Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schriftuurlijk-bevindelijke prediking (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schriftuurlijk-bevindelijke prediking (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het bevindelijke karakter van het Woord

Jezus getuigt dat Zijn woorden geest en leven zijn (Joh. 6:63). De Schrift is van zichzelf bevindelijk. Wanneer we kijken naar woorden waarmee de prediking door de Schrift zelf geduid wordt, dan zien we dat de prediking gericht is op hoofd, hart en handen. Prediking is proclameren, handelen, disputeren, in gesprek zijn, systematisch onderwijzen, leerlingen maken, vermanen, vertroosten en bemoedigen. Heel de mens wordt aangesproken. Een louter verstandsgeloof is geen geloof. (Matth. 28:19; Luk. 24:14-15; Hand. 20:11, 17:2,17, 18-19; Rom. 9:17; 1 Kor. 2:1-2; Gal. 6:6; 1 Kor. 14:3)

Het boek Psalmen heeft een rijk bevindelijke inhoud en in vele andere boeken vinden we de taal van de Psalmen terug. In Exodus, Deuteronomium, 1 en 2 Samuël, Job, Klaagliederen, Jesaja, Jona en Habakuk vinden we liederen die doen denken aan het boek der Psalmen. En ook in andere boeken vinden we lof- en klaagliederen terug. Deze stukken in de Bijbel verwoorden droefheid, verwarring, ellende, geestelijke duisternis, gemis, verlossing, verlangen naar gemeenschap met God, blijdschap, vreugde en aanbidding. Het is de taal van het hart van Gods kinderen voor het hart van Gods kinderen en deze taal vormt een aanmerkelijk deel in de Heilige Schrift. De prediker moet deze taal leren spreken en preken. (Ex. 15; Deut. 32; 1 Sam. 2:1-11; 2 Sam. 22; Job 3-42; Klaagl. 1-5; Jes. 12; Jona 2:1-9; Hab. 1:2-4; 12-17; 3:1-19)

Het werk van de Heilige Geest

Prediking moet trinitarisch zijn. Het is immers de drie-enige God Die Zich in de Schriften openbaart. Het werk van de Vader, Zijn verkiezende liefde, de zending van Zijn Zoon, Zijn voorzienigheid, het werk van de Zoon, Zijn komst, Zijn borgwerk, Zijn zitten aan de rechterhand des Vaders en Zijn wederkomst, het werk van de Heilige Geest, Zijn uitstorting, het moet allemaal aan de orde komen in de prediking van het Woord. Het objectieve heil, dat wil zeggen wat God in Christus door de Heilige Geest gedaan heeft, moet altijd voorop gesteld en aan de gemeente voorgesteld worden. Daarna en daarbij moet echter ook het toepassende werk van de Heilige Geest gepredikt worden. Daar gaat de Zaligmaker als de opperste Herder Zijn onderherders in voor. De Schrift zegt ons ook wat God nog steeds door Christus en de Heilige Geest doet.

De Heilige Geest is de werkmeester van het geloof (Matth. 16:17; HC. vr./antw. 21). Die Geest werkt de zekerheid van het geloof en van onze aanneming (Rom. 8:15-16; Gal. 4:6). Christus heeft zo ontzettend rijk gesproken van een andere Trooster in Johannes 14-16. In dat alles blijkt duidelijk dat de Trooster alles wat Hij wil toepassen aan het hart van de gelovige uit Christus neemt. Op de Pinksterdag heeft Christus de Geest uitgestort, want Hij is Middelaar. Niemand ontvangt dan ook de Heilige Geest buiten het geloof in Christus om. Wie Christus preekt en niet de zaligmakende gave(n) van de Heilige Geest, doet te kort aan het objectieve heil in Chris-tus (Hand. 2:33). Christus heeft de Heilige Geest uitgestort in mensen die doorstoken waren in het hart en Christus stort nog steeds Zijn Geest uit in mensen die doorstoken zijn in het hart. Het heil in Christus is niet veranderd. Hij blijft Dezelfde. Geloof, rechtvaardigmaking, de aanneming tot kinderen en het innerlijke bewijs daarvan door de Heilige Geest mogen niet uit elkaar getrokken worden. Rechtvaardigmaking is een beleefde zaak. (Rom. 5:1-5; 8:14-16; 1 Petr. 1:17; 2 Petr. 1:2,3; 1 Joh. 2:20, 27; 3:1vv). We menen dat het ontbreken van de prediking van de toepassing van het heil door de werking van de Heilige Geest en van de prediking van de zekerheid des geloofs het grootste gebrek van onze tijd is. Het gevolg is een moralistische prediking.

De orde des heils

Schriftuurlijk-bevindelijke predikers schuwen niet te preken over eeuwige verkiezing, roeping, rechtvaardigmaking, heiligmaking en heerlijkmaking. De Dordtse Leerregels bieden ons zoveel voor de prediking hiervan. Wie echter zo de nadruk legt op het genadeverbond en de doop, zodat kinderen van het verbond feitelijk worden gezien als wederomgeborenen of gelovigen, zal het niet of minder nodig achten om bovenstaande zaken aan de orde te stellen. De leer van de veronderstelde wedergeboorte van Abraham Kuyper is springlevend al dan niet in verschillende varianten. Hoe het met de hoorder(s) gesteld is en dat er schijn en zijn, kaf en koren, tarwe en dolik is op het preekveld, krijgt nauwelijks de aandacht onder de gearriveerde gelovigen die net als de Farizeeën roepen: ‘Wij zijn Abrahams zaad’ (Joh. 8:33).

Een Schriftuurlijke prediking gaat aan de heilsorde niet voorbij. Ook niet aan de doodstaat van een natuurlijk mens. Zij die de doodstaat van de natuurlijke mens niet als grondtoon in hun prediking durven te verwerken, durven wel voorbij te gaan aan het duidelijk getuigenis van de Schrift. Een oproep tot bekering en geloof is Bijbels, het verzwijgen van de onmogelijkheid van de bekering en het geloof is on-Bijbels. God eist en God schenkt wat Hij eist. Bevel en beloften horen bij elkaar. De prediking van de verantwoordelijkheid van de mens is Bijbels, maar het verzwijgen van natuurlijke en actieve vijandschap van een dode zondaar niet. Onze hoorders zijn inclusief de predikers verbondsbrekers met een huizenhoge verbondsschuld, die verzoend moet worden. Als deze zaken niet eerlijk worden verkondigd, worden mensen geestelijk bedrogen, geestelijk opgepoetst en op de school van eigengerechtigheid grootgebracht (Filip. 3:4-6). De roeping tot bekering en geloof, gevolgd door de overgave van de zondaar aan de Koning van de kerk, is een machtig wonder. Het geloof is niet een optie of knopje aan de binnenkant van de mens dat wij even indrukken of omzetten om het geloof ‘aan te zetten’. Het is een gave Gods (Ef. 2:8). Wie geleerd heeft een keurig verbondskind te zijn en zijn eigen gerechtigheid op te bouwen, zoekt niet gerechtvaardigd te worden door het geloof zonder de werken, maar is geestelijk verkeerd gebakerd. Zijn rechtvaardiging is gelegen in zijn verbondsgehoorzaamheid (ingebeelde heiliging), maar de Bijbelse rechtvaardigmaking is de vergeving der zonden, de verzoening in het bloed van Jezus Christus, gevolgd door de vrede der ziel en de liefde in het hart uitgestort. Het geloof verenigt met Christus door de Heilige Geest en uit de gemeenschap met Christus vloeit de rechtvaardigmaking en de heiligmaking voort. Schriftuurlijke prediking schildert de dood in Adam en het volle leven in Christus.

Omgekeerd kan het voorkomen dat predikers niet durven op te roepen tot bekering en geloof. Wellicht uit vrees voor de remonstrantse dwalingen blijft het bij een beschrijvende prediking. Dat heeft de grote Prediker ons zo niet voorgedaan. Schriftuurlijke prediking is niet alleen gericht tot Gods kinderen, maar juist ook tot de onbekeerde medereiziger(s).

Achterberg, ds. M. van Sligtenhorst

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 2020

Kerkblad | 24 Pagina's

Schriftuurlijk-bevindelijke prediking (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 2020

Kerkblad | 24 Pagina's