Verloren Strud
12 Dan denkt de rijke zoon van boer Van der Zande aan Tonia, de dochter van Teun Stam, de vaste arbeider. Ja, van het arbeidersmeisje houdt hij en alleen met häär wil hij trouwen, en met niemand anders. Gelukkig, dat hij dit nog maar niet tegen vader heeft gezegd, dan had deze hem beslist de hofstee afgeschopt. Lang blijft Adriaan buiten, hij zit propvol gedachten. De problemen stapelen zich op, en wat zal het einde zijn van al deze verwikkelingen?
De boer was, nadat Adriaan de mooie kamer was uitgegaan, in zijn stoel blijven zitten. Nu pas voelt hij hoe moe hij is, en wat het ergste is, zijn borst doet zo'n pijn. Die Adnaan ook, waarom is hij ook zo dwars'' Hij had feitelijk al lang getrouwd kunnen zijn.
Langzaam komt Van der Zande tot rust en daardoor kan hij ook beter de situatie nog eens overzien.
Een soort schuldgevoel maakt zich van hem meester en de vraagt dringt hem op: heeft hij eigenlijk zijn enige zoon wel op de juiste manier behandeld? Had dit niet anders gekund? Had hij zich wel zo mogen laten gaan' Hij is tenslotte nog ouderling ook. Moest hij, die een voorbeeld moest zijn in de gemeente, zó te keer gaan? Moest hij niet eerlijk bekennen, dat geld en goed bij hem op de eerste plaats kwamen en de godsdienst op de tweede? Kan hij zo wel ouderling zijn?
Boer Van der Zande voelt zich niet op zijn gemak. Het zweet breekt hem uit. De familie Wirts is zo vijandig tegen de kerk. Dan gaat de kamerdeur open en komt tante Marie binnen.
„Zo zitje daar nog, tjonge, tjonge, dat was me een heibel zoeven. Het was zeker over Neel".
De boer heelt zich hersteld en laat niets van zijn zachtere gevoelens blijken Hij gaat niet op haar vraag in.
„De vaas is omgevallen", zegt hij kort.
Tante Marie ziet dat het tafelkleed en het vloerkleed nat zijn geworden en meteen begint ze tegen haar broer uit te varen. „Je had wel eens beter uit kunnen kijken", zegt ze. „Jullie mannen geven nergens om en..."
„Het was een ongeluk".
Schouderophalend staat de boer op en loopt zonder verder naar Marie te luisteren de kamer uit. Het is nog vroeg in de avond als Van der Zande naar bed gaat. Hij voelt zich niet al te lekker Laat, heel laat komt Adriaan ook in huis en zoekt zijn slaapkamer op. Uren lang ligt hij te denken, totdat hij eindelijk in slaap valt.
„Och, ik heb grote problemen", zegt Adriaan, nadat ze een eind verder gelopen zijn. Dan klinkt het met schorre stem.
Dan klinkt het met schorre stem.
„Vader wil, dat ik een vrouw zoek, of liever gezegd, hij heeft er mij een aangewezen".
Tonia wordt opeens erg belangstellend. Met grote ogen kijkt zij naar de jonge boer.
„Je kent ze wel", vervolgt Adriaan, „ze komt vaak bij ons thuis en vader en ook tante Marie zijn erg op haar bezoeken gesteld. En dat moet ik er ook wel bijzeggen, 't is geen kwade meid". Adriaan haalt zijn schouders op, alsof hij zeggen
Adriaan haalt zijn schouders op, alsof hij zeggen wil, voor de rest geef ik niet om het meisje. „Bedoel je Neel Wirts'.'" zegt Tonia zonder op
„Bedoel je Neel Wirts'.'" zegt Tonia zonder op te kijken.
„Ja juist, de dochter van de rentenier. Maar ik wil ze niet; ik trouw niet met een meisje waar ik totaal niets voor voel".
„Hoe is 't mogelijk", zegt Tonia met een hoogrode kleurophaarwangen, „datje vader zo'n huwelijk in de hand wil werken? De boerderij kent ze niet, daarbij heeft ze nooit veel meer gedaan dan een haakwerkje maken. En wat het ergste is, de familie Wirts is totaal onkerkelijk en daarbij erg vijan dig. Ik begrijp er niets van". „Dat weet vader heel goed, maar... haar vader heeft veel geld, hij is schatrijk, zij is enig kind en een meisje van 'stand'.
O ja, dat was het. Als zij het niet had gedacht. Geld en stand, daar ging het bij boer Van der Zande alleen maar om. De rest liet hem koud. Moeder had het wel goed gezien. Die kent de boer. Zij kan met de koude dogmatische Van der Zande niet opschieten.
„Ik weet niet wat ik er aan heb, kind", had ze gezegd. „Van der Zande is ouderling en gaat door voor een vroom man. Van zijn 'staat' blijf ik af. maar dit weet ik, hij is hard en stug. Hierboven, aan de dijk, staat een ijzeren handwijzer. Hoog en trots staat hij daar en steekt boven alles uit. Zo is Van der Zande, oud en onaandoenlijk als dat ijzeren ding. Hij wijst de weg aan anderen, maar of hij zelf die weg kent? Wij mogen niet oordelen hoor, maar de Heere mocht hem eens een verbroken hart en een verslagen geest geven. De vruchten zouden niet uitblijven".
„Het zal je met meevallen om er tegen in te gaan", zegt Tonia als in gedachten.
„We hebben er lang en breed over gesproken". Adriaan lacht bitter
„En het heeft al heel wat woorden gekost. Ik voorzie nog veel meer moeilijkheden. Maar ook ik heb mee te spreken dacht ik en dit weet ik: moet ik, als vader zijn zin doorzet, met Neel Wirts trouwen, dan is mijn leven vernietigd".
„Neen!" mompelt hij in zichzelf alsof hij de mogelijkheid ervan nog even onder ogen zag, „neen, dat kan niet, dat doe ik nooit!"
Tonia is opgelucht. Zij is blij, dat Adriaan nooit met een opgedrongen huwelijk in zou stemmen. Maar wat wil ze dan toch?
Ze weet het zelf niet meer.
Voor haar kan Adriaan niets zijn, want moeder heeft al rtieermalen gezegd: „rijk en arm, dat gaat niet kind".
En toch... het vaste besluit van de jonge boer doet haar ontzettend veel genoegen.
Adriaan staat stil.
Zij zijn nu bij het hek gekomen, dat de boomgaard van het weiland scheidt.
„Tonia, jij gaat hier melken, wil je, vlak bij de boomgaard. Ik ben hiernaast op het hooiland of bij de hooiberg. Wellicht zul jij eerder klaar zijn dan ik. Vanzelf ga je dan naar huis en wie weet. wammeer zich weer de gelegenheid voordoet, dat ik je alleen ontmoet. Ik moet mijn kans nü waarnemen, ook al is er niet veel tijd om te praten. Daarom moet ik het je nu zeggen, ik wil niemand anders dan jij. Hoor je het Tonia, niemand anders. Als ik verzekerd mocht zijn van jouw steun, van jouw trouw, dan weet ik zeker, dat ik ook alles zou kunnen verdragen; de boze buien van vader, de bitse tong van tante Marie, en al moest ik landarbeider worden, voor jouw, Tonia, zou ik afstand doen, als het moest, van alles. Je kunt het geloven of niet".
Adriaan zwijgt en met zijn eerlijke ogen kijkt de jonge boer het arbeidersmeisje aan.
Met ingehouden adem en met een hoogrode kleur op haar wangen heeft Tonia naar Adriaan geluisterd. Het juicht in haar. Maar dat duurt slechts een ogenblik...
Een ander, minder prettige gedachte verdringt alles weer: moeder... Van der Zande...!
(wordt ven'olgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1991
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's