Wens naar nieuwe openbareL

Dhr. Poortvliet wilde er volstrekt niet van weten. Hij meende dat het openbaar onderwijs in Ooitgensplaat aanspraak kan maken op een nieuwe accomodatie zoals die ook voor het bijzonder onderwijs tot stand gekomen is. De idee van het Ministerie leek dhr. Poortvliet temeer ongepast omdat het bijzonderonderwijs dat al zo geriefelijk is ondergebracht ook nog eens enkele nieuwe lokalen zou krijgen t.b.v. de integratie met de chr. kleuterschool. Die zou dan uit het gebouw aan de Pieter Biggestraat vertrekken om ruimte te maken voor het openbaar onderwijs. Dhr. Poortvliet prikte de raad op zijn verantwoordelijkheid ook en juist voor het openbaar onderwijs, en z.i. zou dat niet toe kunnen laten dat er niet voor een optimale huisvesting wordt gezorgd.

Dhr. de Goeij (WD) bleek zich geheel in de verbazing van dhr, Poortvliet te kunnen vinden en ook dhr. L. Hokke (CDA) stelde eerlijkheidshalve vast dat het oude gebouw ook hem niet zo geschikt lijkt om het basisonderwijs te huisV^esten.

In zijn beantwoording refereerde de raadsvoorz. burg. v. d. Harst aan wat in de Grondwet geschreven staat: „het geven van onderwijs is een onderwerp van aanhoudende zorg voor het Bijk" maar — zo vervolgde de voorzitter: „de gemeenten moeten zorgen voor een genoegzaam onderdak". Hij herinnerde de verbazing die was „opgevlamd" toen de Inspecteurs de oude school afkeurden en

propageerden dat het logischer was een nieuwe school te stichten met dientengevolge een hogere Rijksuitkering dan met het bestaande gebouw genoegen te nemen en daarmee met een aanzienlijk lagere Rijksvergoeding.

Bij het verlangen naar een nieuw gebouw kwam derhalve nog een economische reden om nieuwbouw te bevorderen. Op 6 oktober was een deputatie naar het Ministerie gegaan met de vraag wanneer het plan zou kunnen worden goedgekeurd waar het enthousiasme stuk liep op de actuele herstructureringsgedachte van het Ministerie waarbij men zo snel mogelijk gestalte tracht te geven aan het streven naar integratie...

„...het betekent zeker niet dat er nu qua huisvesting maar wat wordt aangerommeld!" verzekerde de voorzitter. Hij legde uit hoe het Ministerie de te nemen beslissingen afweegt tegenover de prognoses die worden opgesteld aan de hand waarvan wordt bezien hoeveel lokalen er in een dorp nodig zijn en welke accomodatie bescliikbaar is. Het Rijk streeft in dezen duidelijk naar de goedkoopste oplossing", gaf de voorzitter weer, in welk streven het onderzoek naar de aanpassing van bestaande gebouwen geheel past.

„Bij het onderzoek hoort ook het aftasten van de gevoelens", liet de voorzitter weten"; wanneer die negatief zijn dan beginnen we van voren af aan". Daarmee doelde de voorzitter erop dat bij een evt. instemmen met de suggestie verwacht mag worden dat voor 1 januari 1983 de geïntegreerde opbare basis-kleuterschool in het aan te passen gebouw draait.

Wanneer er niet met die gedachte Ingestemd wordt dan zal er een veel langere tijd mee heengaan vooraleer er een nieuwe school gereed zal zijn. „Het is verstandig deze aspecten te overwegen en te onderzoeken en de zaak niet emotioneel af te wijzen" raadde de voorzitter.

Het leek dhr. Poortvliet toe dat er niet zomaar berust moet worden in zo'n „circulaire-beleid" van het Ministerie maar dat het autonome gemeentebestuur zijn wensen handhaaft en desnoods een AROB procedure zal dienen te beginnen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen