Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De blindgeborene

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De blindgeborene

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen: Joh. 9Zingen: Ps. 27 :1,6Ps. 146 :6,8Ps. 36:3ps. 116 :7,11Ps. 97 :7Ps. 118 :1,13Ps. 89 :7Ps. 138 :4Ps. 84 :6Lofz. v. Zach.: 5Tekst: "Eén ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie"(Joh. 9:25)

Bijna iedereen in Jeruzalem kent hem wel, de blinde bedelaar. Daar zit hij weer, bij de tempelpoort. Zijn doffe ogen staren vooruit. Smekend heft hij telkens zijn hand omhoog. Vandaag is het bijzonder druk in de tempel, want het is sabbat. Honderden mensen gaan langs hem heen. De meesten zien de stakker nauwelijks zitten. Het lijkt wel of niemand medelijden heeft met hem. Het lijkt wel of niemand er over nadenkt hoe erg het is, als je blind geboren bent.

Deze man heeft vroeger nooit met andere kinderen kunnen spelen. Nooit heeft hij zijn vader en moeder gezien. Nooit heeft hij kunnen genieten van de prachtige natuur. Nog erger is het voor hem om bedelaar te zijn. Maar het ergst van alles is, dat de mensen zijn blindheid zien als een verdiende straf van God. Dat denken zelfs de discipelen van de Heere Jezus.

Kijk,-daar komen ze aan. Samen met de Heere Jezus verlaten ze de tempel. Wanneer ze de bedelaar zien, vragen ze: "Rabbi, waarom is hij blind geboren? Komt dat door zijn eigen zonden of hebben zijn ouders een groot kwaad gedaan?" Jezus antwoordt dat de blindheid van de man daar niets mee te maken heeft. Deze man is blind, omdat God wonderen aan hem zal doen. Jezus zegt ook: "Ik ben het Licht der wereld".

Dan doet de Heere Jezus iets wonderlijks. Hij spuwt op de grond en roert het speeksel door het zand. Voorzichtig strijkt Hij het slijk op de ogen van de blinde. Nu zegt Hij tegen hem: "ga heen, was u in het badwater Siloam". Verbaasd zien de discipelen dat de blinde bedelaar gehoorzaam gaat doen wat Jezus zegt.

Héél voorzichtig loopt hij daar...

Strompelend en tastend daalt hij af door de nauwe straatjes van de stad. Eindelijk heeft hij het zuidelijk dal van Jeruzalem bereikt. Dtór is het badwater Siloam. En daar gebeurt even later een groot wonder! Terwijl de blinde de modderige grond van zijn ogen afspoelt, komt voor het eerst in zijn leven het licht in zijn ogen. Hij kan zien! Hij kan wel juichen van blijdschap! Vol van vreugde en dankbaarheid gaat hij de stad weer in.

Na een poosje ontmoet hij zijn buren en een aantal bekenden. Sommigen van hen kunnen niet geloven, dat hij echt genezen is. Heel verbaasd vragen ze hem hoe dat gekomen is. Opgewekt klinkt het antwoord: de man, die Jezus heet, maakte slijk, streek het op mijn ogen en zei tegen me: "ga naar Siloam om je te wassen. Dat heb ik gedaan en nu kan ik zien!" Met een stralend gezicht kijkt de man de mensen aan, die hij nu voor het eerst van zijn leven ziet. Nieuwsgierig vragen zijn kennissen waar Jezus is. Maar dat weet hij niet. Dan wordt hij naar de Farizeeën gebracht. Die moeten er meer van weten, vinden sommigen. Zoiets mag toch eigenlijk niet op de sabbat gebeuren?

Vanmorgen hebben deze schriftgeleerden een gesprek gehad met de Heere Jezus in de tempel. Jezus had hen toen verteld, dat Hij van God gezonden was. Ze waren toen zó kwaad geworden, dat ze Hem hadden willen doden met stenen. Maar door een wonder konden ze hem ineens nergens meer vinden. Verbitterd kijken ze nu voor zich uit. Zou Jezus dan tóch van Goddelijke afkomst zijn? Dat kan niet, vinden sommigen, want Hij houdt de sabbat niet. Andere Farizeeën twijfelen. "Als Jezus een zondaar is", zeggen ze, "dan kan Hij toch niet zo'n wonder doen?" Ze zijn het niet met elkaar eens.

"Zeg zelf eens wat je van Hem denkt", vragen ze de man, "jij bent immers genezen".

"Hij is een profeet", klinkt het heel vrijmoedig. De blindgeborene gelooft vast en zeker, dat Jezus door God is gezonden om hem te genezen. De Farizeeën kijken elkaar eens aan. Ze schudden hun hoofden. Ze willen niet geloven dat deze man de blindgeborene is. "Laten we zijn vader en moeder er maar eens bij halen", zeggen ze, "dan weten we wat meer".

Daar komen de ouders van de man binnen. "Dat is onze zoon", vertellen ze, "hij is blind geboren". Ze durven niet te zeggen hoe hun zoon is genezen.

"Vraag het maar aan hemzelf, hij is oud en wijs genoeg", zeggen ze. De ouders van de man zijn bang om de naam van Jezus te noemen. Ze durven Jezus niet de eer te geven van deze wonderlijke genezing. Misschien mogen ze dan niet meer in de synagoge komen.

De Farizeeën roepen de man weer bij zich. Ze zeggen tegen hem, dat ze zeker weten dat Jezus een zondaar is. Hij kan hem in ieder geval niet genezen hebben. Ze vragen de man of hij dat eerlijk wil toegeven. Maar dat wil hij niet. Hij zegt op vastberaden toon: "Of Hij een zondaar is, weet ik niet; één ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie".

"Hoe ging dat dan precies?" vragen de Farizeeën. Spottend kijkt de man de schriftgeleerden aan. Hij heeft niet zoveel eerbied meer voor deze geleerden. "Moet ik het nóg een keer vertellen", vraagt hij. "Willen jullie soms ook Zijn discipelen worden?"

De Farizeeën worden nu woedend om deze vraag. Ze beginnen hem uit te schelden. Snauwend klinkt het: "Jij bent een discipel van Hem, maar wij zijn leerlingen van Mozes". "Wij weten dat God tot Mozes gesproken heeft, maar van Jezus weten we niet waar Hij vandaan komt!"

De genezen blinde is helemaal niet onder de indruk van deze hatelijke opmerkingen. Vrijmoedig en eerlijk kijkt hij de vijanden van zijn Weldoener aan. Dan zegt hij: "Dat is nou zo vreemd. Jullie weten niet vanwaar Hij komt. Toch heeft Hij mijn ogen geopend. Als Deze niet van God kwam, dan had Hij niets kunnen doen". De Farizeeën beginnen opnieuw te tieren en te schelden. Ze voelen wel aan, dat ze de verliezers zijn. "Jij bent vanaf je geboorte één en al zonde en wil je ons leren ?" roepen ze uit. "Jij mag niet meer de diensten in de tempel bijwonen, ook kom je de synagoge niet meer in! Voortaan ben je een verachte onder je eigen volk". Hardhandig zetten ze de man buiten de deur.

En daar loopt hij nu, de vroegere blinde bedelaar. Teleurgesteld kijkt hij om zich heen. Wat erg dat zo weinig mensen blij zijn, dat hij genezen is. Wat verschrikkelijk dat de Farizeeën zó vijandig over zijn Redder denken! Hij is ook bedroefd, omdat hij nu niet in de tempel de Heere mag danken voor zijn wonderlijke genezing. Maar het meest verdrietig is hij nog wel, dat Jezus, zijn Genezer, niet bij hem is. Hij voelt zich eenzaam en onbegrepen... Maar dan, héél onverwachts, staat Hij voor hem: het Licht der wereld!

De Heere Jezus weet Zijn kinderen altijd te vinden in hun verdrukkingen en eenzaamheid. Liefdevol klinken Zijn woorden: "Gelooft gij in de Zoon van God?" Heel nederig en verlangend vraagt de blindgeborene: "Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem mag geloven?" Dan zegt Jezus: "Ik ben het Die met u spreekt!" Een ogenblik kijkt de man vol ontzag en diepe eerbied op de Zaligmaker. Dan zegt hij met een ontroerde stem: "Ik geloof, Heere!" Met deze paar woorden belijdt Hij zijn geloof in de Heere Jezus als Zijn Heere en Heiland. O, wat voelt hij zich klein voor de Zoon van God. Hij buigt diep zijn hoofd, knielt voor Hem neer en aanbidt Hem als Zijn Zaligmaker. Onuitsprekelijke blijdschap en vrede vervult zijn hart. Hij ziet Jezus met het oog van het geloof. Weg is zijn verdriet om de haat van de Farizeeën. Weg zijn al zijn zorgen. De Farizeeën hebben hem verstoten, maar Jezus neemt hem aan. Hij voelt zich nog gelukkiger dan bij het badwater Siloam. Toen werden zijn lichamelijke ogen geopend. Dat was een groot wonder. Maar nu is zijn hart geopend voor de Zaligmaker der wereld. Nu is hij genezen van zijn geestelijke blindheid.

Datzelfde wonder moet ook in ons leven gebeuren. Is het al gebeurd in jouw leven? Ons duistere hart moet verlicht worden. Onze zielsogen moeten geopend worden voor de Heere Jezus, het Licht der wereld. Dat Licht verdrijft de duisternis en het ongeloof. Als je dat Licht leert kennen in de nacht van je leven, dan mag je het eerlijk zeggen: "eén ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie".

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1994

Mivo -12 | 36 Pagina's

De blindgeborene

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1994

Mivo -12 | 36 Pagina's