Nynke
Kon hij zomaar opschrijven dat er binnen het stadsbestuur verdeeldheid was over het standpunt dat Goedereede moest innemen in de toenemende spanning rond de regering van Filips ii? Ook hier ter stede werd duidelijk dat er een groot conflict sluimerde tussen de radicaal Spaansgezinden, onder wie zeker de baljuw mocht worden gerekend, en de gematigden, die tegen onderdrukking van de calvinisten waren en hen zelfs geen ketters wilden noemen. De naam van Willem van Oranje was meermalen gevallen.
Willem van Oranje. Hij dacht terug aan de ontmoetingen met hem en wat hij daarnet over hem had gehoord. Willem voerde een voorzichtig en vrij beleid als het ging om de omgang met ketters. Ze kregen binnen zijn prinsdom alle ruimte, er werd zelfs gefluisterd dat hij zelf ook calvinistische sympathieën had. Het bestuur van landvoogdes Margaretha van Parma, die in naam van koning Filips regeerde en vooral het gedrag van haar naaste adviseur, Granvelle, die als zeer Spaansgezind bekendstond, wekten bij velen wrevel op.
Hij had begrepen dat Oranje en de hoge edelen Egmond en Hoorne zelfs een protestbrief tegen het bestuur van deze man hadden geschreven. Er was dus ook bij de Staten-Generaal en de hoge adel veel spanning, besefte hij. En de leenmannen vielen over elkaar heen om daarin ook zelf stelling te nemen.
Hij voelde een stille voldoening dat hij de man over wie ze spraken in levenden lijve had ontmoet en waarschijnlijk beter kende dan al deze mannen hier aan tafel. De afgevaardigden van Goedereede uitgezonderd, die namen deel aan de Statenvergaderingen en vertegenwoordigden de stad op het hoogste bestuursniveau.
De afgevaardigde was degene geweest die verslag had uitgebracht van de laatste ontwikkelingen en die daarmee de hoog oplopende discussie van brandstof had voorzien.
Een diepe zucht van de baljuw haalde hem uit zijn gedachten. Hij keek op en zag dat de baljuw hem aankeek. ‘Wat een toestand,’ barstte de baljuw los. ‘We staan voor grote ellende, schrijver. Ik voel het gewoon in mijn botten. Hoe kunnen we een stad besturen als de leenmannen elkaar bevechten als kleine kinderen?’
Hij wist niet goed hoe hij hierop moest reageren en maakte een onbestemde, half knikkende beweging. De baljuw zag het niet eens en raasde door: ‘De stad raakt steeds verder in verval, dit jaar zijn weer ruim tien inwoners vertrokken, onder anderen een van de overgebleven bakkers. De vaargeul is een groot probleem, een deel van het dak van de kerk is ingestort, en wat zitten wíj hier te doen? Onszelf af te vragen hoe we moeten reageren op zaken die Goedereede ver te boven gaan en die we met een gerust hart aan onze koning kunnen overlaten. Op deze manier blijft er straks alleen een puinhoop over. Wat een ellende.’
Hij schraapte zijn keel en knikte. ‘Het is een moeilijke situatie waarin we zitten, edele heer,’ beaamde hij. Hij stond op en stopte zijn schrijfspullen in de varkensleren map. De baljuw liep mompelend de deur uit, naar zijn werkkamer.
Hij haalde opgelucht adem en liep de raadskamer uit, de trap af. Voordat hij naar buiten ging sloeg hij zijn mantel goed om zich heen en zette zijn hoed stevig op zijn hoofd. Toch was hij nog verrast door de snijdend koude wind die direct vat op hem kreeg toen hij naar buiten stapte. Met grote stappen stak hij de markt over naar de herberg De Gouden Leeuw. Voordat hij naar huis ging zou hij eerst een stevige pint bier drinken om zijn gedachten even te verzetten, besloot hij. Binnen in de herberg sloeg de warmte hem in het gezicht. In de grote schouw brandde een fel haardvuur. De vlammen trokken loeiend omhoog de schoorsteen in.
‘Kijk, dat hebben we nodig,’ prees hij. De waard maakte een kleine buiging. ‘Wat kan ik voor u doen, heer?’
‘Een grote pint bier, beste man,’ zei hij. Een heerlijke, robijnrode geur uit de keuken deed hem plotseling voelen dat hij honger had. ‘En heb je er iets te eten bij?’
‘Er staat een lekkere stoofpot op het vuur, wilt u daar een bord van wellicht?’
‘Als dat is wat ik ruik: heerlijk! Doe dat maar.’ Hij ging zitten aan een lage tafel bij het vuur en maakte zijn mantel los. Een tafel verder zat een onbekende man, zo te zien van goede komaf.
Hij deed zijn mantel uit, hing die over een stoel, knikte naar de man en groette hem beleefd. De man beantwoordde zijn groet met een glimlach en stak een grote pint bier op. ‘Goed bier hebben ze hier in Goedereede’.
‘Dat hebben we,’ lachte hij terug. ‘De broeders van het klooster verstaan de kunst van het brouwen. Als ik vragen mag, edele heer, vanwaar bent u?’
‘Ik kom uit Antwerpen,’ zei de man. ‘Mag ik aan uw tafel zitten? Dat spreekt makkelijker.’ De man stond op. Hij haastte zich om een stoel voor de man bij te trekken. Met een zucht liet die zich erop vallen.
‘Antwerpen!’ vroeg hij de man. ‘Hoe is het in die stad? Maar, verontschuldig me, allereerst zal ik mij voorstellen. Mijn naam is Lenert Janszoon, ik ben stadsschrijver van Goedereede.’ ‘Welk een genoegen en voorrecht met de stadsschrijver van dit mooie stadje te spreken!’ zei de man terwijl hij glimlachend knikbewegingen maakte. ‘Mijn naam is Hendrik Johannes van Deurne, ik heb in Antwerpen een handel in graan.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 2022
Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 2022
Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's