Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Handleiding 1b: Job wordt beproefd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 1b: Job wordt beproefd

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen
Job 19:1-8 en 21-27

Kerntekst
Want ik weet: mijn Verlosser leeft (Job 19:25a).

Zingen
Psalm 22:1, 2, 3 en 6
Psalm 23:1, 2 en 3
Psalm 33:6 en 10
Psalm 46:1
Psalm 62:1 en 4
Psalm 94:1, 7 en 8
Psalm 139:1
Psalm 148:5

Vertelschets

De goudsmid veegt het zweet van zijn voorhoofd. Wat is die oven heet. Meer dan 1100 graden! Het goud begint langzaam te smelten. De smid is al de hele ochtend bezig. Toch verbrandt het goud niet, zoals hout of papier. Het kan alleen maar smelten.
In het goud zitten andere metalen, die niet veel waard zijn, zoals ijzer. Het goud is ook vuil. Dat moet eruit.
Het goud wordt beproefd door de goudsmid, of het echt is. Als de smid klaar is, houdt hij puur goud over. Het is helemaal zuiver. Al het vuil is er uit. Het is nu heel veel geld waard.
Zoals de goudsmid het goud loutert, zuivert van vuil, zo is ook Job door de Heere als goud gelouterd.

Job is een rijke man. Hij heeft heel veel vee: zevenduizend schapen, duizend ossen en vijfhonderd ezelinnen. Natuurlijk zijn er veel knechten nodig om al die dieren te verzorgen. Job heeft veel land. De ossen worden gebruikt om het land te ploegen, zodat er daarna weer gezaaid kan worden. Hij heeft zeven zonen en drie dochters. Er is niemand in het land die rijker is dan Job. Job is niet alleen rijk, hij is ook eerlijk, oprecht en hij dient de Heere.

Op een dag komt de duivel bij de Heere. De Heere vraagt aan de duivel: “Waar kom je vandaan?” “Ik ben op de aarde geweest om daar doorheen te wandelen. Ik ben overal geweest,” zegt de duivel.
“Heb je ook Mijn knecht Job gezien?” vraagt de Heere. “Er is niemand op aarde zoals hij. Hij is oprecht, hij dient Mij en hij heeft een hekel aan de zonde.”
“Het is natuurlijk geen wonder dat Job U dient,” zegt de duivel, “U hebt hem alles gegeven wat hij maar kon bedenken. Er is geen rijkere man dan hij. Zo kan iedereen U wel liefhebben. Als U hem eens heel arm maakt, zodat hij niets meer heeft, zal het wel over zijn. Dan zal Job U niet meer liefhebben, maar vervloeken.”
“Doe het maar,” zegt de Heere, “neem hem alles maar af, maar je mag niet aan Job zelf komen!”

Op een dag ziet Job één van zijn knechten heel hard aan komen rennen. Hijgend stamelt de knecht: “We waren met de ossen aan het ploegen en de ezelinnen waren aan het grazen, toen we plotseling aangevallen werden door de Sabeeërs. Ze doodden alle knechten en ze namen de ossen en de ezelinnen mee. Ik ben de enige die kon ontsnappen.”
“Job,” roept een andere knecht die komt aanrennen. “Wij waren bij de schapen toen er plotseling een vuur kwam vanuit de hemel. Alle schapen en alle knechten werden gedood. Ik heb het als enige overleefd.”
Terwijl deze knecht nog spreekt, komt een derde knecht aanhollen. “Job, wij waren bij de kamelen toen we plotseling werden aangevallen door de Chaldeeën. Het waren drie benden rovers. Ze hebben alle knechten doodgeslagen en de kamelen meegenomen. Alleen ik kon ontsnappen, om het aan u te vertellen.”
Job heeft geen tijd om iets terug te zeggen, want daar komt een vierde knecht aan. “Ik was in het huis van uw oudste zoon. Al uw kinderen vierden daar een verjaardag. Opeens stak er een storm op. De wind blies zo hard tegen het huis, dat het instortte. Het huis viel bovenop alle mensen. Ze zijn allemaal gestorven. Alleen ik heb het overleefd.”

Job staat op. Hij scheurt zijn mantel, hij scheert z‟n hoofd kaal en hij laat zich op de grond vallen. Job was zó rijk en nu is hij alles kwijt. Alles? Luister, hij spreekt: “Naakt ben ik geboren, zonder kleren, zonder bezittingen, en als ik sterf, zal ik ook zonder bezittingen in het graf worden gelegd. De Heere heeft gegeven en de Heere heeft genomen. De Naam des Heeren zij geloofd.” Hoor je dat? Job is alles kwijt wat hij op aarde had, maar de Heere is er nog. Zie je dat de duivel een leugenaar is? Job heeft God niet vervloekt. Job looft de Heere, terwijl hij zojuist gehoord heeft, dat al zijn kinderen zijn gestorven. Job prijst de Heere. Zo sterk is zijn geloof. Daar zorgt de Heere voor. Door het geloof is Job sterker dan de duivel.

Dan komt de duivel opnieuw bij de Heere. De Heere vraagt aan de duivel: “Waar kom je vandaan?” “Ik ben op de aarde geweest om daar doorheen te wandelen. Ik ben overal geweest,” zegt de duivel. “Heb je ook Mijn knecht Job gezien?” vraagt de Heere. “Er is niemand op aarde zoals hij. Hij is oprecht, hij dient Mij en hij heeft een hekel aan de zonde. Je hebt Job geprobeerd tegen Mij op te stoken, maar het is niet gelukt.”
“Het is natuurlijk geen wonder dat Job U dient,” zegt de duivel, “Hij is gezond. Maar als U zorgt dat hij ernstig ziek wordt, zal hij U niet meer dienen, maar vervloeken.”
“Doe maar met hem wat je wilt,” zegt de Heere, “maar van zijn leven moet je afblijven!”

Hoe kan de Heere dit goed vinden? Begrijp jij het? De Heere beproeft Job. Hij wil Jobs geloof sterker maken. Hij wil dat Job helemaal zuiver wordt, net als het goud in de smeltoven. Dat Job alleen het geloof in de Heere overhoudt. Daardoor zal de Heere geëerd worden.

Kijk, daar zit Job, op de ashoop achter zijn huis. Daar werd het vuil verbrand. Wat ziet hij eruit! Hij is helemaal bedekt met zweren. Die zweren jeuken verschrikkelijk. Ook Jobs vingers zitten onder de zweren, daardoor kan hij zichzelf niet krabben. Hij gebruikt een potscherf om zich te krabben. Er is niemand die hem helpt. Zijn knechten zijn verdwenen, zijn kinderen leven niet meer. De kinderen uit de buurt zien Job op de ashoop zitten. Ze lachen hem uit. Vroeger groetten ze beleefd als die rijke, machtige Job langskwam, nu spugen ze naar hem. Zelfs Jobs vrouw wilt niets meer van hem weten. Ze is boos en verdrietig dat ze alles kwijt zijn. Ze houdt niet van de Heere. Dat blijkt nu. Ze spot met Job en ze spot met de Heere: “Vertrouw je nu nog steeds op God? Je ziet hoe Hij je behandelt. Je kan God maar beter vervloeken en daarna sterven. Dan ben je beter af.
Maar Job zegt: “Je spreekt als een dwaas. Zou ik de Heere alleen maar danken als ik rijk ben en niet als Hij mij afneemt wat Hij mij Zelf heeft gegeven?”
Zie je dat de duivel een leugenaar is? Hij heeft weer ongelijk gekregen. Job vervloekt God niet, maar hij geeft de Heere gelijk. Hij vindt het goed wat de Heere doet. Nu heeft Job niemand meer. Niemand?
Daar komen drie vrienden aan. Het zijn Elifaz, Bildad en Zofar. Als ze Job op de ashoop zien zitten, herkennen ze hem nauwelijks. Zo vreselijk ziet hij er uit. Is dat Job? Is dat die rijke man, die door iedereen geëerd werd? Ze scheuren hun kleren. Ze strooien stof op hun hoofd en ze huilen.
Dan gaan ze naast hem zitten. Ze zien dat Jobs verdriet zó groot is, dat ze niets zeggen. Zeven dagen en zeven nachten zitten ze bij hem en al die tijd zeggen ze geen woord. Wat een troost voor Job, dat hij vrienden heeft die hem opzoeken.
Na zeven dagen begint Job te spreken. Het stormt in Jobs hart: “Was ik maar niet geboren,” klaagt hij, “dan had ik al deze ellende niet meegemaakt. Of was ik maar gelijk gestorven na mijn geboorte, dan was ik nu niet zo ongelukkig.”
Elifaz, één van de vrienden, geeft antwoord. Troost hij Job? Spreekt hij vriendelijke woorden? Nee, hij bestraft Job. “Job,” zegt hij, “je hebt veel mensen met woorden getroost in je leven. Als mensen verdrietig waren, heb jij ze weer moed gegeven. Maar nu je zelf verdrietig bent, word je ongeduldig. Nu zeg je dat je liever zou willen sterven. Vertrouw je nu niet meer op de Heere? God straft toch alleen mensen die gezondigd hebben? Jij zal ook wel iets ergs gedaan hebben, anders zou de Heere jou niet zo zwaar straffen. Job, je bent een huichelaar. Je doet alsof je heel eerlijk bent, maar je zal toch wel een grote zonde gedaan hebben. Als je je zonden aan de Heere belijdt, zal Hij je wel weer helpen en zegenen.” Elifaz troost Job niet, hij beschuldigt hem. Daardoor wordt Jobs lijden nog zwaarder!
Job weet in zijn hart dat hij geen huichelaar is. Hij zegt het ook tegen zijn vrienden. Maar zijn vrienden geloven hem niet. Om de beurt spreken ze. Ze zeggen: “God is rechtvaardig. Hij is eerlijk. Denk je soms dat jij rechtvaardiger bent dan God? Jij bent goddeloos, daardoor moet je nu zo lijden. God zou je niet zo straffen als jij oprecht en eerlijk was. Belijd je zonden nu maar aan de Heere, dat is het beste wat je kunt doen.” Zo spreken Jobs vrienden tegen hem, urenlang. Job verdedigt zich, maar ze willen er niets van weten. Ze geloven hem niet meer.
Nu heeft Job niets meer. Zelfs de troost van zijn vrienden is hij kwijt. Niets meer? Alleen Jobs geloof is nog over. Met dat geloof klampt hij zich aan de Heere vast. Hij zegt: “Hoe lang gaan jullie nog door om mij te beschuldigen? Jullie zeggen steeds dezelfde lelijke dingen over mij, maar ik weet één ding heel zeker: mijn Verlosser leeft. Wat er ook zal gebeuren, hoe lang dit lijden ook zal duren, eenmaal zal ik sterven. En mijn lichaam zal begraven worden en het zal verteren in het graf. Maar eenmaal zal ik opstaan en dan zal ik met mijn eigen ogen mijn Verlosser zien, mijn Heere en mijn God. Ik verlang heel erg naar dat moment!”
Zie je dat Job geen huichelaar is? Zie je dat Job rotsvast gelooft in zijn Verlosser, de Heere Jezus? De duivel heeft niet gewonnen. Hij heeft Job alles afgenomen, maar Jobs geloof kan hij hem niet afnemen. Hij zou het wel willen, maar hij kan het niet. God is machtiger dan de duivel. De duivel kan niets doen zonder dat God het goed vindt. Dat komt omdat Jobs Verlosser leeft!

Misschien heb jij ook iets heel verdrietigs meegemaakt in je leven. Misschien vroeg je je wel af waarom de Heere dat deed. De Heere wil dat je al je verdriet aan Hem vertelt, hij gebruikt dit als middel om je te bekeren of om je dichter bij Hem te krijgen. Weet je nog wat Job zei, toen hij niets meer overhad? Want ik weet: mijn Verlosser leeft… Dat was zijn houvast.

Later zal die Verlosser ook lijden. Zijn lijden zal veel zwaarder zijn dan dat van Job, zo zwaar dat Hij druppels bloed zweet. Hij is de Man van smarten, die op de aarde kronkelt als een worm. “Vader, indien het mogelijk is, laat dan dit lijden aan Mij voorbijgaan,” bidt Hij. Het is de Heere Jezus, de Zaligmaker.
Aan het kruis roept de Heere Jezus: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" Maar God antwoordt niet. De Heere Jezus moet het lijden alleen dragen. De zware last van de zonde van alle mensen drukt op Hem. Maar alleen daarom, juíst daarom, is God genadig geweest voor Job. Daarom is Hij genadig voor alle mensen die met hun zonden tot Hem vluchten. Omdat de Heere Jezus de dood en de duivel overwon. Niets, geen duivel, geen mens, geen dood, kan Job scheiden van de liefde van Christus.

De vrienden van Job weten niet meer wat ze zeggen moeten. Maar dan gaat de Heere Zelf spreken. Job kon immers niet begrijpen, waarom hij zo moest lijden? Nu gaat de Heere aan Job leren, dat dat ook niet te begrijpen is. Nu gaat de Heere Job leren, hoe groot Hij is en hoe nederig Job voor de Heere moet buigen.

Na alle vragen van Jobs vrienden, gaat God aan Job vragen stellen. Er komt een groot onweer en dan spreekt de Heere: “Job, waar was jij toen Ik de aarde schiep? Wie heeft bepaald hoe groot de aarde moest worden? Wie heeft de zee gemaakt en de sterren? Weet jij waar de sneeuw vandaan komt en de hagel? Wie laat de wind waaien? Kan jij de regen tegenhouden, of kan jij de zon laten schijnen, Job? Zeg het eens, Job!”
Job zwijgt. Hij is stil geworden. Hij durft nu niets te zeggen. De Schepper van hemel en aarde spreekt. “Job, wie geeft de raven te eten? Weet jij wanneer de steengeiten jongen krijgen? Zal de eenhoorn naar jou luisteren? Vliegt de sperwer omdat jij het wilt? Job, wil je nog steeds met Mij twisten? Kun je Mij antwoorden?”
Dan antwoordt Job. Hij is nu heel klein: “Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. U bent zo groot en machtig. Ik moet zwijgen.”
En weer spreekt de Heere. “Job, Ik heb alles geschapen! Ben Ik niet rechtvaardig? Wilde je Mij oordelen zodat jij zelf onschuldig zou zijn? Ben je soms zo sterk als Ik? Laat dat eens zien! Laat je stem eens donderen zoals die van Mij! Versla je vijanden dan! Gebruik je eigen kracht maar om ze te vernederen. Kun je dat? Spreek, Job!”
Daar zit Job. Hij heeft niets meer over. Nu ziet hij pas echt, hoe groot de Heere is. Nederig antwoordt Job: “Ik weet dat U alles kunt. Alles wat U wilt, gebeurt ook. Ik heb over dingen gepraat die ik niet begrijp, waar ik niets vanaf weet. Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as.”
Zo wil de Heere Job zien. Nu is hij genoeg beproefd, net als het goud. Hij heeft zijn schuld beleden. Nu is hij gezuiverd, net als het goud.
Dan bestraft de Heere Jobs vrienden. Job is geen huichelaar! De vrienden moeten een offer brengen vanwege hun beschuldigingen.

De Heere geneest Job. Hij is weer helemaal gezond! En dan zegent de Heere Job nog rijker dan voor zijn lijden. Zijn vroegere vrienden komen weer terug. Had Job vroeger zevenduizend schapen, nu krijgt hij er veertienduizend. Eerst had hij drieduizend kamelen, nu zesduizend. Al zijn dieren krijgt hij dubbel terug.
Job krijgt ook weer tien kinderen, net als vroeger. Hij leeft nog honderdveertig jaar. Dan sterft hij. Dan mag hij zijn Verlosser zien, zoals hij altijd heeft geloofd! Wat een genade!

Job is beproefd, als goud in de smeltoven. Hij is gezuiverd door het lijden. Hij is klein geworden voor God. Hij heeft schuld beleden. God heeft Job niet losgelaten. God zal Zijn kinderen nooit loslaten. Job heeft zijn geloof behouden. De Naam des Heeren zij geloofd!

Achtergrondinformatie

In deze vertelschets zijn verschillende delen uit het boek Job gebruikt. Het gaat vooral om de volgende hoofdstukken:
Job 1-4
Job 19
Job 38-40
Job 42
Om de schets niet te lang te maken, is het gedeelte over Elihu, Jobs vierde vriend weggelaten (Job 32-37).

Job
Job was een rijke herdersvorst. Hij woonde in het land(schap) Uz, dat in Edom lag. Hij leefde in de tijd van de aartsvaders (Abraham, Izak en Jakob), omstreeks 1700 voor Christus.
Waarschijnlijk behoorde Job tot de nakomelingen van Nahor, de broer van Abraham. Nahors oudste zoon heette Uz. (Genesis 22:21).

Sabeeërs
De Sabeeërs waren nakomelingen van Seba, een kleinzoon van Abraham en Ketura. Zij woonden in het zuidwesten van Arabië.

Chaldeeën
De Chaldeeën woonden in het zuiden van Mesopotamië. Zij behoorden tot een Aramese stam. Ze worden ook wel Babyloniërs genoemd. Onder Nebukadnezar stichtten ze een wereldrijk.

Overzicht van het boek Job
Het boek Job is genoemd naar de hoofdpersoon Job.
In Job 1 en 2 gaat het over de vraag waarom Job zo zwaar beproefd wordt door de satan.
In Job 3-31 staan de gesprekken tussen Job en zijn drie vrienden, Elifaz, Bildad en Zofar. Zij proberen Job te overtuigen dat hij zelf de oorzaak is van al zijn lijden. Job houdt zijn onschuld vol tegenover zijn vrienden. Toch zondigt hij door de Heere van onrecht te beschuldigen. Job roept de Heere ter verantwoording.
Job 32-37 gaat over Elihu. In deze hoofdstukken reageert hij verontwaardigd op de beschuldigingen van Elifaz, Bildad en Zofar. Hij bestraft ook Job en zegt dat de Heere niet onrechtvaardig is.
In Job 38-41 spreekt de Heere tegen Job over Zijn schepping, Zijn heerlijkheid in de natuur, Zijn almacht en alomtegenwoordigheid.
Job 42 beschrijft dat Job zijn schuld belijdt. Ook Elifaz, Bildad en Zofar belijden schuld. Daarna zegent de Heere Job dubbel.

Het lijden
Het doel van het boek is te leren dat God als Oppermajesteit regeert naar Zijn goeddunken en rechtvaardig is in alles wat Hij doet. We moeten geduldig dragen wat Hij over ons brengt, ook al begrijpen we niet waarom Hij het doet.
Alle lijden is er uiteindelijk alleen vanwege de zonde. Maar de oorzaak van ons lijden hoeft niet altijd een persoonlijke zonde te zijn. Job lijdt niet vanwege deze of gene zonde die hij begaan heeft, maar juist vanwege zijn vroomheid. De satan mag van God Jobs vroomheid op de proef stellen.
Jobs lijden is om hem te louteren, om af te zien van mensen en om hem te doen vertrouwen op God alleen. Het is ook een lijden om de eer van Gods naam tegenover de satan.
Dit is het lijden naar de wil van God, omwille van de gerechtigheid, om Jezus' wil. Lijden hoort bij het christen zijn. Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden (Filippenzen 1:29). Het is een bijzonder gunst van God als we mogen lijden omwille van het Evangelie. Gij dan, lijd verdrukkingen als een goed krijgsknecht van Jezus Christus (2 Timotheüs 2:3).
Als we geplaatst worden voor het ondoorgrondelijke raadsel van het lijden, past het ons te zwijgen.

Satan een dienstknecht van God
Niet alleen engelen, maar ook de duivelen zijn dienstknechten van God, zij het niet gewillig. De duivel heeft van zichzelf geen enkele macht. Hij moet voor alles wat hij doet toestemming aan God vragen. Daarom kunnen we ons met een gerust hart op God verlaten, wetende, dat Hij de duivelen in de toom houdt en al onze vijanden, die ons, zonder Zijn toelating en wil, niet schaden kunnen (NGB artikel 13). God voert ook door de duivel Zijn raadsbesluit uit.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2011

Kompas Handleiding | 14 Pagina's

Handleiding 1b: Job wordt beproefd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2011

Kompas Handleiding | 14 Pagina's