HET KIJKVENSTER
De biecht?
Niet nieuw!
- Schuldbelijdenis
In het blad 'Kerk' van oktober 1991 het was even blijven liggen omdat ik er niet goed raad mee wist werd mijn aandacht getrokken door een artikel, waar boven stond: „Terug naar de biecht, maar zonder tralies". Het was een gesprekje met de Amsterdamse Hervormde predikant ds. C. van Andel, die een pleidooi voerde voor het opnieuw invoeren van de biecht. Ik citeer: „IK loop er in het pastoraat tegenaan
„IK loop er in het pastoraat tegenaan dat mensen jarenlang last hebben van schuldgevoelens. Die gevoelens moeten ambtsdragers serieus nemen. Ook al halen ze er misschien hun schouders voor op. Voor de betreffende persoon is dat gevoel wezenlijk. Wanneer schuldgevoelens na twintig jaar nog terugkeren, kun je ervan op aan dat ze werkelijk iets betekenen".
Volgens ds. Van Andel moeten zulke mensen de gelegenheid krijgen letterlijk 'op te biechten'. Het huisbezoek zou daarvoor het geëigende middel kunnen zijn. 'Vroeger', aldus Van Andel, „bezochten de dominee en een ouder
„bezochten de dominee en een ouderling de gemeenteleden om hen uit te nodigen voor het Avondmaal. Dan hoorden ze wanneer er belemmeringen waren en die konden dan uitgesproken worden. In onze grote gemeenten kan dat zo niet meer, maar ik denk dat het hard nodig is dat de schuldbelijdenis weer gaat funktioneren in de gemeente".
Hij beroept zich dan op de bekende tekst uit de brief van Jacobus: „Belijdt elkander de misdaden". Overigens zegt hij er nadrukkelijk bij dat hij geen biecht wenst zoals in de Roomse Kerk, als sacrament, maar als een persoonlijke schuldbelijdenis, bijvoorbeeld tegenover een predikant of andere ambtsdragers. * * *
* * * Wat ds. Van Andel wil is niet nieuw. In de kerk van de Reformatie zijn deze geluiden vaker gehoord. Niemand minder dan Jodocus van Lodenstein (1620 1677), die jarenlang predikant was in Utrecht, leeriing en medestander van Voetius, heeft het ook voor de biecht opgenomen. Hij betreurde het dat de Reformatie zo drastisch te werk was gegaan, dat men vaak met het badwater ook het kind had weggegooid. Niet alleen de biecht, ook het kloosterleven en het getijdengebed moesten volgens Van Lodenstein in ere worden hersteld.
* * * Wat moeten we hiervan zeggen? Het is een bijbelse zaak dat we onze zonden belijden. Allereerst tegenover de Heere. Daaraan is ook de belofte van vergeving verbonden. „Indien we onze zonden belijden. Hij is getrouw en rechtvaardig dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid" (1 Joh. 1:9). Daarnaast kan iemand het nodig vinden, ook tegenover een medemens 'op te biechten', vooral tegenover hem of haar die men door zijn zonde heeft benadeeld. Soms echter ook tegenover ambtsdragers of medechristenen. En hij of zij die deze 'biecht' aanhoort, mag op grond van de Heilige Schrift zeggen dat er in het bloed van Christus vergeving is voor de grootste zonde. Dat alles is naar de Schriften. Maar of het nodig is daarvoor de biecht
Maar of het nodig is daarvoor de biecht weer in het leven te roepen? Laten we ons te binnen brengen dat het in de Middeleeuwen ook allemaal zo begonnen is! Die weg moeten we, dacht ik, niet weer op.
Waarnemer
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1992
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1992
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's