Slepende rijk
ZEEUWSE WANDELINGEN
Het is te hopen, dat er geen drukfout gemaakt wordt bij dit opschrift, dat men niet zet: slapende rijk. Dat verschilt maar één letter en dat is een bekende uitdrukking. Men zegt het van iemand, die zonder veel moeite en inspanning, zonder er veel werk voor te verzetten, rijk geworden is.
„Slepende rijk", zo noemde dr. J. H. Bolland zijn boek, dat handelt over de sleepvaart en daarmee in verband ook de scheepsbouw.
Ik schrijf dit half oktober, nadat ik gelezen had dat de „Statendam" van de Holland-Amerikalijn gezonken was, 3 km diep. Het was in brand gevlogen en de brand kon niet geblust worden,, de bemanning werd gered evenals de 524 passagiers, waarvan de bezittingen echter mee in de diepte verdwenen. De Canadese sleper Nelion wilde het naar land slepen, maar de hevige storm maakte een einde aan het schip. Net op tijd wist men op het sleepschip de trossen te kappen, anders was het meegetrokken naar de bodem. Dit was eigenlijk de aanleiding om iets meer over de sleepvaart te onderzoeken. Mischien ook nog wel een beetje omdat de kapitein C. Wabeke, een Zeeuw was, hij kwam uit Krabbendijke; evenals de stuurman, naar ik nieen.
Zeilschepen
Zeilschepen hangen af van de wind, als die niet waait kunnen ze niet verder. Dan moeten ze ergens in een haven of soms midden op zee stil blijven liggen.
De eenvoudigste manier van het slepen in dergelijke gevallen hebben oudere mensen zelf nog wel gezien. Ik bedoel het trekken van een schip daar het kanaal door middel van een paard.
Zwaar werk voor dat dier. Langs ieder kanaal lag of ligt nog een jaagpad voor het trekkende paard. De voerman is vast niet „slapende rijk" geworden.
Een ander sleepbedrijf had plaats door een botter, een groot vissersvaartuig. Het • ' • •• s ze bijvoorbeeld door het Noordhollands op het eiland Marken waren er veel. Was er een zware vracht te trekken, dan werden een paar waterschepen achter elkaar vast gemaakt. Zo trokken kanaal of over de ondiepe Pampus vóór het IJ. In 1876 werd het Noordzeekanaal gegraven en toen werd de weg naar zee voor Amsterdam veel gemakkelijker.
Voordat Rotterdam in 1871 zijn Nieuwe Waterweg naar zee kreeg, ging het met de scheepvaart van deze stad ook slecht. Door smalle binnenwateren moesten de schepen zee kiezen. Dan deden Hellevoetsluis en Brouwershaven soms dienst als noodhaven en werden de schepen wel geheel of gedeeltelijk gelost in kleinere lichters. Ze moesten er ook wel eens vele dagen wachten tot wind en tij gunstig waren. Het is wel gebeurd dat het 35 dagen duurde tussen Rotterdam en de zee. Vandaar de uitdrukking: Brouwershaven ligt halverwege Rotterdam - Java. Wat overdreven natuurlijk als de reis ongeveer 120 dagen duurde. Maar toen het Suezkanaal werd geopend (1869) werd de zeilreis soms in 65 dagen volbracht en dan klopt het met die zegswijze aardig.
Fop Smit
Dat is een naam, die we meer dan een eeuw geleden telkens tegenkomen. Later de nakomelingen met andere voornamen. Omdat de naam Jan zo dikwijls voorkwam, sprak men om verwarring te voorkomen over Jan I, Jan II, Jan III enz. Zo was Jan X tot 1931 oirecteur van de Mij. De Schelde in Vlissingen. Deze scheepswerf was in 1875 opgericht door Arie Smit, die er tot zijn 80e jaar president-commissaris is geweest.
In verschillende plaatsen werden er door iemand van de familie Smit scheepswerven ingericht. Het was een welgestelde familie, ze waren spaarzaam en eenvoudig, werkten in de beginperiode even hard mee als de arbeiders. Ze hadden durf en een frisse ondernemingsgeest en leverden solide schepen af. Door huwelijken in eigen kring (neven en nichten) bleven de bezittingen in de familie.
Eerst bouwden ze houten zeilschepen, later ijzeren en stoomboten. Het grootste zeilschip van onze handelsvloot liep in 1904 van stapel en dat was dan ook het laatste schip dat door zeilen werd voortbewogen. Ze bouwden ook baggerschepen en
Ze bouwden ook baggerschepen en hopperzuigers, dat zijn schepen die de modder opzuigen en op het land gooien in plaats van baggeren. Het spreekt bijna vanzelf dat ze ook sleepboten bouwden om dit soort schepen naar hun plaats van bestemming te kunnen slepen.
Omstreeks 1600 dichtte Adriaan Valerius te Veere in zijn „Nederlandsche Gedenck-clanck" reeds: „Waar dat men zich al
„Waar dat men zich al keert of wendt en waar men loopt of staat, waar dat men reist of rotst of rent en waar men henen gaat, daar vindt men, 't zij ook op wat ree, d' Hollander en de Zeeuw zij lopen door de woeste zee als door het bos de leeuw".
Zo is het na bijna 400 jaar nog. Sleepboten brengen de baggermolens, de drijvende droogdokken, de grote zware boortorens, die olie of gas in zee moeten opsporen, naar alle delen van de wereld. „Zij lopen door de woeste zee", volgens Valerius en de zee kan woest zijn. Daarvoor zijn grote sleepboten nodig. Een familie Smit het in 1962 de sleper „Zwarte zee" te water, de groot-We hoeven het niet zo ver te zoeken. In Zeeland, vooral op de Westerschelde, lopen nogal eens schepen op een zandbank of ook wel tegen de glooiing van de wal. Wat lezen we dan in de krant? De sleepboot van een of andere firma heeft de vloed afgewacht en het schip vlot getrokken. Ook in de grote havens worden de tankers en andere schepen per sleepboot veilig naar de goede plaats gebracht. En de naam Smit komt daarbij dikwijls voor, ze hebben zelfs een Internationale Sleepdienst, onmisbaar in deze tijd.
Middelburg L. V. Wallenburg
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1980
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1980
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's