Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nehemia

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nehemia

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerntekst: Nehemia 2:20m "God van de hemel, Die zal het ons doen gelukken en wij, Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen."

In het paleis van de koning van Babel zit een man. Zijn gezicht staat verdrietig. Een diepe rimpel is boven zijn ogen. Hoe lang zit hij daar nu? Hij weet het niet eens. Af en toe glinstert er een traan op zijn wangen. Wie is die man? Waarom is hij zo verdrietig?

Is koning Arthahsasta boos op hem?

De man die daar zo verdrietig zit is Nehemia, een Jood. Hij is een van de Joden die toch in Babel gebleven is, toen de koning gezegd had, dat de Joden vrij waren om terug te gaan naar Kanaän.

Hij heeft aan het hof een belangrijke baan. Hij is de schenker van de koning. Altijd als hij de koning zijn beker wijn aangeeft, proeft hij er eerst zelf van, om zo te voorkomen dat een vijand de koning zou vergiftigen.

Maar waarom is Nehemia dan zo verdrietig?

Wel, hij heeft bezoek gehad van zijn broer Hanani met nog enkele vrienden. Ze waren helemaal uit Jeruzalem gekomen. En Hanani heeft dat erge verteld, waarom Nehemia nu zo bedroefd is.

Jeruzalem, dat eens helemaal verwoest werd door koning Nebukadnezar, is weer behoorlijk opgebouwd. De tempel is hersteld, maar verder? De vijanden kunnen de stad zomaar binnen komen, 's nachts sluipen de jakhalzen door de straten, want de muren liggen nog helemaal in puin. De poorten, die verbrand waren, zijn niet vernieuwd en iedere vijand kan in en uit lopen. Nehemia is diep bedroefd. Hij had zo gehoopt op goede berichten van zijn broer, en nu dit. Hij huilt ervan en hij wil niet eten. Er is maar één ding, dat hij doen kan, daar in dat verre Babel, en dat is: bidden. Bidden tot de God van Israël, de God van Jeruzalem. "O Heere", roept hij uit, "wilt U toch horen naar mijn gebed. Wij hebben gezondigd, we zijn het niet waard dat U naar ons luistert, maar U heeft toch met ons, Uw volk Israël, een verbond gesloten?! Wilt U ons verlossen?" En ineens komt daar een prachtig plan in zijn gedachten. Als dat eens zou kunnen?

Opnieuw bidt hij tot de Heere, Hij alleen kan zijn plan laten gelukken.

Dagen gaan voorbij. Het worden weken, maanden. Nehemia's gezicht staat somber. Steeds moet hij aan Jeruzalem denken. En zijn plan? Ach, dat moet hij aan de koning vragen, en zal die het goed vinden? Op een dag staat Nehemia zoals gewoonlijk bij de koning om hem de beker te geven. Plotseling kijkt Arthahsasta hem oplettend aan.

"Wat is er met je aan de hand Nehemia? Je kijkt verdrietig, terwijl je niet ziek bent. Er moet iets erg gebeurd zijn."

Nehemia schrikt. Hij weet dat je bij de koning nooit verdrietig mag kijken, maar altijd opgewekt en vrolijk. Zou hij nu boos zijn? Even kijkt hij de koning aan. Zal hij het maar eerlijk zeggen? "O koning, leef in eeuwigheid. Dat ik verdrietig kijk is geen wonder, want de muren van Jerzualem, de stad van mijn vaderen zijn nog steeds verwoest en de poorten zijn verbrand." Wat zou de koning nu antwoorden?

Maar vriendelijk klinkt het: "En wat zou je nu graag willen Nehemia?"

Nu komt het erop aan. Nu zal zijn plan lukken of juist mislukken. Nenemia's hart richt zich tot de Heere. Hij vouwt zijn handen niet, hij buigt zijn knieën niet, en toch bidt hij. Hij roept tot God. Zomaar een schreeuw, een zucht. Is dat dan ook bidden? O ja, het maakt voor de Heere niet uit of je lang bidt of kort, maar of het een gebed is, dat uit je hart komt. Bid jij ook weieens zo tot de Heere? Zomaar een schreeuw tot God? Nehemia bidt. 't Is maar een ogenblik. Dan antwoordt hij de koning: "Wat ik wil, koning? Als u het goed vindt, zou ik graag naar Jeruzalem gaan om de muren en poorten te herstellen."

Een ogenblik denkt de koning na. Hij wil Nehemia niet graag missen. Dan zegt hij: "Je mag gaan, maar als alles klaar is moet je weer terugkomen om mij te dienen." Wat een blijdschap voor Nehemia!

De Heere heeft zijn gebed tot hier toe verhoord! Hij krijgt brieven mee voor de oversten van Kanaän, waarin de koning de plannen van Nehemia goedkeurt. Ook krijgt hij brieven mee, waarin staat dat hij hout mag gebruiken uit de tuin van de koning. De reis kan beginnen. Gods goede hand is over hem.

Het is nacht. De mensen in Jeruzalem slapen. De deuren zijn stevig op slot, want vooral 's nachts dreigt er zoveel gevaar. Maar kijk daar eens: daar bij de Dalpoort bevindt zich een groepje mannen, één van hen zit op een ezel en de anderen lopen. Wie zijn dat, en wat doen ze daar? Zijn het dieven of andere mensen met slechte plannen? Waarom trekken ze er anders midden in de nacht op uit?

Het is Nehemia met een paar trouwe knechten. Na een lange reis is hij in Jeruzalem aangekomen, en nu, drie dagen na zijn aankomst gaat hij de muren van Jeruzalem bekijken. Hij wil zien of het echt wel zo erg is, als Hanani, zijn broer, verteld heeft.

Als hij alles zelf gezien heeft, zal hij een plan kunnen maken om de muren weer op te bouwen. Dan pas zal hij vertellen waarom hij gekomen is. De mensen zullen hem anders misschien niet eens geloven, en de vijanden zullen het hem alleen maar moeilijk maken.

Daar gaat Nehemia een van de poorten van Jeruzalem uit. Wat hij ziet, doet hem schrikken. Hanani heeft gelijk gehad. Sommige stukken van de muur zullen helemaal opnieuw gebouwd moeten worden. Als hij bij de Fonteinport komt, kan zijn ezel niet eens verder. De brokstukken van de muur tekenen grillige schaduwen in het licht van de maan.

Alleen met Gods hulp, zal de muur weer kunnen worden opgebouwd en de verbrande poorten vernieuwd.

De volgende morgen roept Nehemia de leiders van de stad en de priesters bij elkaar. Nu is het tijdstip gekomen om zijn plannen te vertellen. "Jullie weten, in welke verdrietige toestand Jeruzalem is, de muren zijn verwoest, de poorten verbrand. Kom, laten we daar iets aan doen, laten we de muren van Jerzualen gaan bouwen, zodat onze vijanden ons niet langer zullen bespotten en uitlachen."

En dan vertelt Nehemia, hoe wonderlijk de Heere alles geleid heeft met hem. Hoe de Heere zijn gebed verhoord heeft. Dat hij van Arthahsasta naar Jeruzalem mocht gaan om Jeruzalems muren op te bouwen. Hij was dan ook als stadhouder over Jeruzalem aangesteld.

Wat zijn de Joden verwonderd als ze dit horen. Een stadhouder uit hun eigen volk, gekomen, om het goede voor hen en voor Jeruzalem te zoeken. Ze krijgen nieuwe moed. "Nehemia heeft gelijk", zeggen ze, "we moeten Jeruzalems muren gaan bouwen". Er is blijdschap in hun hart, er is verlangen in hun hart om aan het werk te gaan. Wat een wonder dat de Heere nog zo voor hen wil zorgen, dat Hij nog zo naar hen wil omzien. Ben je daar ook wel eens verwonderd over? Dat de Heere altijd zo goed voor je is? En dat terwijl je dat niet verdient. Vanwege de zonde was de stad verwoest en nu wordt vanwege Gods genade en goedheid de stad weer opgebouwd.

Maar als de Heere goed is voor zondaren, komen daar vijanden op af. De duivel kan niet uitstaan dat de Heere genadig is. Dan doet hij alles om Gods plannen in de war te sturen. En altijd vindt hij wel mensen, die hem daarbij willen helpen.

Als Sanballat, de stadhouder van Samaria, hoort van de plannen van Nehemia, komt er boosheid in zijn hart. Samen met Tobia, zijn vriend, zou hij wel willen dat Nehemia weggebleven was.

Samen bespotten ze Nehemia en zeggen: "Wat denken jullie wel? Zouden jullie die muren op kunnen bouwen? Jullie willen in opstand komen tegen koning Arthahsasta!" Zo proberen ze de Israëlieten aan het twijfelen te brengen, aan Gods macht en goedheid. Maar dan klinkt het krachtige antwoord van Nehemia: "God van de hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij, Zijn knechten zullen bouwen! Maar jullie, jullie zullen in de stad niet meer komen, want jullie horen hier niet!" Wat een vertrouwen heeft Nehemia op de Heere. God zal het ons doen gelukken! Is dat niet een beetje overmoedig? O nee, als je door genade gehoorzaam bent aan de Heere, mag je Zijn zegen en hulp verwachten. Nehemia's uitroep tegen Tobia en Sanballat: God zal het ons doen gelukken, is gelijk ook een krachtig gebed tot de Heere: O God, doe het ons gelukken, en wie zo bidden mag, wordt zeker verhoord, want God hoort naar zulke bidders. Ook nu nog.

Nehemia vertrouwt op de Heere, en dat geeft hem kracht, dat maakt hem zo moedig en sterk. Het is geen opschepperij: God zal het ons doen gelukken, maar het is blindelings vertrouwen op wat de Heere beloofde. Ken jij dit vertrouwen?

Dat geeft midden in de moeilijkheden rust en kracht. De Israëlieten worden aan het werk gezet. Overal bij de muur zijn mannen aan het werk, rijken en armen, priesters en knechten. En overal komt Nehemia, om te kijken hoe het gaat, om mee te helpen, om moed in te spreken, als het op sommige stukken moeilijk werken is.

Maar kijk daar eens, dat groepje mannen daar buiten de poorten. Een spottende stem roept: "Wat zijn deze dwaze Joden toch aan het doen? Zouden ze niet eerst moeten offeren voor dit werk? Zullen ze die muren wel afkrijgen? Denken ze soms dat ze van die steentjes uit de puinhopen weer nieuwe muren kunnen bouwen?

Geschrokken kijken de bouwende Joden naar de man die daar zo met hen spot. Dan zien ze het. Het is die Sanballat weer en Tobia is er ook bij. Hoor, Tobia heeft ook wat te zeggen: "Ach", zegt hij, " al krijgen ze deze muur misschien af, als er een jakhals over heen zou lopen, stort hij al weer in elkaar." Zijn spottende lach klinkt de Joden nog na in de oren. Maar ze rechten hun rug. Een ogenblik kijken ze zoekend rond, dan zien ze Nehemia, die rustig doorgaat met het werk en doet, alsof hij de spottende woorden niet gehoord heeft. God van de hemel. Die zal het ons doen gelukken, wil hij daarmee zeggen. Doorgaan mannen! Laat ze maar spotten, de Heere is met ons.

Sanballat en Tobia zijn woedend als ze bemerken dat hun spot de Joden niet moedeloos maakt. Wacht maar, dan zullen ze wel eens iets anders verzinnen. Ais spot alleen niet helpt dan zullen ze de stad binnenvallen. Maar Nehemia hoort van dit plan en hij roept tot de Heere. Denk niet dat bij Nehemia alles maar vanzelf ging! Hij bidt tot de Heere om hulp. En dan vertelt hij zijn plannen aan het volk. En kijk, daar lopen ze nu, een groep mannen die eerst meebouwde. Met zwaarden, pijl en boog en spiesen staan ze op wacht. Dag en nacht bewaken ze de muur. Niemand kan de stad meer in of uit.

En kijk daar eens, op de muur, die nu al half af is. De mannen die stenen dragen hebben in hun ene hand een spies, en in hun andere hand dragen ze de stenen. En de bouwers? Ze hebben het zwaard aan de heup. Nee, ze kunnen nu niet meer zo hard doorwerken als in het begin, maar dat geeft niet. God van de hemel, Die zal het toch doen gelukken! De vijand zal het niet winnen. Met de ene hand aan het zwaard en met de andere hand bouwend, zo doen ze hun werk. Zo letten ze op of de vijand niet komt. Ze zijn er op voorbereid. Ze weten dat de vijanden op de loer liggen. En ze houden er rekening mee. Doe jij dat ook? Ben je ook gewapend tegen de vijand? Weet je welk wapen je dan nodig hebt? De Bijbel. Want dat is Gods eigen Woord, daarmee kun je de grootste vijand, de duivel, in Gods kracht en door Zijn genade verslaan. Moedig werken de Joden verder. Even waren ze bang, maar toen had Nehemia gezegd: Vreest niet voor de vijanden, maar denkt aan die grote en vreselijke Heere!

Op nog meer manieren proberen Tobia en Sanballat het werk te laten mislukken, maar waar gewerkt wordt in vertrouwen op de Heere, daar geeft Hij ook genade om door te mogen gaan. Al de leugens en listen lopen op niets uit. De muur komt af! Na 1,5 maand werken, na 52 dagen is de muur af. De nieuwe poorten zitten erin, de scheuren zijn hersteld, de gaten zijn gedicht, de muur is af.

Als de vijanden dat horen, komt er diep ontzag in hun harten. Ze begrijpen heel goed, dat dit niet door mensen alléén is gedaan. Hier heeft God geholpen. En zo is het ook. God van de hemel, Die heeft het doen gelukken. Ieder die op Hem vertrouwt zal niet beschaamd worden.

Kijk daar lopen twee groepen mensen over de nieuwe muur. Ze gaan ieder een kant uit. Sommigen dragen muziekinstrumenten bij zich en anderen zingen. Bij de tempel komen ze weer bij elkaar. Dan gaan ze de muur af, om bij de tempel, de Heere dankoffers te brengen vanwege Zijn trouw en goedheid.

Zie je daar die man, met die blijde glans in zijn ogen? Dat is nu dezelfde Nehemia, die in Babel zo somber was. Nu is hij blij, want de Heere heeft zijn gebed verhoord. Het plan is gelukt. Niet door Nehemia, maar vanwege Gods genade! God van de hemel, Die heeft er voor gezorgd. Kijk daar buigt hij zijn knieën om die trouwe God te danken. Ken jij de Heere, zoals Nehemia? Je mag Hem al je zorgen vertellen, dat deed Nehemia ook.

Dan wil de Heere luisteren, en helpen. Vraag aan de Heere, of Hij ook jou wil leren alleen op Hem te vertrouwen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1987

Mivo -12 | 20 Pagina's

Nehemia

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1987

Mivo -12 | 20 Pagina's