook duidelijk te zien aan de twee geldstukken die er lagen, een op de oude en een op de nieuwe manier vervaardigd.

Het iriooiste van de tentoonstelling ziin natuurlijk de vele muntstukken, die er te zien zijn in goud, zilver en koper. Gouden dukaten en gouden rijders met een ruiter te paard. De meeste zijn zilveren munten, veel daalders. Dat geldstuk bestaat niet meer, maar toch rekent men er nog mee in de omganstaal. Een bkende slogan van marktkooplui is: .,op de markt is uw gulden een daalder waard", 'k Zag er ook een 3 guldenstuk, dat ook niet meer bestaat. Verder allerlei soorten rijksdaalders, even groot zijn zilveren dukaten en zilveren rijders. Nog in het beginjaar van de munt, in

Nog in het beginjaar van de munt, in 1580, werd een Philipsdaalder geslagen, met de beeltenis van Philips II. Hij was in dat jaar nog onze landsheer, het volgend jaar hebben we hem afgezworen. Toen koningin Elisabeth ons in 1585 hulp verleende door het zenden van de graat van Leicester, werü nei jaar aaarop een Leicester daalder gemaakt. In dat jaar stond er voor het eerst de Zeeuwse wapenspreuk Luctor et emerge op (= ik worstel en ontzwem). Verder liggen er verschillende koperen munten, zoals een duit en een oord. Een rijksdaalder had in Holland de waarde van ƒ 2,50, dus 50 stuivers. Maar de Zeeuwse rijksdaalder was van beter gehalte en was vanaf 1747 52 stuivers waard, dat is dus ƒ 2,60. Tot 1847 bleef deze rijksdaalder geldig als betaalmiddel, in dat jaar werd hij ingetrokken. Eigenaardig, dat vroeger het loon van een boerenknecht altijd werd uitgedrukt in rijksdaalders. Zoals de visvrouwen van Arnemuiden veel rekenden met een schelling (30 cent), een mimtstuk dat ook niet meer bestaat. De munt in Middelburg maakte ook

De munt in Middelburg maakte ook veel gedenkpenningen. Als er iets bijznoders gebeurde werd er een penning hierover geslagen. Ik noem bijvoorbeeld de slag bij Nieuwpoort (1600), de verovering van Hulst door Frederik Hendrik (1645), het sluiten van de vrede van Munster (1648).

Ook v/erden er gildepenningen gemaakt en geld voor de Oostindische Comiiagnie, waarmee in Indië koopwa-' ren werden betaald.

Na de komst van de Fransen in ons land werden in 1798 voor het laatst munten geslagen in het gebouw van de Zeeuwse munt. In „Spiegel van het menselijk bedrijf" (1730( zegt Jan Luijken van de munten:

„O munt van zilver en van goud! Wat zijt gij tot verderf van velen. Daar 't ijdel leven op vertrouwt, Dat zich door uwe zucht laat stelen. Maar 't hart dat op zijn Schepper ziet En dient de vreemde goden niet". Tegenover dit versje met een afbeelding van een muntmaker staan op de andere bladzijde toepasselijke teksten uit Marcus 12 : 15-17 en 1 Timotheus 6 : 6-10. Luctor et ementor

Luctor et ementor Omstreeks 1754 heeft de muntmeester Martinus Holtzheij een vreemde streek uitgehaald. Op een duit heeft hij onder het Zeeuwse wapen de woorden laten stempelen die hier boven staan. Ze lijken veel op de spreuk Luctor et emergo, maar betekenen heel wat anders, namelijk ik worstel en bezwijk of ik worstel en wordt gek. Waarom deed hij dat? Als u op het jaartal let ziet u dat het de tijd was dat de onenigheid tussen prinsgezinden en patriotten toenam. De 3 jarige prins Willem V regeerde onder voogdijschap van zijn moeder, maar in werkelijkheid regeerden de regentenfamilies, die de baantjes onder elkaar verdeelden. Daarover ontstond grote ontevredenheid.

Zodra de munten met het vreemde opschrift in omloop waren en de verandering onldekt werd, nam men Holtzheij gevangen. Hij moest in de gevangenis blijven tot al deze munten waren opgehaald. Dat was natuurlijk een onmogelijk werk. Wie er een te pakken kreeg, v/ilde die graag bewaren als curiositeit. Vele jaren geleden kwam er iemand bij me, die zo'n munt had, hij zag er nog gaaf uit.

Lang niet alle munten zijn achterhaald en Hollzheij is dan ook in de gevangenis gestorven. Zijn zoon Johan George heeft hem opgevolgd als muntmeester.

Middelburg L. van WaUenburg

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 14 oktober 1980

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

400 jaar Zeeuwse munt

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 14 oktober 1980

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's