Weerpraatje
Voorboden voor zacht of streng zijn er niet
(van onze weerkundige medewerker)
Als weerkundige word je prompt elke herfst opgebeld, vaker dan één keer, met de mededeling dat ze „ze weer zien vliegen". En waar zou het dan in deze tijd anders om gaan dan wilde ganzen.
Je ziet het al aankomen wanneer, zoals midden vorige week, een groot deel van Skandinavië in de kou komt te liggen met in de noordelijke helft van Zweden '& nachts tien graden vorst en in delen van Finland de eerste sneeuw van betekenis.
Dan begint het de wilde ganzen te koud onder de poten te worden en kiezen ze het hazepad. Dit naar ik veronderstel ook al zo lang er wilde ganzen bestaan, omdat ze tot de groep „trekvogels" behoren. In de winter zoeken die, evenals de ooievaar en de zwaluw, om er een paar te noemen, de warmere gebieden op want per slot moet je, wanneer je geen grote liefhebber bent van vis (zoals de meeuwen), warmere gebieden opzoeken om nog wat te eten te hebben.
DUïwijls wanneer de eerste groepen ganzen hier arriveren, blijven ze wat rondhangen. In de lage weidegebieden vooral zie je ze soms bij honderden op het land vertoeven en vliegen ze wat doelloos. Dat lijkt, maar kan ook, een dagelijkse training zijn om als het ook hier te koud wordt verder naar het zuiden te gaan.
EIKELS
Ook hoor je prompt elke herfst de opmerking dat er veel of weinig eikels en beukenootjes zijn. Ook dat wordt vaak in verband gebracht met het karakter van de komende winter. Ook dat is door de Heidemaatschappij in samenwerking met het KNMI in De Bilt al eens over een groot aantal jaren onderzocht, maar blijkt ook geen enkele betrou'wbare aanwijzing te geven.
Ook is er een periode geweest dat er even een aanwijzing was dat, wanneer de eerste oktoberhelft warm verliep, er een meer koude winter volgde, maar ook dat draaide op niets uit. Verleden jaar op 10 oktober nog 26 graden in het zuiden en de winter verliep zachter dan normaal. Langs wetenschappelijke weg bleef
Langs wetenschappelijke weg bleef nog over de voorkeur voor noordelijke winden. Er blijkt een lichte aanwijzing te zijn dat, wanneer oktober vrij veel noordelijke winden geeft ,de kans op kou in de winter wat groter is. Maar het is allemaal toch vrij vaag. Je mag wel stellen dat er in de herfst geen enkel betrouwbaar gegeven is, noch in flora en fauna, maar ook niet in de atmosfeer, dat ons enige zekerheid geeft ten aanzien van de daarop volgende winter.
VRIEZEN EN DOOIEN
Dit betekent gewoon dat wanneer het 1 december is, en op de kalender prijkt de eerste van de drie wintermaanden, dat wij allemaal (weerkundige of niet) nog van niets weten of zo'n winter naar de strenge, de normale of de zachte kant gaat uitvallen. Alles weten, wordt wel eens gezegd, maakt niet gelukkig. Wat het weer in de toekomst betreft weten wij weinig. Laten wij ons daarom gelukkig prijzen. Een zekerheid is wel dat het ook de komende winter bij tijd en wijle kan vriezen en kan dooien.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's